ECLI:NL:RBDOR:2002:AD8997
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. de Heij
- A. Halk
- J. van Baal
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldigheid van pandrecht op vorderingen van gefailleerde vennootschappen
In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 6 februari 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen ABN AMRO BANK N.V. en de curator van de failliete vennootschappen Autocar Rotterdam B.V. en A.B. Transocar B.V. De bank vorderde een verklaring voor recht dat zij een rechtsgeldig pandrecht had verkregen op de vorderingen van de gefailleerde vennootschappen. De rechtbank oordeelde dat de pandakte, die op 3 augustus 1999 was ondertekend en op 4 augustus 1999 was geregistreerd, voldoende bepaaldheid bood voor de verpanding van de vorderingen. De curator had aangevoerd dat de vorderingen pas na faillietverklaring waren ontstaan, maar de rechtbank verwierp dit standpunt. De rechtbank stelde vast dat de vorderingen reeds vóór de faillietverklaring waren ontstaan en dat de bank recht had op inzage in de administratie van de vennootschappen om mededeling te kunnen doen van de verpanding aan de debiteuren. De curator werd veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt de vereisten voor de geldigheid van pandrechten en de verplichtingen van de curator in faillissement.