ECLI:NL:RBDOR:2003:AL7258
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht inzake arbeidsrechtelijke geschillen met betrekking tot loon, vakantiedagen en concurrentiebeding
In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 25 september 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde, waarbij eiser vorderingen heeft ingesteld met betrekking tot loon, vakantiedagen en de geldigheid van een concurrentiebeding. Eiser, die als boekhouder werkzaam was, vorderde onder andere betaling van achterstallig salaris, vakantiegeld en een wettelijke verhoging wegens te late betalingen door gedaagde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser zich op 13 maart 2002 ziek had gemeld en dat hij op 9 september 2002 door de bedrijfsarts hersteld was verklaard. Echter, eiser heeft nagelaten om tijdig contact op te nemen met gedaagde om afspraken te maken over werkhervatting, wat van invloed was op zijn loonvordering. De kantonrechter heeft geoordeeld dat op basis van artikel 7:627 BW de regel 'geen arbeid, geen loon' van toepassing is, waardoor de vordering van eiser voor de periode van 9 september tot 23 december 2002 is afgewezen.
Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering van eiser tot betaling van suppleties op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en vakantiegeld afgewezen, omdat eiser deze niet voldoende had onderbouwd. Wel heeft de kantonrechter geoordeeld dat gedaagde te laat het salaris over oktober en november 2002 heeft betaald, en heeft hij de wettelijke verhoging gematigd tot 10%. Eiser heeft recht op betaling van niet-genoten vakantiedagen, en de kantonrechter heeft een bedrag van € 433,62 toegewezen. De vordering tot betaling van reiskosten is erkend door gedaagde en toegewezen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst van eiser onredelijk is, en heeft de tijdsduur van het beding beperkt tot één jaar. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.