PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE DORDRECHT
Vonnis in kort geding in de zaak van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
Vereniging BUMA,
gevestigd en kantoorhoudende te Amstelveen,
eiseres bij dagvaarding van 24 november 2000,
advocaat mr. F. IJff te Amsterdam,
procureur mr. E.D. Rentema,
[Gedaagde],
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
in persoon verschenen.
Partijen zullen verder worden aangeduid als Buma en [gedaagde].
Ter terechtzitting van 7 december 2000 heeft Buma voor eis geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding.
[Gedaagde] heeft geconcludeerd voor antwoord.
Partijen hebben de zaak nader toegelicht; Buma bij monde van haar raadsman,
Door Buma is een productie in het geding gebracht.
Tot slot hebben partijen vonnis gevraagd.
1. Op grond van de - in zoverre niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken - stellingen van partijen en in het geding gebrachte producties wordt in dit geding van het volgende uitgegaan:
1.1. Buma heeft blijkens haar statuten ten doel de bevordering van de geestelijke en stoffelijke belangen van componisten, tekstdichters en muziekuitgevers, zowel in Nederland als in het buitenland en heeft van de Minister van Justitie toestemming tot het als bedrijf, doch zonder winstoogmerk, verlenen van bemiddeling inzake muziekauteursrecht.
1.2. Buma beschikt over een groot aantal door auteursrechthebbenden aan haar toevertrouwde uitvoeringsrechten op auteursrechtelijk beschermde hedendaagse muziek, op grond waarvan voor het in het openbaar ten gehore brengen van deze muziek de toestemming van Buma noodzakelijk is.
1.3. [Gedaagde] oefent aan de [adres] en aan de [adres] te Dordrecht beroeps- c.q. bedrijfsactiviteiten uit.
2. Buma vordert in kort geding - kort samengevat - (1) [gedaagde] te bevelen te verhinderen dat in de onder 1.3. genoemde ruimten zonder schriftelijke toestemming van Buma in het openbaar muziek ten gehore te brengen, waarvoor de toestemming van Buma vereist is, alsmede te verhinderen dat derden dit (laten) doen; (2) op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 1.000,--; (3) [gedaagde] te veroordelen tot betaling tegen kwijting van een bedrag van ƒ 3.165,75 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2000; (4) de gerechtelijke bewaring te bevelen van de muziekapparatuur in het etablissement van [gedaagde], met aanstelling van de exploiterende deurwaarder als bewaarder, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
2.1. Deze vordering baseert Buma op de stelling dat [gedaagde] onzorgvuldig jegens haar heeft gehandeld doordat hij regelmatig in de onder 1.3. genoemde ruimten hedendaagse muziekwerken openbaar maakt, danwel dat dit onder zijn verantwoordelijkheid gebeurde, zonder dat hij hiervoor van Buma toestemming heeft gekregen, op grond waarvan Buma schade lijdt en zal lijden. Nu [gedaagde] ondanks herhaalde sommaties inbreuk blijft maken op de rechten van Buma en sprake is van betalingsonwil, heeft Buma belang bij haar vorderingen.
3. [Gedaagde] heeft de vorderingen gemotiveerd weersproken. Op de inhoud van zijn verweer zal - voor zover nodig - in het navolgende worden ingegaan.
4. [Gedaagde] heeft ten verwere aangevoerd dat hij in de onder 1.3. genoemde ruimten slechts Turkse muziek ten gehore heeft gebracht, welke vrij is van auteursrechten, zodat voor het openbaar maken daarvan de toestemming van Buma niet nodig is. Nog daargelaten de onjuistheid van deze stelling, heeft [gedaagde] voorshands onvoldoende weersproken dat hij ook andere - wel onder de Buma-bescherming vallende - muziek heeft gedraaid, zodat de vorderingen onder 2 sub 1 en 2 voor toewijzing vatbaar zijn, met dien verstande dat aan de gevorderde dwangsom een maximum zal worden verbonden zoals hierna vermeld.
5. De vordering onder 2 sub 3 strekt tot betaling van een geldbedrag. Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding moet het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening nodig moet zijn. Bij de afweging van de belangen van partijen dient daarnaast de vraag betrokken te worden naar het risico van de onmogelijkheid van terugbetaling. [gedaagde] heeft erkend dat hij in het verleden geweigerd heeft de vorderingen van Buma te voldoen, zodat het bestaan van de vordering voorshands voldoende aannemelijk is. Het spoedeisend belang van Buma kan worden afgeleid van het spoedeisend belang van de bij Buma aangesloten auteursrechthebbenden, die van de betaling van de aan hen verschuldigde auteursrechten voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn. Van enig restitutierisico aan de zijde van Buma is voorshands niet gebleken, zodat de vordering onder 2 sub 3 evenzeer voor toewijzing vatbaar is.
6. Buma heeft, gelet op de omstandigheid dat de aanwezigheid van de muziekapparatuur in de onder 1.3. genoemde ruimten een reële dreiging van verdere inbreuk op de rechten van Buma met zich brengt, ter voorkoming van steeds toenemende schade voorshands voldoende belang bij de onder 2 sub 4 gevorderde voorziening, zodat deze evenzeer wordt toegewezen.
7. [Gedaagde] dient, als de in het ongelijk gestelde partij, de kosten van dit geding te dragen.
De beslissing in kort geding
Beveelt [gedaagde] te verhinderen dat in enige van de door hem ondernemingsgewijs c.q. in het kader van de beroepsuitoefening geëxploiteerde lokaliteiten en ruimten zonder schriftelijke toestemming van Buma in het openbaar enig muziekwerk ten gehore wordt gebracht, waarvoor de toestemming van Buma is vereist, alsmede te verhinderen dat derden zulks aldaar doen of laten doen.
Bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom zal verbeuren van ƒ 1.000,-- (éénduizend gulden) voor iedere overtreding van dit bevel, zulks tot een maximum van ƒ 25.000,-- (vijfentwintigduizend gulden).
Veroordeelt [gedaagde] om tegen kwijting aan Buma te betalen een bedrag van ƒ 3.165,75 (drieduizend éénhonderd vijfenzestig gulden en vijfenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 november 2000 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beveelt de gerechtelijke bewaring van de muziekapparatuur aanwezig in de etablissementen van [gedaagde], zoals hiervoor onder 1.3. omschreven, en stelt als bewaarder aan de exploiterende deurwaarder.
Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van Buma tot aan deze uitspraak begroot op ƒ 517,40 aan verschotten en ƒ 1.550,-- aan salaris van de procureur.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van Veen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2000, in tegenwoordigheid van de griffier.