ECLI:NL:RBDOR:2003:AM2867

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
16 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
121765 CV EXPL 03-2836
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en wanprestatie verhuurder bij beëindiging huurovereenkomst en immateriële schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Dordrecht op 16 oktober 2003, staat de huurovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] centraal. [eiser] huurt sinds 3 juli 2001 een onderverdieping van de woning van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor een huurprijs van € 341,-- per maand. De problemen beginnen wanneer [gedaagde 1] in oktober 2002 de deur naar de woning van [eiser] dichtspijkert en de huurovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigt, omdat [eiser] zonder toestemming een nieuw slot op zijn deur had geplaatst. Na tussenkomst van de politie kan [eiser] zijn deur openen, maar de situatie escaleert verder wanneer hij op 1 december 2002 wordt bedreigd door een onbekende man die zich in zijn woning heeft genesteld.

De vordering van [eiser] omvat een schadevergoeding van € 16.341,--, bestaande uit € 11.000,-- voor vermiste goederen, € 341,-- voor reeds betaalde huur en € 5.000,-- voor immateriële schade door de gedwongen verhuizing. De kantonrechter oordeelt dat de wijze waarop [eiser] uit zijn woning is gezet een ernstige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer vormt, waardoor hij recht heeft op immateriële schadevergoeding op basis van artikel 6:106 lid 1 sub b BW. De kantonrechter kent een schadevergoeding van € 1.000,-- toe.

De rechter verklaart de opzegging van de huurovereenkomst per 1 december 2002 voor recht en wijst de vordering van [eiser] tot schadevergoeding toe, waarbij gedaagden hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld. De kantonrechter wijst ook de proceskosten toe aan [eiser]. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders in het huurrecht en de gevolgen van wanprestatie, waarbij de bescherming van de huurder centraal staat.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Ged. sub 2 proc. kostel.
Kenmerk: 121765 CV EXPL 03-2836
Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 16 oktober 2003 in de zaak van:
[eiser]
tegen :
1. [gedaagde 1]
2. [gedaagde 2]
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser], [gedaagde 1] en [gedaagde 2].
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 7 mei 2003;
2. de aantekening ter zitting van 15 mei 2003 respectievelijk 12 juni 2003 dat [gedaagde 1] uitstel heeft gevraagd en gekregen om een conclusie van antwoord te nemen;
3. de aantekening ter zitting van 24 juli 2003 dat [gedaagde 1] deze conclusie niet heeft genomen;
4. de conclusie van antwoord zijdens [gedaagde 2];
5. de conclusie van repliek;
6. de conclusie van dupliek zijdens [gedaagde 2];
7.de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
De feiten.
Als gesteld door de ene partij en niet of in onvoldoende mate weersproken door de andere partij wordt uitgegaan van het volgende.
[eiser] huurt sinds 3 juli 2001 van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de onderverdieping van de woning aan de [...] te [...] tegen een huurprijs van € 341,-- per maand. [gedaagde 1] bewoont de bovenverdieping. [gedaagde 1] en [eiser] delen een gemeenschappelijke buitendeur en hal. In oktober 2002 heeft [gedaagde 1] de deur naar de woning van [eiser] dichtgespijkerd en een mededeling op de deur geplakt dat de huurovereenkomst met onmiddellijke ingang werd beëindigd, omdat [eiser] zonder toestemming van [gedaagde 1] een nieuw slot op zijn deur had gezet. Na tussenkomst van de politie kreeg [eiser] toestemming zijn deur met een koevoet te openen. Op 30 november 2002 heeft [gedaagde 1] de huur voor de maand december 2002 van [eiser] in ontvangst genomen. Op 1 december 2002 werd [eiser] in zijn woning opgewacht door een man die vaak bij [gedaagde 1] op bezoek komt. De, [eiser] voor het overige onbekende, man eiste de woning van [eiser] op, bedreigde hem en zette hem een mes op de hals, waardoor een ongeveer 10 centimeter grote snijwond ontstond. [eiser] heeft de woning nadien niet meer durven te bewonen. Na enkele tevergeefse pogingen zijn goederen uit de woning te verwijderen werd [eiser] op 16 december 2002 bij aankomst bij de woning in aanwezigheid van de politie door de onbekende man bedreigd met een op een spit van een gril gelijkend voorwerp en een mes. Het is [eiser], op een paar zaken na en ondanks politie-assistentie, niet gelukt zijn goederen in zijn bezit te krijgen. De woning van [eiser] wordt sinds begin december 2002 bewoond door de onbekende man, die zich de goederen van [eiser] heeft toegeëigend.
De vordering.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser] te betalen een totaalbedrag van € 16.341,--, bestaande uit een bedrag van € 11.000,-- aan schade ter zake vermiste goederen, € 341,-- ter zake reeds betaalde huur voor de maand december 2003 en € 5.000,-- aanvullende schadevergoeding ter zake geleden schade door de gedwongen verhuizing, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede per
1 december 2002 de huurovereenkomst te ontbinden althans de opzegging per die datum voor recht te verklaren met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten van deze procedure.
Daartoe stelt [eiser] - samengevat - het volgende.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn als verhuurder tekort geschoten in hun verplichtingen tot het ter beschikking stellen van het gehuurde en het verschaffen van een rustig genot. [gedaagde 1] heeft bewerkstelligd althans toegelaten dat [eiser] zijn woning niet meer kan bewonen, dat [eiser] schade heeft geleden doordat zijn goederen hem nooit zijn teruggegeven en dat hij is mishandeld en bedreigd. De gevorderde aanvullende schadevergoeding ter zake de gedwongen verhuizing acht [eiser] billijk op grond van de traumatische ervaringen die hij heeft gehad in het kader van de brute beëindiging van de huurovereenkomst. [gedaagde 2] is als medeverhuurder hoofdelijk aansprakelijk
Het verweer.
[gedaagde 2] voert als verweer - samengevat - het volgende aan.
[gedaagde 2] en [gedaagde 1] zijn gescheiden. Sinds oktober 2001 woont [gedaagde 2] niet meer in de voormalige echtelijke woning aan de [...] te Dordrecht. Weliswaar is [gedaagde 2] mede-eigenaar van de woning, doch de huur wordt niet aan haar afgedragen. [gedaagde 2] heeft geen deel gehad aan de wijze waarop [eiser] zijn woning is uitgezet en zijn goederen hem zijn ontnomen, noch is zij betrokken geweest bij de bedreiging en mishandeling van [eiser]. [gedaagde 1] heeft zonder enig overleg en zonder toestemming van [gedaagde 2] de benedenwoning aan een derde verhuurd.
Beoordeling van het geschil
Gedaagden verhuren een gedeelte van de woning aan de [...] te Dordrecht aan [eiser]. Vaststaat dat gedaagden sinds 1 december 2002 niet meer het feitelijk genot van de gehuurde woning aan [eiser] verschaffen, nu deze woning door een derde in gebruik is genomen. Door toe te laten dat een derde de woning met de zich daarin bevindende goederen van [eiser] in gebruik heeft genomen, is [gedaagde 1] toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de verplichting om het gehuurde aan [eiser] ter beschikking te stellen en deswege gehouden de schade die [eiser] daardoor lijdt te vergoeden.
De schade die [eiser] lijdt doordat hij niet in de gelegenheid is gesteld zijn goederen uit het gehuurde te verwijderen, wordt door [eiser] geschat op € 11.000,--. Voornoemd bedrag is niet weersproken en komt de kantonrechter niet onredelijk voor, zodat het kan worden toegewezen.
De gevorderde teruggave van de reeds betaalde huur over de maand december 2002 ad € 341,-- kan eveneens worden toegewezen, nu [gedaagde 1] [eiser] na 1 december 2002 niet meer het genot van het gehuurde heeft verschaft.
Met betrekking tot de gevorderde aanvullende schadevergoeding van € 5.000,-- terzake de gedwongen verhuizing wordt overwogen dat de grove wijze waarop [eiser] uit het gehuurde is gezet is te beschouwen als een ernstige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer, waardoor hij in zijn persoon is aangetast. In casu geldt dat [eiser] immateriële schade kan claimen op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW. [gedaagde 1] heeft toegelaten, zo niet bewerkstelligd, dat [eiser] door een derde onder bedreiging uit het gehuurde werd weggejaagd. De hoogte van de immateriële schadevergoeding wordt naar billijkheid vastgesteld op € 1.000,--.
Nu gedaagden [eiser] sinds 1 december 2002 niet meer het feitelijk genot van het gehuurde verschaffen en de huurovereenkomst op grond van artikel 6:269 BW niet met terugwerkende kracht kan worden ontbonden, zal de kantonrechter de opzegging per die datum voor recht verklaren.
[gedaagde 2] beroept zich op overmacht. Zij stelt part noch deel te hebben gehad aan de gang van zaken rond de uitzetting van [eiser]. Dit beroep kan haar niet baten. Immers het verschaffen van het genot van het gehuurde vormt een ondeelbare prestatie waardoor gedaagden hoofdelijk verbonden zijn. Voor schulden uit de huurovereenkomst zijn beide gedaagden aansprakelijk voor het geheel.
Gedaagden worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten verwezen.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 12.341,--;
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, in dit geding aan de zijde van [eiser] gevallen, welke kosten tot op deze uitspraak zijn bepaald op:
aan explootkosten 81,16
aan kosten GBA/KvK
aan griffierecht € 162,--
aan salaris gemachtigde 270,--
totale kosten 513,16;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart voor recht dat de huurovereenkomst tussen gedaagden en [eiser] per 1 december 2002 is opgezegd;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 oktober 2003, in aanwezigheid van de griffier.
Kenmerk: 121765 CV EXPL 03-2836