AJ
Kenmerk: 109841 CV EXPL 02-4414
Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 6 november 2003 in de zaak van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende woningstichting [...] gevestigd te [...], eiseres, gemachtigde [...] rolgemachtigde [...]
[gedaagde] wonende te [...] doch feitelijk verblijfende [...] gemachtigde mr. [...]
De woningstichting zet als rechtsopvolger van [...] de onderhavige procedure voort.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en [gedaagde].
Verdere verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. het tussenvonnis van 6 februari 2003 en de daarin vermelde stukken;
2. de producties overgelegd bij brief van 31 maart 2003 aan de zijde van [gedaagde];
3. het proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 april 2003;
4. het proces-verbaal van getuigenverhoor van 3 juli 2003;
5. de conclusie na enquête;
6. de conclusie van antwoord na enquête.
Aan de zijde van [gedaagde] zijn achtereenvolgens als getuige gehoord [...] [gedaagde] (partijgetuige) en [...].
Aan de zijde van [eiseres] zijn achtereenvolgens als getuige gehoord [...] en [...].
Verdere beoordeling van het geschil
Bij voornoemd tussenvonnis is [gedaagde] toegelaten te bewijzen dat hij de woning aan de [...] voor het overgrote deel als woning gebruikt.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] niet in deze bewijsopdracht is geslaagd. Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.
Aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat de huurder die een woning gebruikt als pied-à-terre daarmee niet ipso jure geen goed huurder is omdat hij niet "altijd" in de woning verblijft.
Uit het door [gedaagde] bijgebrachte bewijs is echter niet komen vast te staan dat hij de woning voor het overgrote deel als woning gebruikt.
Zelfs al zou de kantonrechter uitgaan van een gemiddeld gebruik door [gedaagde] van de woning gedurende maximaal 3 avonden/nachten per week (verklaard door de getuigen die door [gedaagde] zijn voorgebracht, doch weersproken door de getuigen die in contra-enquête zijn gehoord), dan staat dit niet in verhouding tot de dagelijkse uitoefening van de prostitutie door mevrouw [...]. Met andere woorden: gebleken is nu juist dat de woning voor het overgrote deel voor bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt, terwijl krachtens de huurovereenkomst [gedaagde] gehouden is het gehuurde overeenkomstig de bestemming "wonen" te gebruiken.
De door [gedaagde] overgelegde foto's maken dit oordeel niet anders.
Enerzijds heeft [gedaagde] met betrekking tot deze foto's aangevoerd dat de woning er als woonruimte uitziet en als zodanig ingericht is. Slechts één (slaap)kamer is bestemd voor het bedrijven van prostitutie. Anderzijds is gebleken dat [gedaagde] dezelfde foto's heeft gebruikt om aan te geven dat de woning voldoet aan de eisen, die de APV in artikel 3.1.3 stelt in verband met een vergunning voor een seksinrichting of escortbedrijf. Tenslotte zeggen de foto's niets over de vraag of de woning voor het overgrote deel feitelijk als woning wordt gebruikt.
Uit de door [gedaagde] overgelegde adresdragers van instanties als de Belastingdienst, de Postbank en KPN Telecom valt op te maken dat [gedaagde] de post op het adres [...] ontvangt, doch dit zegt niets over het feitelijk gebruik van de woning.
Tenslotte merkt de kantonrechter op dat weliswaar van overlast of hinder voor omwonenden niet is gebleken, doch dit criterium is niet (meer) van belang nu vast is komen te staan dat de woning niet overeenkomstig de bestemming "wonen" wordt gebruikt.
Dit leidt tot de conclusie dat [gedaagde] de woning niet als goed huurder en volgens de bestemming gebruikt.
[gedaagde] heeft overigens geen omstandigheden gesteld en evenmin zijn deze gebleken waarom de kantonrechter hem, gelet op het bepaalde in artikel 7A:1623n BW, nog een termijn zou moeten gunnen om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.
Zoals reeds bij voornoemd tussenvonnis is overwogen, zal de vordering van [eiseres], nu [gedaagde] niet in het bewijs is geslaagd, als na te melden worden toegewezen.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.
ontbindt de huurovereenkomst van partijen met betrekking tot de woning, staande en gelegen aan de [...];
veroordeelt [gedaagde] om voormelde woning binnen één maand na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen met al de zijnen en het zijne en met overgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen;
machtigt [eiseres] om, zo [gedaagde] daarmede in gebreke blijft, de ontruiming te doen uitvoeren, desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 422,84 per maand ter zake van schadevergoeding voor iedere maand, zolang [gedaagde] in gebreke blijft met de ontruiming van de woning;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, in dit geding aan de zijde van [eiseres] gevallen, welke kosten tot op deze uitspraak zijn bepaald op:
aan explootkosten € 77,56
aan kosten GBA/KvK € -,--
aan griffierecht € 218,--
aan salaris gemachtigde € 540,--
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 november 2003, in aanwezigheid van de griffier.