Parketnummer : 11.015040/01
datum uitspraak : 4 oktober 2001.
Strafvonnis van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht.
1. Onderzoek van de zaak.
In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Dordrecht tegen
[naam verdachte],
[geboorteplaats en -datum],
[woonplaats],
heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht het navolgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting van 20 september 2001 op de grondslag van de tenlastelegging.
Zij heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de verdediging, naar voren gebracht door de verdachte.
Aan verdachte is ten laste gelegd, hetgeen vermeld staat in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting op vorde-ring van de officier van justitie is gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging telas-te-legging zijn kopieën in dit vonnis gevoegd.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Gelet op de strekking van het bepaalde in artikel 240b, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht en het belang dat met deze bepaling wordt beschermd leest de rechtbank de tenlastelegging aldus, dat aan verdachte wordt verweten -kort samengevat- dat hij in de ten laste gelegde periode meermalen een afbeelding -of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding- van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in voorraad heeft gehad.
Blijkens het verhandelde ter terechtzitting heeft verdachte begrepen hetgeen aan hem wordt verweten.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke vereisten en is derhalve geldig.
Door het onderzoek ter terechtzitting is wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
hij in of omstreeks de periode van 20 maart 2000 tot en met 08 september 2000 te Hardinxveld-Giessendam, in elk geval in Nederland, één of meermalen (2019 keer) een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, bij welke hierna bedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, (telkens) heeft verspreid en/of heeft vervaardigd en/of in voorraad heeft gehad, te weten, in elk geval
-zakelijk weergegeven-
- een een afbeelding en/of een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een (negroïde) meisje van ongeveer vijf jaar oud dat op een liggende (volwassen) man zit, die met zijn geslachtsdeel haar vagina penetreert (print 5) en/of
- een een afbeelding en/of een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een (volwassen) vrouw die het geslachtsdeel van een ongeveer driejarige jongen in de mond neemt (print 7) en/of
- een een afbeelding en/of een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een ongeveer vierjarig meisje dat het geslachtsdeel van een kennelijk volwassen man in haar mond neemt (print 8) en/of
- een een afbeelding en/of een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een ongeveer tienjarig meisje dat bovenop een vermoedelijk ook tienjarig jongetje zit, waarbij hij haar vagina met zijn geslachtsdeel penetreert (print 12) en/of
- een een afbeelding en/of een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een ongeveer vierjarig meisje dat op bed ligt, terwijl zij in haar vagina gepenetreerd wordt door een kennelijk volwassen man, waarbij het kind haar handen voor de ogen houdt (print 14) en/of
- een een afbeelding en/of een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een zogenaamde close-up foto van een ongeveer zesjarig kind dat anaal wordt gepenetreerd door een kennelijk volwassen man (print 15) en/of
- een een afbeelding en/of een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een ongeveer vijfjarig meisje dat met opengesperde ogen en open mond naar een man kijkt die in de richting van haar mond klaarkomt (print 19) en/of
- een een afbeelding en/of een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een ongeveer zesjarig meisje dat een vibrator tegen haar vagina houdt (print 20),
zijnde alle pornografische afbeeldingen;.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De overtuiging van de rechtbank, dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
6. De benoeming van de feiten.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert op:
EEN GEGEVENSDRAGER, BEVATTENDE EEN AFBEELDING VAN EEN SEKSUELE GEDRAGING, WAARBIJ IEMAND DIE KENNELIJK DE LEEFTIJD VAN ZESTIEN JAAR NOG NIET HEEFT BEREIKT, IS BETROKKEN, IN VOORRAAD HEBBEN, MEERMALEN GEPLEEGD,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 240b, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
7. De strafbaarheid van verdachte.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken, dat strafuitsluitingsgronden van toepassing zijn, zodat verdachte strafbaar is voor de door hem gepleegde feiten.
8.1 De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten bewezen en heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Aan deze straf dient als bijzondere voorwaarde gekoppeld te worden dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit inhoudt dat verdachte een therapie zal moeten ondergaan.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte te veroordelen tot een taakstraf, zijnde een werkstraf, voor de duur van 210 uren.
8.2 De door de rechtbank op te leggen straffen.
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een aantal maanden schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben van kinderpornografische afbeeldingen, die hij -zowel thuis als op zijn werk- downloadde van internet en vervolgens opsloeg op de harde schijven van zijn eigen personal computer en van de computer van zijn werkgever. Daarmee heeft verdachte de norm dat seksueel misbruik van jeugdigen moet worden tegengegaan in ernstige mate geschonden. Door het op grote schaal verzamelen van kinderporno -verdachte had ruim tweeduizend dergelijke afbeeldingen opgeslagen- is het verdachte, zij het indirect, mede toe te rekenen dat uiterst laakbare mensonterende handelingen, die plaatsvinden met kinderen van veelal zeer jonge leeftijd, in stand worden gehouden en bevorderd. De rechtbank acht het in het bijzonder afkeurenswaardig dat verdachte ook afbeeldingen via de computer van zijn werkgever heeft gedownload en daarmee het risico heeft genomen dat anderen daarmee ongewild zouden worden geconfronteerd, zoals in casu ook is gebeurd.
Het mag als algemeen bekend worden verondersteld dat kinderen door betrokkenheid bij de op de afbeeldingen voorkomende seksuele gedragingen mede grote psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat.
Gelet op het vorenstaande, met name de hoeveelheid afbeeldingen die verdachte in voorraad had, acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend en geboden. Daarnaast acht zij een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, op zijn plaats.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat voorts rekening met de overige omstandigheden betreffende de persoon van verdachte zoals die zijn gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting, onder meer uit de voorlichtingsrapportage van de reclassering, alsmede uit het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister. Verdachte is nooit eerder met justitie in aanraking gekomen.
Verdachte heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven het verwerpelijke van zijn handelen in te zien en hij heeft aangegeven bereid te zijn een behandeling te ondergaan om herhaling in de toekomst te voorkomen. Verdachte heeft daartoe kort na zijn aanhouding zelf contact gezocht met de professionele hulpverlening.
In het vorenstaande vindt de rechtbank aanleiding om de overwogen gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen, zulks ook om verdachte te steunen in zijn voornemen niet opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde koppelen dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit inhoudt het volgen van een nader aan te geven behandeling voor zover en voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De rechtbank zal de duur van de werkstraf bepalen op 120 uren.
9. De toegepaste wetsartikelen.
De opgelegde straffen berusten, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Zij verklaart het door de officier van justitie aan verdachte ten laste gelegde bewezen zoals onder 4. omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 6. vermelde strafbare feiten.
Zij verklaart verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde feiten en veroordeelt hem tot EEN GEVANGENISSTRAF VOOR DE DUUR VAN VIER MAANDEN.
Zij beveelt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende de proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Zij stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Dordrecht, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt het volgen van een nader aan te geven behandeling voor zover en voor zolang de reclassering dit (binnen de grenzen van de proeftijd) noodzakelijk acht.
Zij verstrekt aan de genoemde reclasseringsinstelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
Zij veroordeelt verdachte tevens tot EEN TAAKSTRAF VOOR DE DUUR VAN 120 UREN, bestaande uit een WERKSTRAF.
Zij beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
Zij beveelt, dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuit-voerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Zij bepaalt de maatstaf voor de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht op 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.A.C. Smid, voorzitter, A.P. Hameete en A.G.H. Gorissen, rechters, in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 4 oktober 2001.
Door afwezigheid is mr. A.G.H. Gorissen voornoemd buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.