ECLI:NL:RBDOR:2002:AE7377

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
30 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11/006033-02
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugstransportzaak na onderzoek naar betrokkenheid

In de zaak voor de Rechtbank Dordrecht, met parketnummer 11/006033-02, heeft de rechtbank op 30 augustus 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij drugstransporten. De zittingen vonden plaats op 13 en 16 augustus 2002. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie werd niet betwist, en er waren geen gronden voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie achtte het tenlastegelegde bewezen en heeft gevorderd tot veroordeling van de verdachte.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het tenlastegelegde feit had begaan. De verdachte had de koeriers, die cocaïne in hun lichaam van Curaçao naar Nederland hadden vervoerd, teruggebracht naar Schiphol, maar dit gebeurde nadat de bolletjes cocaïne al waren uitgescheiden. De rechtbank oordeelde dat het enkel vervoeren van 'lege' koeriers niet onder de Opiumwet viel, omdat het strafbare feit al was voltooid. De verdachte was niet betrokken bij de invoer van de cocaïne en had geen wetenschap van een eventueel nieuw transport.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, Mr. M.E. Boekholtz, en is gewezen door de rechters H.W. Bezemer, A.P. Hameete en E.C. Koekman. Mr. E.C. Koekman was wegens afwezigheid niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak, na aanhouding verschenen.
Parketnummer : 11.006033-02
Zittingsdatum : 13 en 16 augustus 2002
Uitspraak : 30 augustus 2002
VERKORT STRAFVONNIS
(art. 138b Sv)
De rechtbank te Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen:
[Verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen)
wonende [adres verdachte].
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1 Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven en zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie nader is omschreven. Kopieën van de dagvaarding en de vordering nadere omschrijving zijn als bijlage 1 en 1a aan dit vonnis gehecht en maken hiervan deel uit.
2. Voorvragen
2.1 Geldigheid van de dagvaarding.
Bij onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 Bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 Schorsing van de vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie -het tenlastegelegde bewezen achtend- heeft gevorderd overeenkomstig de als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte vordering ter terechtzitting.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft naast een bewijsverweer een strafmaatverweer gevoerd.
4. Bewijsbeslissingen
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1. (zaak 4) integraal en onder 2. (zaak 5) integraal ten laste is gelegd. Verdachte dient derhalve hiervan vrijgesproken te worden.
De rechtbank overweegt hierbij ten aanzien van beide feiten dat verdachte bij beide drugstransporten een of meerdere drugskoeriers terug heeft gebracht naar Schiphol. Dit deed hij echter nadat deze koeriers de bolletjes cocaïne, die zij in hun lichaam van Curaçao naar Nederland hadden vervoerd, al hadden uitgescheiden.
Het uitsluitend vervoeren van koeriers naar Schiphol terwijl de bolletjes cocaïne al zijn uitgescheiden is weliswaar kwalijk, maar valt naar het oordeel van de rechtbank niet onder artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, aangezien in deze situatie het strafbare feit al is voltooid.
Dit zou anders zijn als de betrokkenheid van de verdachte verder zou zijn gegaan dan alleen het terugvervoeren van 'lege' koeriers. Hiervan is echter bij de verdachte in de onderhavige situaties niet gebleken aangezien verdachte bij beide transporten niet betrokken was bij de afwikkeling van de invoer van de bolletjes cocaïne, de transporten niet initiëerde en geen wetenschap had over een eventueel nieuw transport dat de koeriers, nadat deze 'leeg' waren terugvervoerd naar Schiphol, zouden uitvoeren.
Derhalve was er bij verdachte geen sprake van een strafbare betrokkenheid bij de onderhavige transporten.
5. Beslissing.
De rechtbank
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlaste-gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
Mr. H.W. Bezemer voorzitter,
en Mr. A.P. Hameete, Mr. E.C. Koekman rechters,
in tegenwoordigheid van Mr. M.E. Boekholtz, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2002.
Mr. E.C. Koekman is wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.