ECLI:NL:RBDOR:2002:AF2322

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
18 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
46951 HA-RK 02/7204
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Ter Veer
  • A. Croes
  • J. Sprenger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingverzoek op basis van geslacht van de rechter

In deze beschikking van de Rechtbank Dordrecht, gedateerd 18 december 2002, wordt een wrakingverzoek behandeld dat door verzoeker is ingediend tegen de kantonrechter in een lopende civiele procedure. Verzoeker heeft de kantonrechter gewraakt op basis van haar geslacht, stellende dat hij niet met vrouwelijke rechters kan communiceren. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij zij oordeelt dat de enkele omstandigheid dat de kantonrechter vrouwelijk is, geen gegronde vrees voor partijdigheid kan rechtvaardigen. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor het tegendeel. De rechtbank wijst erop dat de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw een fundamenteel beginsel is van zowel het Europese als het Nederlandse recht. Het verzoeker om wraking op basis van geslacht is in strijd met dit beginsel en zou leiden tot discriminatie. De rechtbank besluit dat een volgend wrakingverzoek van verzoeker, dat gegrond is op het feit dat de rechter vrouwelijk is, niet in behandeling zal worden genomen. De procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Beschikking van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken op een wrakingverzoek ex artikel 36 en verder van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
wonende te ,
hierna te noemen verzoeker.
De processtukken
1.1 De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- het dossier in de hoofdzaak; aanhangig bij de sector kanton;
- een brief van verzoeker aan de president van deze rechtbank;
- een brief van de kantonrechter, hierna te noemen de kantonrechter;
- een aanvullende brief van de kantonrechter ter griffie van deze rechtbank;
- een beslissing van deze rechtbank overgelegd door verzoeker.
Het procesverloop
2.1 Bij dagvaarding is verzoeker gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting voor burgerlijke zaken van de rechtbank sector kanton en daarbij is gevorderd - kort samengevat - dat verzoeker bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om te betalen een geldbedrag van 161,51 met de rente volgens de wet vanaf 16 oktober 2002 tot de betaaldag en verwijzing van verzoeker in de kosten van het geding.
2.2 Bij brief heeft verzoeker de president van deze rechtbank geïnformeerd over het feit dat hij de kantonrechter in bovengenoemde zaak zal wraken.
2.3 Ter terechtzitting in de hoofdzaak heeft verzoeker mondeling een verzoek tot wraking van de kantonrechter gedaan. Hierop heeft de kantonrechter de behandeling van de zaak geschorst in afwachting van de beslissing op het wrakingverzoek.
2.4 Op .... 2002 heeft de kantonrechter de gedingstukken en haar reactie op het wrakingverzoek aan de rechtbank toegezonden.
2.5 Op .... 2002 is een aanvullende brief van de kantonrechter ingekomen.
2.6 Het wrakingverzoek is behandeld ter openbare terechtzitting. Ter terechtzitting is verzoeker gehoord. Verzoeker heeft daarbij overgelegd de door deze rechtbank gegeven beslissing op het wrakingverzoek van verzoeker van. De kantonrechter is niet verschenen.
Het standpunt van verzoeker
3.1 Ter terechtzitting van .... 2002 heeft verzoeker verklaard: "Ik doe een beroep op wraking vanwege het feit dat de kantonrechter van het vrouwelijke geslacht is."
3.2 Verzoeker heeft ter terechtzitting dit verzoek nader toegelicht. Verzoeker heeft onder meer verklaard dat het niet zijn gewoonte is om connecties met hem vreemde dames aan te knopen, omdat hem dat geweld aandoet. Op hetgeen de kantonrechter te zeggen heeft, wil hij niet reageren omdat hij niet met vrouwen in discussie treedt. Voorts heeft hij verklaard dat het hem niet gaat om de persoon van de kantonrechter. Als een andere vrouw de zaak zou hebben behandeld, zou hij hetzelfde hebben gedaan. Verzoeker zou elke vrouwelijke rechter hebben gewraakt. Hij kan met een vrouw niet van hart tot hart praten. De mens is nergens zo kwetsbaar als op het terrein tussen man en vrouw, aldus verzoeker.
3.3 In zijn brief van .... 2002 heeft verzoeker aan de president van deze rechtbank geschreven dat hij de kantonrechter zal wraken, nu van "vijandigheid, en daarmee [..] partijdigheid" van de kantonrechter is gebleken doordat zij verzoeker bij een openbare terechtzitting heeft verzocht om de zaal te verlaten.
3.4 Verzoeker heeft desgevraagd ter terechtzitting dit voorval nader toegelicht. Nadat de derde zitting in de eerdere zaak tegen verzoeker - naar eigen zeggen van verzoeker - correct door de kantonrechter was afgehandeld, is verzoeker in de zittingszaal blijven zitten om de volgende toen aan de orde zijnde zaak van tegen te kunnen bijwonen. Toen de kantonrechter constateerde dat verzoeker in de zaal bleef zitten, heeft zij tegen verzoeker gezegd dat als hij niet goed tegen haar aanwezigheid kon, hij de zaal kon verlaten. Verzoeker heeft daar vervolgens gehoor aan gegeven en heeft de zaal
verlaten. Hij heeft daarbij niet aan de kantonrechter kenbaar gemaakt dat hij de volgende zaak graag had willen bijwonen, aldus verzoeker.
Het standpunt van de kantonrechter
4.1 In haar brief van .... 2002 heeft de kantonrechter aangegeven dat zij niet in de wraking berust. Voorts heeft zij de rechtbank in overweging gegeven verzoeker in zijn wrakingverzoek niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de omstandigheid dat de rechter een vrouw is geen grond voor wraking kan vormen, alsmede verzoeker in eventuele andere wrakingverzoeken die gegrond zijn op de sekse van de rechter aanstonds niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien die verzoeken leiden tot onnodige vertraging van de procedure en fundamenteel discriminerend van aard zijn.
4.2 In haar aanvullende brief van .... 2002 heeft de kantonrechter onder meer aangegeven dat zij geen reden heeft om verzoeker vijandig gezind te zijn en dat zij juist rekening heeft gehouden met zijn probleem met vrouwelijke rechters door een mannelijke collega te verzoeken om de inhoudelijke behandeling van een eerdere zaak tegen verzoeker over te nemen.
De beoordeling
5.1 De rechtbank verstaat verzoeker aldus dat hij zijn beroep op wraking op twee gronden baseert. De eerste grond is gelegen in het feit dat de kantonrechter van het vrouwelijke geslacht is. De tweede grond is gelegen in het voorval waarover verzoeker in zijn brief van .... 2002 aan de president van deze rechtbank schrijft.
5.2 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat die rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.3 De enkele omstandigheid dat de kantonrechter, die de hoofdzaak tegen verzoeker in behandeling heeft, van het vrouwelijk geslacht is, is geen omstandigheid die naar geobjectiveerde maatstaven de vrees voor partijdigheid van de kantonrechter kan rechtvaardigen.
5.4 Ten aanzien van het door verzoeker gerelateerde voorval geldt dat uit de door hem naar voren gebrachte gang van zaken niet blijkt dat de kantonrechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, laat staan dat zij zich vijandig jegens verzoeker heeft gedragen. Evenmin blijkt dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is
5.5 Het bovenstaande brengt met zich mee dat de door verzoeker aangevoerde gronden het wrakingverzoek niet kunnen dragen, zodat het verzoek zal worden afgewezen.
5.6 Uit de door verzoeker overgelegde beslissing van .... 2002 blijkt dat het onderhavige verzoek in feite verzoekers tweede verzoek tot wraking van een rechter is dat gebaseerd is op onderscheid naar geslacht van de rechter. In die omstandigheid en in de aard van het wrakingverzoek ziet de rechtbank aanleiding om op de voet van artikel 39 lid 4 Rv te bepalen dat een volgend wrakingverzoek van verzoeker dat gegrond is op het feit dat zijn zaak wordt behandeld door een rechter van het vrouwelijk geslacht niet in behandeling zal worden genomen.
5.7 Hierbij is mede van belang dat de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw een grond- beginsel is van het Europese en het Nederlandse recht. Het standpunt van verzoeker staat haaks op dat grondbeginsel. Toewijzing van een dergelijk wrakingverzoek zou neerkomen op overtreding van het - ook in art. 14 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden - neergelegde verbod van discriminatie naar geslacht.
De beslissing
De rechtbank:
Wijst het verzoek af;
Bepaalt dat een volgend wrakingverzoek van verzoeker dat gegrond is op het feit dat de zaak wordt behandeld door een rechter van het vrouwelijk geslacht niet in behandeling wordt genomen;
Bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingverzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. Ter Veer, mr. Croes en mr. Sprenger en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2002.