ECLI:NL:RBDOR:2003:AF7585

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
1 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11/030222-02
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in economische strafzaak inzake overtreding van de Afvalstoffenverordening Dordrecht

In deze zaak, behandeld door de Meervoudige Economische Strafkamer van de Rechtbank Dordrecht, stond de verdachte terecht voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op een niet door de gemeente vastgestelde dag. De zaak was eerder door de economische politierechter naar de meervoudige kamer verwezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen, ondanks de verdediging die stelde dat de kantonrechter bevoegd zou zijn. De rechtbank overwoog dat de gemeentelijke verordening, die het aanbieden van afvalstoffen regelt, niet in strijd was met hogere wetgeving en dat de economische delicten niet van toepassing waren. De rechtbank concludeerde dat de kennisneming van het feit tot de bevoegdheid van de kantonrechter behoorde, maar besloot om de zaak zelf af te doen om proceseconomische redenen.

De officier van justitie achtte het ten laste gelegde bewezen en vorderde toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging pleitte voor een schuldigverklaring zonder straf, gezien het tijdsverloop en de aard van het delict. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 24 april 2001 de afvalstoffen op een andere dag had aangeboden dan toegestaan, en achtte dit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar besloot geen straf of maatregel op te leggen, gezien de aard van de overtreding en het tijdsverloop. Het vonnis werd uitgesproken op 1 april 2003.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE ECONOMISCHE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer : 11/030222-02
Zittingsdatum : 18 maart 2003
Uitspraak : 1 april 2003
VERKORT STRAFVONNIS
(art. 138b Sv)
De rechtbank te Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de strafzaak tegen:
[naam verdachte]
[geboortedatum -en plaats verdachte]
[woonplaats verdachte]
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
Deze zaak is eerder aangebracht bij de economische politierechter te Dordrecht, welke bij beslissing van 27 januari 2003 de zaak naar de meervoudige economische strafkamer heeft verwezen.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding en de wijziging van de tenlastelegging is omschreven. Kopieën van de dagvaarding en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlagen 1 en 1a aan dit vonnis gehecht en maken hiervan deel uit.
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat de economische kamer van de rechtbank haar onbevoegdheid tot kennis neming van het ten laste gelegde feit zal uitspreken. Zij legt daaraan ten grondslag - verkort en zakelijk weergegeven - dat de kennisneming van de ten laste gelegde overtreding van artikel 12 lid 2 van de Afvalstoffenverordening Dordrecht 1994 (AvD'94) tot de competentie van de kantonrechter behoort; de strafbaarstelling is geregeld in de verordening. De raadsvrouw onderbouwt dit nader door te wijzen op het nieuwe artikel 10.23 Wet milieubeheer (Wm) en het nieuwe artikel 23 Afvalstoffenverordening Dordrecht 2002 (AvD'02) (gekomen in plaats van het ten laste gelegde artikel), dat naast het milieubelang met name beoogt de regeling van het beheer van de openbare ruimte, de voorkoming van overlast (openbare orde) en voorkoming van hinder.
De officier van justitie heeft zich zakelijk weergegeven op het standpunt gesteld dat - gelet op jurisprudentie van de Raad van State uit 1986 dat in gevallen als de onderhavige, war de gemeentelijke regelgever hetzelfde belang regelt als de hogere regelgever, de strafbaarstelling in de gemeentelijke regeling ophoudt te bestaan. Hij concludeert dat de Wet op de economische delicten (Wed) van toepassing is en dat economische kamer bevoegd is.
De rechtbank overweegt te dien aanzien als volgt.
Ten laste is gelegd dat huishoudelijke afvalstoffen zijn aangeboden op een ander tijdstip dan door de gemeente vastgesteld.
De AvD'94 regelt o.a. het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen…. en de met deze activiteiten samenhangende bescherming van het milieu. Niet staat expliciet in de verordening of deze gegrond is op art. 10.10 van de Wm (oud) en/of artikel 147/149 van de Gemeentewet; beide zijn immers mogelijk. In Hoofdstuk 2 "Het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen" staan de volgende voor deze zaak relevante artikelen:
Artikel 12: De dagen en tijden voor het overdragen of het aanbieden:
lid 1: B&W stellen dagen en tijden vast voor het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst.
lid 2: Het is verboden de in het eerste lid bedoelde afvalstoffen op andere dan de krachtens dat lid vastgestelde dagen en tijden over te dragen of ter inzameling aan te bieden aan de inzameldienst.
Artikel 15: Ordelijke overdracht of aanbieding van huishoudelijk afval:
Het overdragen of het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen … in vuilniszakken moet ordelijk geschieden door plaatsing daarvan op een krachtens artikel 12, eerste lid, vastgestelde inzameldag ……
Sanctionering is beoogd in:
Artikel 44: Strafbepaling:
lid 2: Overtreding van de volgende artikelen en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie ..: ….. 15 ..
Art. 10.10 Wm: lid 1 (oud): De gemeenteraad stelt bij verordening regels vast inzake het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen. De verordening bevat in ieder geval regels voor het overdragen van deze afvalstoffen aan een daarbij aangewezen inzameldienst en voor het overdragen van de afvalstoffen aan een ander of het achterlaten daarvan op een daartoe ter beschikking gestelde plaats.
De rechtbank verstaat dat het een gemeenteraad vrij staat op het vlak van het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen meer regels te stellen op basis van de Wet milieubeheer. Tevens heeft de gemeenteraad op grond van zijn autonome verordenende bevoegdheid op grond van de Gemeentewet de mogelijkheid andere handelingen met huishoudelijke afvalstoffen dan het zich ervan ontdoen te regelen. Die aanvullende bevoegdheid is expliciet geregeld in het nog steeds geldende artikel 21.7 Wm: De bevoegdheid van gemeenten … tot het maken van verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp waarin hoofdstuk 10 voorziet, gehandhaafd, voor zover deze verordeningen niet in strijd zijn met het bij of krachtens deze wet bepaalde.
Duidelijk is dat de gemeente heeft willen regelen de ordelijkheid van het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen. Artikel 12 lid 2 (oud) geeft een verbodsbepaling, zonder te stellen dat het een strafbaar feit betreft.
Inmiddels zijn de Wm, de Wed en de AvD'94 gewijzigd. Thans luidt artikel 23 Wm, eerste lid: De gemeenteraad stelt in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast. Artikel 21.7 Wm is zoals gezegd ongewijzigd gebleven.
Artikel 1a-3e Wed (nieuw) zegt dat feiten ex 10.23 Wed (nieuw) strafbaar zijn voor zover aangeduid als strafbare feiten.
In de AvD'02, in werking getreden op 24 april 2002, staan de volgende voor deze zaak relevante artikelen:
Hoofdstuk 3. Ter inzameling aanbieden van huishoudelijk afval
Artikel 23: Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden.
Lid 1: Burgemeester en wethouders stellen de dagen en tijden vast waarop huishoudelijk afval ter inzameling kan worden aangeboden.
Lid 2: Het is verboden huishoudelijk afval op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.
Hoofdstuk 5. Bepaling ter bescherming van milieu en volksgezondheid
………..
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 34: Strafbepaling
Lid 2: Overtreding van de volgende artikelen en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie: artikel …. 23 ….
De rechtbank constateert dat artikel 23 AvD'02 - inhoudende een verbods- maar geen strafbepaling - nadrukkelijk niet in hoofdstuk 5 betreffende milieubescherming is opgenomen. Dit is in feite geen andere situatie dan geregeld in artikel 12 van de AvD'94: ook daar ging het om regeling van de ordelijkheid.
Naar het oordeel van de rechtbank is de ordelijkheid een onderwerp dat de gemeenteraad autonoom mag regelen, zolang de gemeentelijke regeling niet in strijd komt met de Wm (artikel 21.7 Wm).
Nu vast staat dat de onderhavige regeling van tijden voor het aanbieden van huisvuil grondslag vindt in de verordenende bevoegdheid van de Gemeente Dordrecht op basis van de Gemeentewet - en derhalve niet geduid kan worden als economisch delict - moet de conclusie luiden dat kennisneming van het ten laste gelegde feit behoort tot de bevoegdheid van de kantonrechter.
De rechtbank zal de zaak om proceseconomische redenen, op de voet van artikel 349, tweede lid, eerste volzin, niet verwijzen naar de kantonrechter maar zelf afdoen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1
De officier van justitie - het ten laste gelegde bewezen achtend - heeft gevorderd toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
3.2
De verdediging heeft bepleit de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, gelet op het tijdsverloop en de aard van het delict.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
op dinsdag 24 april 2001 te Dordrecht huishoudelijke afvalstoffen (een huisvuilzak) ter inzameling heeft aangeboden aan de inzameldienst (Netwerk), zijnde een andere dag dan de krachtens artikel 12 van de Afvalstoffenverordening Dordrecht 1994 door burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht vastgestelde dag, te weten woensdag.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
4.2 De bewijsmiddelen
De overtuiging van de rechtbank, dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde feit levert op:
Overtreding van artikel 15 van de Afvalstoffenverordening Dordrecht 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 44 van die verordening.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Bij het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken, dat strafuitsluitingsgronden van toepassing zijn, zodat verdachte strafbaar is voor het door hem gepleegde feit.
7. De motivering van de sanctie en de overige beslissingen
7.1 De hoofdsanctie
Bij het bepalen van de op te leggen sanctie heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Gelet op de het tijdsverloop en de aard van de overtreding zal de rechtbank geen straf of maatregel opleggen.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
Naast de voormelde artikelen heeft de rechtbank gelet op:
- artikel 9a en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- de artikelen 1, 12, 15 en 44 van de Afvalstoffenverordening Dordrecht 1994;
- de artikelen 1, 23 en 34 van de Afvalstoffenverordening Dordrecht 2002.
9. De beslissing
De rechtbank:
-verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
-verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
-verklaart dat het bewezen verklaarde het hier onder 5. vermelde strafbare feit oplevert;
-verklaart de verdachte hiervoor strafbaar en bepaalt dat GEEN straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
Mr. H.A.C. Smid, voorzitter,
en mrs. A.P. Hameete en I.M.A. de Graaf, rechters,
in tegenwoordigheid van [naam griffier], griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 april 2003.