ECLI:NL:RBDOR:2003:AF8717

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
14 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R 01/65
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.G.J. de Heij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een vereffenaar na overlijden van de schuldenaar in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht, werd op 14 mei 2003 een uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares die op 15 september 2002 was overleden. De rechtbank moest beslissen over de gevolgen van het overlijden voor de lopende schuldsaneringsregeling. De rechter-commissaris had voorgesteld de regeling te beëindigen, aangezien het voortzetten van de regeling zinloos was geworden door het overlijden van de schuldenares. Dit voorstel werd ondersteund door een uittreksel uit de overlijdensakte, dat ter zitting op 9 april 2003 werd gepresenteerd. De erven van de schuldenares werden ook gehoord over deze voordracht.

De rechtbank oordeelde dat het overlijden van de schuldenares leidde tot de beëindiging van de schuldsaneringsregeling, omdat de nalatenschap van rechtswege in staat van faillissement verkeert. Dit was in lijn met eerdere beslissingen van de rechtbank. De rechtbank wees erop dat per 1 januari 2003 de artikelen 198 tot en met 202 van de Faillissementswet waren vervallen, en dat in plaats daarvan de regeling voor de vereffening van de nalatenschap in het Burgerlijk Wetboek was opgenomen. Om een ordelijke afwikkeling van de nalatenschap te waarborgen, was het noodzakelijk om een vereffenaar te benoemen. De rechtbank kon echter alleen op verzoek van schuldeisers een vereffenaar benoemen.

In de beslissing hield de rechtbank de uitspraak aan en verzocht de bewindvoerder om de bekende crediteuren op te roepen voor een zitting op 11 juni 2003, waar zij gehoord zouden worden over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Tevens gelastte de rechtbank de griffier om de erfgenamen van de schuldenares op te roepen. Deze procedure benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afhandeling van de nalatenschap en de rol van de rechtbank in het benoemen van een vereffenaar.

Uitspraak

insolventienummer: R 01/65
nummer verklaring: DOR0110100360
uitspraakdatum: 14 mei 2003
RECHTBANK DORDRECHT,
ENKELVOUDIGE KAMER
Bij vonnis van deze kamer van 23 mei 2003 is de definitieve schuldsaneringuitgesproken ten aanzien van:
(schuldenares)
De rechter-commissaris heeft de regeling voor beëindiging voorgedragen omdat de schuldenares op 15 september 2002 is overleden. Bij de voordracht is een uittreksel uit een overlijdensakte gevoegd. Ter zitting van 9 april 2003 zijn de erven van schuldenares over de voordracht gehoord.
Het overlijden van de schuldenares dient te leiden tot beëindiging van de regeling omdat toepassing van de regeling daardoor zinloos is geworden.
Deze rechtbank heeft eerder beslist dat bij een dergelijke beëindiging de nalatenschap van rechtswege in staat van faillissement verkeert. Per 1 januari 2003 zijn de artikelen 198 tot en met 202 Faillissementswet met betrekking tot faillissement van de nalatenschap vervallen. Daarvoor in de plaats is in boek 4 van het Burgerlijk Wetboek opgenomen de regeling van de vereffening van de nalatenschap (artikel 202 e.v.). Een ordelijke afwikkeling van de nalatenschap is gediend met benoeming van een vereffenaar. De rechtbank kan echter slechts op verzoek van, onder anderen, schuldeisers een vereffenaar benoemen. De rechtbank zal daarom thans eerst schuldeisers in de gelegenheid stellen over de voordracht te worden gehoord.
BESLISSING
De rechtbank:
- houdt de beslissing aan;
- verzoekt de bewindvoerder de hem bekende crediteuren op te roepen voor de zitting van 11 juni 2003 te 11.45 uur om te worden gehoord over de voordracht tot beïndiging van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van (schuldenares);
- gelast de oproeping door de griffier van de erfgenamen van (schuldenares).
Gewezen door mr P.G.J. de Heij, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.