ECLI:NL:RBDOR:2003:AL6282

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
25 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
119575 CV EXPL 03-1756
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietig ontslag en loonvordering in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Dordrecht op 25 september 2003, gaat het om een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de nietigheid van een ontslag op staande voet en de vordering tot betaling van achterstallig loon. [Eiseres] was in dienst bij [gedaagde] als voorvrouw algemeen schoonmaakonderhoud en was arbeidsongeschikt. Op 19 februari 2003 werd zij op staande voet ontslagen, wat zij betwistte. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag nietig was, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De kantonrechter stelde vast dat [eiseres] zich aan haar verplichtingen had gehouden en dat het ontslag niet gerechtvaardigd was. Hierdoor bleef de arbeidsovereenkomst bestaan en had [eiseres] recht op doorbetaling van haar loon en andere emolumenten, inclusief een aanvulling op de WAO-uitkering. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiseres] toe, waaronder achterstallig loon, vakantietoeslag en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de bescherming van werknemers tegen onterecht ontslag en de verplichtingen van werkgevers in geval van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
AJ
Kenmerk: 119575 CV EXPL 03-1756
Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 25 september 2003 in de zaak van:
[eiseres],
tegen:
[gedaagde].
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en [gedaagde].
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 26 maart 2003;
2. de conclusie van antwoord;
3. de conclusie van repliek;
4. de conclusie van dupliek;
5. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist geldt tussen partijen het volgende.
[Eiseres] is op 1 januari 2002 in dienst getreden bij [gedaagde] in de functie van voorvrouw algemeen schoonmaakonderhoud gedurende 20 uur per week.
Het laatstelijk verdiende salaris bedraagt € 778,53 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag.
Op de arbeidsovereenkomst is de collectieve arbeidsovereenkomst in het Schoonmaak- en Glazenwasserbedrijf, hierna de CAO, van toepassing.
[Eiseres] is eveneens werkzaam voor schoonmaakbedrijf [...] in de functie van schoonmaakster gedurende 18 uur per week.
Bij beschikking d.d. 31 maart 2003 is aan [eiseres] vanwege haar onafgebroken arbeidsongeschiktheid ingaande 10 maart 2002 een WAO-uitkering op basis 80-100% toegekend.
Tegen deze beschikking heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt.
Bij brief van 19 februari 2003 is [eiseres] op staande voet ontslagen.
Namens [eiseres] is op 19 februari 2003 de vernietigbaarheid van dit ontslag ingeroepen.
De vordering
[Eiseres] vordert, na vermeerdering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren:
A. dat de door [gedaagde] gedane opzegging nietig is;
alsmede [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
A. een bedrag aan achterstallig loon ter hoogte van € 3.027,52 bruto over de periode 30 augustus tot en met 31 december 2002;
C. een bedrag aan vakantietoeslag over dit achterstallige loon ter hoogte van € 242,23 bruto;
D. een bedrag aan loon over de periode 1 februari 2003 tot en met 9 maart 2003 ter hoogte van € 957,50 bruto;
E. een bedrag aan vakantietoeslag over het onder D genoemde loon ter hoogte van € 76,60 bruto;
F. een bedrag ter hoogte van € 233,56 bruto per maand aan aanvulling op de WAO-uitkering van [eiseres] over de periode 10 maart 2003 tot aan het moment waarop de dienstbetrekking rechtsgeldig is beëindigd;
G. de eindejaarsuitkering ter hoogte van € 270,44 bruto;
H. de wettelijke verhoging oplopende tot 50% over de gevorderde bedragen sub A tot en met F;
I. een bedrag van € 545,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
J. de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
K. de kosten van het geding.
[Eiseres] stelt daartoe -samengevat- het volgende.
[Eiseres] was ziek in de periode 30 augustus tot en met 9 maart 2003, zodat de vorderingen B t/m E voor toewijzing gereed liggen.
Het ontslag op staande voet is nietig, zodat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt. [eiseres] heeft ingevolge de CAO recht op aanvulling van de WAO-uitkering tot 100% van haar laatstverdiende loon.
Op grond van de algemene voorwaarden van FNV Ledenservice is [eiseres] gehouden de ten behoeve van haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten te vergoeden. Deze worden begroot op € 545,--.
Het verweer
De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
Op het gemotiveerde verweer van [gedaagde] wordt zonodig hierna ingegaan.
Beoordeling van het geschil
De kantonrechter zal allereerst de loonvordering c.a. over de periode tot toekenning van de WAO-uitkering behandelen.
Vast staat dat [eiseres] tot en met 9 maart 2003 ziek was (zie de beschikking van 31 maart 2003), zodat zij ingevolge het bepaalde in artikel 7:629 BW, alsmede op grond van de CAO recht heeft op doorbetaling van haar loon en overige emolumenten. Nu de hoogte van de vorderingen onder B t/m E, alsmede onder G niet inhoudelijk zijn betwist, zal de kantonrechter deze toewijzen.
Het beroep van [gedaagde] op verrekening met de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:680 BW wordt verworpen, omdat de kantonrechter van oordeel is dat er hier sprake is van een nietig ontslag, hetgeen hierna zal worden toegelicht.
De gevorderde wettelijke verhoging zal -gelet op de omstandigheden van dit geval- worden beperkt tot 10%.
Volgt thans bespreking van het ontslag op staande voet.
[Eiseres] is op 19 februari 2003 op staande voet door [gedaagde] ontslagen omdat zij [gedaagde], schoonmaakbedrijf [...] en het UWV onjuist zou hebben voorgelicht, c.q. zich schuldig zou hebben gemaakt aan bedrog. Zulks wordt door [eiseres] betwist.
Zelfs al gaat de kantonrechter veronderstellenderwijs uit van het door [gedaagde] gestelde bedrog, houdt het ontslag geen stand. [eiseres] heeft zich jegens [gedaagde] aan haar verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst gehouden. Zij is immers bij [gedaagde] (al dan niet na daartoe te zijn opgeroepen) op gezette tijden aan het (over)werk gegaan, terwijl door het UWV is geoordeeld dat zij per 10 maart 2003 een jaar onafgebroken ziek was. Dat [eiseres] zich niet aan de controlevoorschriften zou hebben gehouden, is door [gedaagde] niet deugdelijk onderbouwd.
[Eiseres] heeft door haar handelwijze geen schade aan [gedaagde] (hooguit aan schoonmaakbedrijf [...]) berokkend. Niet kan worden aanvaard dat [eiseres] zich zodanig heeft gedragen dat zij het vertrouwen van [gedaagde] onwaardig is.
Er is dus geen sprake van een dringende reden. Voor enige bewijslevering aan de zijde van [gedaagde] is bij gevolg geen plaats.
Nu het ontslag nietig is, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [eiseres], aangezien zij arbeidsongeschikt is, op grond van de CAO recht op aanvulling van de WAO-uitkering tot 100% van haar laatstverdiende loon. Op zich is de hoogte van het gevorderde onder E evenmin weersproken, zodat ook deze vordering kan worden toegewezen.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn betwist. Deze zullen echter worden toegewezen, nu is gebleken dat zij in redelijkheid zijn gemaakt en de hoogte overeenkomstig het kantonrechtertarief is.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.
Beslissing
De kantonrechter:
verklaart voor recht dat de door [gedaagde] gedane opzegging nietig is;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van:
- een bedrag aan achterstallig loon ter hoogte van € 3.027,52 bruto over de periode 30 augustus tot en met 31 december 2002;
- een bedrag aan vakantietoeslag over dit achterstallige loon ter hoogte van € 242,23 bruto;
- een bedrag aan loon over de periode 1 februari 2003 tot en met 9 maart 2003 ter hoogte van € 957,50 bruto;
- een bedrag aan vakantietoeslag over het loon over de periode 1 februari 2003 tot en met 9 maart 2003 ter hoogte van € 76,60 bruto;
- een bedrag ter hoogte van € 233,56 bruto per maand aan aanvulling op de WAO-uitkering van [eiseres] over de periode 10 maart 2003 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd
- de wettelijke verhoging ad 10% over de hiervoor genoemde bedragen;
- een bedrag aan eindejaarsuitkering ter hoogte van € 270,44 bruto;
- een bedrag van € 545,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
- de wettelijke rente over alle voornoemde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd tot de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, in dit geding aan de zijde van [eiseres] gevallen, welke kosten tot op deze uitspraak zijn bepaald op:
aan explootkosten € 81,16
aan kosten GBA/KvK
aan griffierecht € 162,--
aan salaris gemachtigde 540,--
totale kosten 783,16;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door Mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 september 2003, in aanwezigheid van de griffier.