ECLI:NL:RBDOR:2003:AM5490

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
23 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11/006245-03
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • K.H.J. Puite
  • C.B.M. Bruens
  • M.A.C. Prins
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging en hervatting van de gevangenhouding in strafzaak

Op 23 oktober 2003 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 11.006245-03, waarin de officier van justitie een vordering tot verlenging en hervatting van de gevangenhouding van de verdachte heeft ingediend. De verdachte was eerder op 29 juli 2003 in vrijheid gesteld, omdat het onderzoek was beëindigd. De officier van justitie heeft echter op 21 oktober 2003 nieuwe informatie ontvangen uit een aanvullend proces-verbaal, dat ernstige bezwaren tegen de verdachte zou opleveren. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de officier van justitie tot hervatting van de gevangenhouding niet ontvankelijk is, omdat er geen sprake was van een door de rechtbank bevolen opheffing van de gevangenhouding en de termijn waarvoor het bevel was verleend inmiddels was verstreken. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de gevangenhouding afgewezen en de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot hervatting.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook gekeken naar de eerdere gronden voor de gevangenhouding, waaronder de vrees voor het plegen van ernstige delicten en het onderzoeksbelang. De rechtbank concludeert dat, gezien het tijdsverloop en de wettelijke bepalingen, het niet mogelijk is om de gevangenhouding te verlengen. De beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de rechters K.H.J. Puite, C.B.M. Bruens en M.A.C. Prins aanwezig waren, en de griffier A.M. Vos de beschikking heeft opgemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Parketnummer: 11.006245.03
Beschikking van de rechtbank te Dordrecht op de vordering van de officier van justitie tot verlenging c.q. hervatting van de gevangenhouding in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren in 1945,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in het politiebureau te Gorinchem,
nader te noemen verdachte.
Uit het strafdossier is het na volgende gebleken.
Ten bezware van verdachte zijn de volgende feiten -kort samengevat- ten laste gelegd:
1. met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het sexueel binnendringen van het lichaam,
2. een afbeelding van een sexuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden, vervaardigen, invoeren of in voorraad hebben,
3. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid, van de Opiumwet en
4. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B van de Opiuwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, derde lid van de Opiumwet.
De rechtbank heeft op 2 juli 2003, toen verdachte in bewaring was, wegens ernstige bezwaren tegen hem de gevangenhouding bevolen met als gronden -kort samengevat- :
- vrees voor het plegen van een zesjaarsdelict;
- vrees voor het plegen van een delict met gevaar voor goederen;
- vrees voor het plegen van een delict met gevaar voor de gezondheid/ veiligheid
van personen;
- onderzoeksbelang;
De officier van justitie heeft de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte gelast, met ingang van 29 juli 2003, wegens einde van het onderzoek.
Naar mededeling van de officier van justitie ter zitting heeft de officier van justitie op 21 oktober 2003 een nader (aangevuld) proces-verbaal van de Dienst Recherche Onsterst., Jeugd en Zedenpolitie (kennelijk) van de Politie Zuid-Holland-Zuid/Recherchedistrict 3 ontvangen, waarin onder meer nadere resultaten zijn neergelegd van een onderzoek aan/in een onder verdachte in beslag genomen computer.
De officier van justitie vordert, gezien die nadere resultaten, die volgens de officier ernstige bezwaren tegen verdachte opleveren, thans de verlenging en/of de hervatting van de gevangenhouding van de verdachte.
Parketnr. 11.006245.03
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafdossier en heeft ter zitting de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw gehoord.
De beoordeling van de vordering.
De officier van justitie heeft kennelijk op grond van artikel 69 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte bevolen. Blijkens die bepaling heeft de officier van justitie die bevoegdheid, doch slechts in afwachting van de beslissing van de rechtbank op een verzoek, voordracht of vordering tot opheffing van een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding.
Noch uit het dossier, noch anderszins is gebleken dat de officier, op voet van artikel 69 lid 1 Sv bij de rechtbank een vordering heeft gedaan de voorlopige hechtenis op te heffen.
Gezien het bevel van 29 juli 2003 constateert de rechtbank dat de officier van justitie -contra-legem- voorafgaand of in aansluiting op het bevel invrijheidstelling heeft nagelaten een vordering tot opheffing van de gevangenhouding over te leggen.
Het moet er mitsdien voor worden gehouden dat het bevel gevangenhouding van kracht is gebleven en niet door het bevel van de officier van justitie is opgeheven.
Gezien het tijdsverloop van de termijn waarvoor het bevel gevangenhouding was verleend, is die termijn thans ruimschoots, namelijk sedert 6 augustus 2003, verstreken en is het ingevolge (het systeem van) de wet niet mogelijk thans het bevel gevangenhouding te verlengen.
De vordering van de officier van justitie tot verlenging van de gevangenhouding dient dan ook te worden afgewezen.
Voor zover de vordering van de officier van justitie ziet op het uitlokken van een bevel van de rechtbank tot hervatting van de gevangenhouding dient de officier van justitie niet te worden ontvangen in die vordering, nu er geen sprake is geweest van een door de rechtbank bevolen (voortijdige) opheffing en de termijn waarvoor het bevel gevangenhouding was verleend, is verstreken.
Mitsdien zal als volgt worden beslist.
BESLISSING:
De rechtbank
wijst af de vordering tot verlenging van de gevangenhouding;
verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vordering tot hervatting van de gevangenhouding.
Deze beschikking is gegeven te Dordrecht in raadkamer op 23 oktober 2003 door mrs. K.H.J. Puite, voorzitter, C.B.M. Bruens en M.A.C. Prins, rechters,
In tegenwoordigheid van de griffier A.M. Vos .