ECLI:NL:RBDOR:2002:AE5493

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
5 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/76
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. de Loor-Alwin
  • A.M. Westerhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake vergoeding buikwandcorrectie na intrekking besluit

In deze zaak heeft eiseres, een patiënte, bezwaar gemaakt tegen een besluit van de algemeen directeur van de Onderlinge Waarborgmaatschappij ANOZ Zorgverzekeringen u.a. te Apeldoorn, waarin haar werd meegedeeld dat zij niet in aanmerking kwam voor vergoeding van een plastisch-chirurgische behandeling, specifiek een buikwandcorrectie. Eiseres heeft in eerste instantie bezwaar aangetekend tegen dit besluit, maar haar bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.

Tijdens de zitting op 2 april 2002 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om eiseres de gelegenheid te geven aan te geven of zij het beroep wenste door te zetten of een verzoek op grond van artikel 8:73a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wilde indienen. Eiseres heeft echter niet op de zitting gereageerd, noch is haar gemachtigde verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 28 december 2000 het besluit had ingetrokken en eiseres alsnog in aanmerking had gebracht voor vergoeding van de buikwandcorrectie. Dit betekende dat eiseres geen (rest-)belang meer had bij de beoordeling van het bestreden besluit, aangezien haar bezwaar was ingewilligd. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen grond meer was voor verdere beoordeling van het beroep.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen afzonderlijke uitspraak op grond van artikel 8:73a van de Awb zal volgen, omdat er geen intrekking van het beroep heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
Reg. nr.: AWB 01/76
Uitspraak in de zaak van
[Eiseres] te [X], eiseres,
tegen
de algemeen directeur van de Onderlinge Waarborgmaatschappij ANOZ Zorgverzekeringen u.a. te Apeldoorn
1. Ontstaan en loop van het geding.
Bij besluit van 21 februari 2000 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor vergoeding c.q. verstrekking ten laste van de ziekenfondsverzekering van een plastisch-chirurgische behandeling (buikwandcorrectie).
Tegen dat besluit heeft eiseres bij brief van 13 maart 2000 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 28 december 2000 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 15 januari 2001, ingekomen op 18 januari 2001, beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
De zaak is op 2 april 2002 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer. De rechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen aan te geven of zij het beroep wenst door te zetten en - zo zij dit niet wenst - een verzoek als bedoeld in artikel 8:73a van de Algemene wet bestuursrecht (verder te noemen: Awb) te doen.
Naar aanleiding van de brief van eiseres van 23 april 2002 heeft de rechtbank bepaald dat de op 2 april 2002 uitgesproken schorsing mede zal worden benut voor hervatting van het vooronderzoek, in welk verband partijen zijn opgeroepen voor een compartie van partijen op 28 mei 2002.
Eiseres is niet verschenen. Haar gemachtigde, P.A.J. Stravers, is, hoewel hij daartoe was opgeroepen, evenmin verschenen.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde C.C.J. Splint.
2. Overwegingen.
Bij besluit van 21 februari 2000, zoals gehandhaafd bij het besluit van 28 december 2000, heeft verweerder geweigerd eiseres in aanmerking te brengen voor vergoeding c.q. verstrekking ten laste van de ziekenfondsverzekering van een plastisch-chirurgische behandeling (buikwandcorrectie).
Bij brief van 27 februari 2001 heeft verweerder het besluit van 28 december 2000 ingetrokken en eiseres alsnog in aanmerking gebracht voor vergoeding c.q. verstrekking ten laste van de ziekenfondsverzekering van de buikwandcorrectie.
De rechtbank stelt vast dat verweerder hiermee is tegemoetgekomen aan het bezwaar van eiseres.
Eiseres heeft vervolgens bij brief van 16 maart 2001 aangegeven dat zij schade heeft geleden, welke schade zij desgevraagd heeft gespecificeerd.
Tot 1 april 2002 leverde een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:73 van de Awb (rest-)belang op bij de beoordeling van een ingetrokken besluit, waarbij aan het beroep was tegemoetgekomen.
Sinds 1 april 2002 geldt artikel 8:73a van de Awb, waarin in het eerste lid is bepaald dat een bestuursorgaan, ingeval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Nu verweerder thans bij afzonderlijke uitspraak op grond van artikel 8:73a van de Awb kan worden veroordeeld in de schade die eiseres stelt te hebben geleden als gevolg van het ingetrokken besluit, heeft eiseres geen (rest-)belang meer bij de beoordeling van het bestreden besluit. Haar beroep dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Aan de beoordeling van het verzoek om schadevergoeding van eiseres, dat gelet op artikel 8:73 van de Awb eerst bij gegrondverklaring van het beroep aan de orde kan zijn, komt de rechtbank dan ook niet toe.
Wellicht ten overvloede overweegt de rechtbank dat er geen afzonderlijke uitspraak op grond van artikel 8:73a van de Awb zal volgen, nu - bij gebreke aan intrekking van het beroep - niet wordt voldaan aan de daarvoor geldende vereisten.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Gezien het voorstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing.
De rechtbank Dordrecht,
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. L. de Loor-Alwin, rechter, en door deze en mr. A.M. Westerhof, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op:
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende beroep instellen. Het instellen van beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na dagtekening van verzending van deze uitspraak.