ECLI:NL:RBDOR:2003:AM2867
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en wanprestatie verhuurder bij beëindiging huurovereenkomst en immateriële schadevergoeding
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Dordrecht op 16 oktober 2003, staat de huurovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] centraal. [eiser] huurt sinds 3 juli 2001 een onderverdieping van de woning van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor een huurprijs van € 341,-- per maand. De problemen beginnen wanneer [gedaagde 1] in oktober 2002 de deur naar de woning van [eiser] dichtspijkert en de huurovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigt, omdat [eiser] zonder toestemming een nieuw slot op zijn deur had geplaatst. Na tussenkomst van de politie kan [eiser] zijn deur openen, maar de situatie escaleert verder wanneer hij op 1 december 2002 wordt bedreigd door een onbekende man die zich in zijn woning heeft genesteld.
De vordering van [eiser] omvat een schadevergoeding van € 16.341,--, bestaande uit € 11.000,-- voor vermiste goederen, € 341,-- voor reeds betaalde huur en € 5.000,-- voor immateriële schade door de gedwongen verhuizing. De kantonrechter oordeelt dat de wijze waarop [eiser] uit zijn woning is gezet een ernstige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer vormt, waardoor hij recht heeft op immateriële schadevergoeding op basis van artikel 6:106 lid 1 sub b BW. De kantonrechter kent een schadevergoeding van € 1.000,-- toe.
De rechter verklaart de opzegging van de huurovereenkomst per 1 december 2002 voor recht en wijst de vordering van [eiser] tot schadevergoeding toe, waarbij gedaagden hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld. De kantonrechter wijst ook de proceskosten toe aan [eiser]. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders in het huurrecht en de gevolgen van wanprestatie, waarbij de bescherming van de huurder centraal staat.