ECLI:NL:RBDOR:2003:AL7258

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
25 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
115634 CV EXPL 03-84
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht inzake arbeidsrechtelijke geschillen met betrekking tot loon, vakantiedagen en concurrentiebeding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 25 september 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde, waarbij eiser vorderingen heeft ingesteld met betrekking tot loon, vakantiedagen en de geldigheid van een concurrentiebeding. Eiser, die als boekhouder werkzaam was, vorderde onder andere betaling van achterstallig salaris, vakantiegeld en een wettelijke verhoging wegens te late betalingen door gedaagde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser zich op 13 maart 2002 ziek had gemeld en dat hij op 9 september 2002 door de bedrijfsarts hersteld was verklaard. Echter, eiser heeft nagelaten om tijdig contact op te nemen met gedaagde om afspraken te maken over werkhervatting, wat van invloed was op zijn loonvordering. De kantonrechter heeft geoordeeld dat op basis van artikel 7:627 BW de regel 'geen arbeid, geen loon' van toepassing is, waardoor de vordering van eiser voor de periode van 9 september tot 23 december 2002 is afgewezen.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering van eiser tot betaling van suppleties op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en vakantiegeld afgewezen, omdat eiser deze niet voldoende had onderbouwd. Wel heeft de kantonrechter geoordeeld dat gedaagde te laat het salaris over oktober en november 2002 heeft betaald, en heeft hij de wettelijke verhoging gematigd tot 10%. Eiser heeft recht op betaling van niet-genoten vakantiedagen, en de kantonrechter heeft een bedrag van € 433,62 toegewezen. De vordering tot betaling van reiskosten is erkend door gedaagde en toegewezen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst van eiser onredelijk is, en heeft de tijdsduur van het beding beperkt tot één jaar. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
AJ
Kenmerk: 115634 CV EXPL 03-84
Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 25 september 2003 in de zaak van:
eiser,
tegen:
gedaagde.
Partijen worden hierna ook aangeduid als [eiser] en [gedaagde].
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 2 januari 2003;
2. de akte wijziging van eis;
3. de conclusie van antwoord;
4. de conclusie van repliek;
5. de conclusie van dupliek;
6. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
De feiten.
Als gesteld door de ene partij en niet of onvoldoende weersproken door de andere partij wordt uitgegaan van het volgende.
Partijen hebben op 22 mei 2001 een arbeidsovereenkomst gesloten waarbij [eiser] met ingang van 1 juni 2001 is aangesteld als boekhouder, tegen een salaris van laatstelijk € 3.143,63 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
Voordien was [eiser] in dienst bij [...].[...]is per 1 januari 2000 overgenomen door [gedaagde].
Op 13 maart 2002 heeft [eiser] zich ziek gemeld; per 9 september 2002 is [eiser] door de bedrijfsarts volledig hersteld verklaard.
Op 9 december 2002 heeft [eiser] zich wederom ziek gemeld.
Het salaris over de maanden oktober en november 2002 is eerst in december 2002 overgemaakt. Bij beschikking van 13 februari 2003 van de kantonrechter te Dordrecht is de arbeidsovereenkomst van partijen met ingang van 21 februari 2003 ontbonden.
De vordering.
[eiser] vordert na wijziging van eis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagde te veroordelen tot betaling van het aan eiser toekomende salaris ten bedrage van € 3.143,63 bruto per maand vanaf 9 september 2002 tot 23 december 2002, verminderd met het reeds betaalde salaris over de maanden oktober en november 2002;
2. gedaagde te veroordelen tot betaling van de eiser toekomende suppleties (ter hoogte van 30%) op de genoten arbeidsongeschiktheidsuitkeringen tot 100% van zijn laatstgenoten salaris over de periode 13 maart 2002 tot 9 september 2002, zijnde € 5.452,55 bruto, alsmede dezelfde suppleties over de periode 23 december 2002 tot 21 februari 2003, zijnde € 1,885,80 bruto;
3. gedaagde te veroordelen tot betaling van het niet uitbetaalde vakantiegeld over de periode 13 maart 2002 tot 21 februari 2003, zijnde € 2.892,14 bruto;
4. gedaagde te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW à 50% over het te laat betaalde salaris oktober 2002 en 29% over het te laat betaalde salaris november 2002, zijnde in totaal 79% van € 3.143,63 = € 2.483,47, alsmede 50% over de overige hier gevorderde te late betalingen inzake loon, overwerk en vakantiegeld;
5. gedaagde te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.176,81 bruto terzake van bij het einde van het dienstverband niet genoten vakantiedagen;
6. gedaagde te bevelen tot overlegging van deugdelijke bewijsstukken en specificatie van de door [eiser] verdiende provisieaanspraken over het jaar 2001, zulks in de vorm van de bij gedaagde gebruikelijke provisieoverzichten. Een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 50,-- voor iedere dag dat gedaagde hiermee na betekening van het in dezen te wijzen vonnis in gebreke blijft;
7. gedaagde te veroordelen tot uitbetaling van de hierboven te specificeren provisieaanspraken over het jaar 2001;
8. gedaagde te veroordelen tot betaling van de reiskosten ad € 33,60 netto;
9. gedaagde te veroordelen tot uitbetaling van de gemaakte overuren ad € 489,78 bruto;
10. gedaagde te veroordelen tot afgifte van de salarisspecificaties over de maanden oktober en november 2002, alsmede de jaaropgaaf 2002. Een en ander onder verbeurte van een dwangsom voor iedere dag dat gedaagde hiermee na betekening van het in dezen te wijzen vonnis in gebreke blijft;
11. gedaagde te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de achterstalligs suppleties en loonbetalingen vanaf de vervaldata der respectievelijke achterstallige betalingen tot de dag der algehele voldoening;
12. gedaagde te veroordelen tot nakoming van de achterstallige spaarloon en premiespaarloonregelingen vanaf 1 maart 2002, zijnde de datum waarop gedaagde de betalingen zonder reden heeft gestaakt, tot de datum dat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
13. het concurrentiebeding als verwoord in art. 15 van de arbeidsovereenkomst te vernietigen danwel naar billijkheid te matigen, nu [eiser] hierdoor, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, onbillijk wordt benadeeld,
met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
[eiser] stelt daartoe -samengevat en zakelijk weergegeven- het volgende.
Op 5 september 2002 werd [eiser] per 9 september hersteld verklaard.
Vanaf datum hersteldmelding dienden er afspraken omtrent werkhervatting gemaakt te worden. Voorts heeft [gedaagde] te laat aan het UWV GAK (en wel op 23 december 2003) doorgegeven dat [eiser] per 9 december 2002 ziek was.
Bij [...] en ook bij [gedaagde] werd/wordt 100% doorbetaald bij arbeidsongeschiktheid, ongeacht eventueel andersluidende bedingen.
Het niet betalen van het salaris over september en het te laat betalen van de salarissen over de maanden oktober en november zijn er deels de oorzaak van dat [eiser] zich wederom ziek heeft moeten melden, zodat de wettelijke verhoging verschuldigd is.
Over de periode 1 januari 2002 tot 21 februari 2003 heeft [eiser] 29 vakantiedagen opgebouwd. Deze dienen vermeerderd te worden met 8 dagen uit 2001, zodat bij einde dienstverband 37 niet-genoten vakantiedagen moesten worden uitbetaald. Er zijn 29 dagen uitbetaald, zodat 8 dagen resteren.
[eiser] beschikt niet over gegevens waaruit de omvang van zijn provisieaanspraken blijkt.
Er dient nog een bedrag ad € 33,60 netto aan reiskosten vergoed te worden.
Er zijn 27 overuren à € 18,14 bruto niet uitbetaald.
De spaarloon en premiespaarloonbedragen zijn niet betaald.
Het concurrentiebeding hindert [eiser] in onevenredige mate.
Het verweer.
De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
Op de inhoud van het gemotiveerde verweer van [gedaagde] zal hierna, voorzover nodig worden ingegaan.
Beoordeling van het geschil
Salaris 9 september 2002 tot 23 december 2002
Uit de stellingen van partijen en de in het geding gebrachte stukken kan worden afgeleid dat [eiser] nadat hij door de Arbo-arts hersteld was verklaard, geen contact met [gedaagde] heeft opgenomen om te melden dat hij beter was of om afspraken over werkhervatting te maken. Voor het slagen van een loonvordering als door [eiser] ingesteld is noodzakelijk dat [eiser] bereid was de bedongen arbeid te verrichten. Van deze bereidheid is niet eerder gebleken dan bij brief van de gemachtigde van [eiser] d.d. 26 september 2002. De kantonrechter valt derhalve terug op de regel van artikel 7:627 BW: geen arbeid, geen loon.
Voor de periode 9 december tot 23 december 2002 dient [eiser] zich tot het UWV GAK te wenden nu uit de stukken is gebleken dat deze de loondoorbetalingverplichting heeft overgenomen. [eiser] was immers in voornoemde periode (wederom) ziek.
Deze vordering zal derhalve worden afgewezen.
Aanvulling tot 100%
Partijen zijn verdeeld over de vraag of [gedaagde] gehouden is bij arbeidsongeschiktheid van [eiser] 100% van het loon door te betalen. De kantonrechter overweegt alsvolgt.
Gezien de uitdrukkelijke verwijzing in artikel 17 van de door partijen getekende arbeidsovereenkomst naar de aanvullende voorwaarden moet ervan worden uitgegaan dat deze voorwaarden mede de inhoud van de arbeidsovereenkomst bepalen. Volgens deze voorwaarden, artikel 4, vult [gedaagde] de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet aan. Voorts is genoegzaam komen vast te staan dat het bij [gedaagde] ook geen algemeen gebruik is te suppleren.
Zo het al gebruik was bij [...] bij ziekte de uitkering te suppleren tot 100%, is dit in het onderhavige geval niet relevant, nu [eiser] op gewijzigde arbeidsvoorwaarden in dienst is getreden bij De Administrateur. Deze vordering zal derhalve eveneens worden afgewezen.
Vakantiegeld
[eiser] maakt aanspraak op vakantiegeld over de periode 13 maart 2002 tot 21 februari 2003. [eiser] heeft nagelaten deze vordering na de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] nader te onderbouwen danwel met bewijsstukken te staven, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
Wettelijke verhoging
Vaststaat dat [gedaagde] het salaris over de maanden oktober en november 2002 te laat heeft betaald. Hoewel aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat de wettelijke sanctie niet zozeer bedoeld is als een vorm van vergoeding van door de werknemer geleden schade, maar veeleer als een prikkel tot tijdige betaling, is de kantonrechter van oordeel dat de te late betaling aan [gedaagde] is toe te rekenen. De late betaling ligt binnen het bedrijfsrisico van [gedaagde]. Op financiële onmacht kan [gedaagde] zich niet beroepen. De kantonrechter ziet gelet op de onderhavige omstandigheden aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 10%.
Vakantiedagen
Nu de berekeningen van beide partijen niet geheel te volgen zijn, gaat de kantonrechter (op basis van de arbeidsovereenkomst en de aanvullende voorwaarden) uit van 28 opgebouwde vakantiedagen over het jaar 2002, alsmede van één opgebouwde dag in 2003. Van de 8 in 2001 opgebouwde en niet genoten dagen mochten slechts 3 dagen worden doorgeschoven. Nu [eiser] 29 dagen uitbetaald heeft gekregen, zal de kantonrechter nog 3 dagen à € 144,54, derhalve € 433,62 bruto toewijzen.
Provisie
Tot op heden heeft [gedaagde] nagelaten de gevraagde provisieoverzichten over te leggen, zodat [eiser] recht en belang bij zijn vordering terzake heeft. Deze vordering zal als na te melden worden toegewezen, met dien verstande dat aan de gevorderde dwangsom een maximum wordt verbonden zoals hierna vermeld.
Reiskosten
Deze vordering is door [gedaagde] erkend, zodat terzake een bedrag ad € 33,60 netto zal worden toegewezen.
[gedaagde] heeft aangegeven tot betaling over te gaan. Voor zover [eiser] de betaling inmiddels mocht hebben ontvangen, dient deze betaling in mindering te strekken op na te melden dictum.
Overuren
Bij repliek heeft [eiser] zijn vordering verminderd tot 27 overuren. [eiser] legt als productie 11 een overzicht terzake over. Deze overuren had [eiser] nog niet eerder gedeclareerd, aldus [eiser].
[gedaagde] betwist deze overuren en verwijst daarbij naar het door [eiser] opgestelde overzicht nov/dec 2001 (prod. 17 bij antwoord). Dit verweer gaat niet op, aangezien het thans nog om gemaakte overuren in 2002 gaat, terwijl het andere overzicht ziet op overuren gemaakt in 2001 (die inmiddels wel zijn uitbetaald). Nu [gedaagde] op zich niet inhoudelijk heeft weersproken dat [eiser] in 2002 overwerk heeft verricht, gaat de kantonrechter van de juistheid van het laatste overzicht (prod. 11 bij repliek) uit. Terzake zal er dus een bedrag van
€ 489,78 bruto worden toegewezen. Nu [eiser] deze overuren nog niet eerder had gedeclareerd, zal de gevorderde wettelijke verhoging over de overuren worden afgewezen.
Salarisspecificaties
Bij repliek heeft [eiser] aangevoerd dat deze inmiddels in zijn bezit zijn, zodat deze vordering geen verdere bespreking behoeft. De vordering is echter niet ingetrokken, zodat deze zal worden afgewezen.
Wettelijke rente
De kantonrechter acht het in dit geval redelijk de wettelijke rente over de toe te wijzen bedragen eerst vanaf de dag der dagvaarding toe te wijzen.
Spaarloon en premiespaarloon
Deze vordering is -ook niet na gemotiveerde weerlegging door [gedaagde]- niet (nader) onderbouwd (terwijl dit wel op de weg van [eiser] had gelegen), zodat ook deze vordering voor afwijzing gereed ligt.
Concurrentiebeding
Met [eiser] is de kantonrechter van oordeel dat het concurrentiebeding als verwoord in artikel 15 van de arbeidsovereenkomst, mede gelet op zijn arbeidsongeschiktheid, [eiser] beperkt in zijn recht om na het einde van de arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn op een wijze die hij geheel zelf heeft gekozen. [eiser] wordt door dat beding onredelijk benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van [gedaagde].
Na afweging van de wederzijdse belangen zal de tijdsduur als na te melden worden beperkt.
Proceskosten
Aangezien beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW à 10% over het te laat betaalde salaris oktober en november 2002;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag ad € 433,62 ter zake van bij het einde van het dienstverband niet-genoten vakantiedagen;
veroordeelt [gedaagde] tot overlegging van deugdelijke bewijsstukken en (voor zover van toepassing) specificatie van de door [eiser] verdiende provisieaanspraken over het jaar 2001, zulks in de vorm van de bij [gedaagde] gebruikelijke provisieoverzichten, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 50,-- voor iedere dag dat [gedaagde] hiermee na betekening van het in dezen te wijzen vonnis in gebreke blijft, zulks tot een maximum van
€ 1000,--;
veroordeelt [gedaagde] (voor zover van toepassing) tot uitbetaling van de als hierboven omschreven te specificeren provisieaanspraken over het jaar 2001;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de reiskosten ad € 33,60 netto;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de in 2002 gemaakte overuren ad € 489,78 bruto;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over de hiervoor toegewezen bedragen vanaf 2 januari 2003 tot de dag der voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verstaat dat het concurrentiebeding als verwoord in artikel 15 van de arbeidsovereenkomst tussen partijen geldt, met dien verstande dat de tijdsduur onder A. wordt beperkt tot één jaar;
wijst het meer of anders gevorderde af;
compenseert de proceskosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 september 2003, in aanwezigheid van de griffier.
Kenmerk: 115634 CV EXPL 03-84