ECLI:NL:RBDHA:2025:9868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
09/271441-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanranding van ex-partner met gebruik van geweld en seksuele handelingen

Op 4 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-partner op 12 oktober 2023 in Delft heeft aangerand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster heeft verhinderd zijn woning te verlaten, haar naar zijn slaapkamer heeft gesleurd, haar op bed heeft gegooid en haar broek en slip heeft uitgetrokken. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door DNA-bewijs en getuigenverklaringen. De verdachte heeft de feiten ontkend, maar de rechtbank oordeelt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 100 uur. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het delict op het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de ernst van seksueel geweld binnen een voormalige partnerrelatie en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/271441-23
Datum uitspraak: 4 juni 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] (Sovjet-Unie),
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 21 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L.M. van Rookhuizen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. N.M. Fakiri naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2023 te Delft, althans in Nederland, [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door (met kracht)
- te verhinderen dat [slachtoffer] zijn, verdachtes, woning zou verlaten, en/of
- die [slachtoffer] mee te sleuren naar zijn, verdachtes, slaapkamer, en/of
- die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, bed te gooien, en/of
- de broek en/of slip van die [slachtoffer] uit te trekken, en/of
- op de benen van die [slachtoffer] te zitten en/of die [slachtoffer] vast te houden en/of die
[slachtoffer] (meermalen) (hard) terug op het bed/de bedrand te gooien, waardoor die
[slachtoffer] niet weg kon, en/of
- een kussen op de mond van die [slachtoffer] te drukken,
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (met beide handen) betasten van de (blote) vagina en/of heupen en/of dijen, althans het (onder)lichaam, van die [slachtoffer] ;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 12 oktober 2023 was [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) bij de verdachte thuis om te praten over hun zoon. De verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer] op die dag heeft aangerand door de in de tenlastelegging omschreven handelingen te verrichten.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – op de gronden zoals verwoord in zijn pleitnota – namens de verdachte vrijspraak, subsidiair partiële vrijspraak, van het tenlastegelegde bepleit.
Op specifieke standpunten van de verdediging zal de rechtbank – voor zover van belang – hierna ingaan.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Uitgangspunten
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door de aanwezigheid van slechts twee personen bij de veronderstelde seksuele handelingen: de aangever en de verdachte. Hierdoor zijn vaak geen verklaringen voorhanden van getuigen die uit eigen waarneming over het tenlastegelegde kunnen verklaren. Wanneer de verdachte ontkent, is over de seksuele handelingen als zodanig dan ook veelal slechts de verklaring van de aangever als wettig bewijs beschikbaar. Daarom moet de verklaring van de aangever kritisch, zorgvuldig en behoedzaam worden bezien.
De verklaring van één getuige (de aangever), is zonder verder steunbewijs onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van de aangever toch voldoende wettig bewijs kan opleveren. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat hiervoor niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, als die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de belastende verklaring en het overige bewijsmateriaal mag niet een te ver verwijderd verband bestaan. Uit het dossier en uit hetgeen ter terechtzitting is besproken, moet de rechtbank bovendien de overtuiging hebben verkregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Beoordeling
De rechtbank dient ten eerste te beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn en kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer] in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijs.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn en overweegt daartoe als volgt. De verklaringen van [slachtoffer] zijn gedetailleerd en consistent. Zowel in haar aangifte als in het informatief gesprek over de gebeurtenissen op 12 oktober 2023 heeft zij verklaard dat zij door de verdachte werd tegengehouden toen zij zijn huis wilde verlaten. Vervolgens werd ze door de verdachte naar boven gesleurd, op bed gegooid en aangerand. [slachtoffer] heeft beide keren verklaard dat de verdachte haar broek en onderbroek naar beneden heeft getrokken, op haar is gaan zitten zodat zij niet weg kon komen, haar telkens, als zij tegenstribbelde, op bed heeft teruggeduwd en haar vervolgens met zijn platte hand heeft aangeraakt op haar heupen, dijen en vagina. Daarnaast heeft [slachtoffer] in beide verklaringen verklaard dat zij aan de blouse van de verdachte heeft getrokken, dat daarbij een knoopje losging en dat zij de stok van de vlizotrap heeft gepakt en ermee heeft geslagen. [slachtoffer] heeft in haar aangifte uitgebreider en meer gedetailleerd, maar in de kern hetzelfde, verklaard als tijdens het informatief gesprek. De rechtbank zal dan ook de aangifte van [slachtoffer] voor het bewijs gebruiken.
Steunbewijs
De verklaringen van [slachtoffer] worden ondersteund door DNA-bewijs. Er is op de binnenste dijbenen van [slachtoffer] een DNA-mengprofiel aangetroffen. De waargenomen DNA-match is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker als het DNA afkomstig is van de verdachte, dan als het van een willekeurig ander persoon afkomstig is. Hoewel het dossier niets zegt over hoe dat DNA op haar dijbenen kan zijn gekomen, gaat de rechtbank er van uit dat het zeer waarschijnlijk is dat het DNA op haar blote huid is gekomen door direct contact met de verdachte.
Dat [slachtoffer] het DNA daar mogelijk zelf heeft zou hebben “geplaatst” (zoals de verdediging suggereert) is op geen enkele manier aannemelijk geworden. Als dat technisch al mogelijk zou zijn, zou zij daartoe de gelegenheid moeten hebben gehad en zou dit bovendien een buitengewoon doelmatige en berekenende aanpak van [slachtoffer] vereisen. Daar is niets van gebleken.
De rechtbank concludeert dan ook dat het DNA op de binnenzijde van de dijbenen van [slachtoffer] de verklaring van [slachtoffer] dat de verdachte haar broek en slip heeft uitgetrokken en haar “overal” heeft aangeraakt, ondersteunt.
Daarnaast is er DNA aangetroffen op de buitenste schaamlippen van [slachtoffer] . Volgens het NFI is de match zeer veel waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van de verdachte of van een in de mannelijke lijn aan verdachte verwante man, dan wanneer het afkomstig is van willekeurige man die niet in de mannelijke lijn verwant is aan verdachte.
Deze conclusie ondersteunt de verklaring van aangeefster meer specifiek wat betreft het (met de platte hand) aanraken van haar blote vagina door de verdachte. Dat dit DNA via het gemeenschappelijk gebruik van een handdoek zou zijn overgebracht door haar zoon (ook een in de mannelijke lijn aan verdachte verwante man), acht de rechtbank minder waarschijnlijk; immers staat op basis van het voorgaande al vast dat de verdachte haar met het uittrekken van haar broek en slip op haar blote huid heeft aangeraakt.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verklaring van [slachtoffer] dat de verdachte haar vagina heeft aangeraakt, wordt ondersteund door dit DNA-spoor.
De verklaringen van [slachtoffer] worden verder op essentiële onderdelen ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] (hierna: [getuige] ). [getuige] heeft verklaard dat hij op 12 oktober 2023 rond half acht ’s avonds een sms-bericht van [slachtoffer] heeft ontvangen waarin zij hem liet weten dat het helemaal niet goed met haar ging. In het telefoongesprek tussen [getuige] en [slachtoffer] dat meteen hierna volgde, vertelde [slachtoffer] dat de verdachte aan haar had gezeten en haar had vastgehouden. Meer specifiek vertelde [slachtoffer] dat zij door de verdachte was meegesleurd naar boven, op het bed was gegooid, dat de verdachte op haar was gaan zitten en dat hij haar met platte hand onder haar middel had betast. Tijdens het telefoongesprek was [slachtoffer] zeer emotioneel, aan het huilen en heel kwaad.
Daarnaast worden de verklaringen van [slachtoffer] ondersteund door een letselverklaring. Uit de verklaring van de forensisch arts blijkt dat het slachtoffer letsel had, waaronder een bult op haar hoofd, roodheid op haar rechterknie, een blauwe plek op haar schouderblad en rechteronderarm en een blauwe pink en knokkel. Volgens de forensisch arts kan het letsel zijn veroorzaakt door een handgemeen of ergens tegenaan stoten. Naar het oordeel van de rechtbank past het letsel bij de verklaring van [slachtoffer] dat ze – na door de verdachte op bed te zijn gegooid – haar hoofd tegen de bedrand heeft en dat de verdachte op haar knieën heeft gezeten.
Partiële vrijspraak kussen op de mond drukken
De rechtbank spreekt de verdachte partieel vrij van het bij het slachtoffer op de mond drukken van een kussen. Het dossier bevat, anders dan de verklaring van [slachtoffer] , geen bewijsmiddelen die deze specifieke handeling door de verdachte ondersteunen.
Conclusie
Nu de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar acht, die verklaringen in voldoende mate worden ondersteund door andere bevindingen in het dossier en er ook overigens geen contra-indicaties bestaan voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] , zal de rechtbank bij de beoordeling van de tenlastelegging uitgaan van de juistheid van die verklaringen, op de hierboven genoemde punten. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 12 oktober 2023 heeft verhinderd dat [slachtoffer] zijn woning zou verlaten, haar heeft meegesleurd naar de slaapkamer, haar op bed heeft gegooid, haar broek en slip heeft uitgetrokken, op haar is gaan zitten, haar heeft vastgehouden, en vervolgens haar vagina, heupen en dijen heeft betast.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 12 oktober 2023 te Delft, [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid, te weten door (met kracht)
- te verhinderen dat [slachtoffer] zijn, verdachtes, woning zou verlaten, en
- die [slachtoffer] mee te sleuren naar zijn, verdachtes, slaapkamer, en
- die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, bed te gooien, en
- de broek en slip van die [slachtoffer] uit te trekken, en
- op de benen van die [slachtoffer] te zitten en die [slachtoffer] vast te houden en die
[slachtoffer] (meermalen) (hard) terug op het bed/de bedrand te gooien, waardoor die
[slachtoffer] niet weg kon, heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (met beide handen) betasten van de (blote) vagina en heupen en dijen, althans het (onder)lichaam, van die [slachtoffer] ;

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf gevorderd van 240 uren, met vervangende hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar toepassing te geven aan hetgeen is bepaald in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van zijn ex-partner. Het slachtoffer was bij de verdachte thuis om met hem te praten over hun zoon. De verdachte heeft het slachtoffer verhinderd zijn huis te verlaten, haar meegenomen naar zijn slaapkamer en haar daar aangerand. Hoewel het slachtoffer zich meerdere malen heeft verzet om weg te komen, heeft de verdachte zijn gedrag niet gestaakt. De rechtbank rekent het de verdachte in strafverzwarende zin aan dat hij op geen enkel moment verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Hij heeft blijk gegeven van een gebrek aan inzicht in de ernst van zijn gedrag en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Seksueel grensoverschrijdend gedrag, met name binnen een voormalige partnerrelatie, kan verregaande psychische impact hebben op het slachtoffer en brengt gevoelens van onveiligheid en machteloosheid met zich mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 2 april 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in strafverminderende noch strafverzwarende zin mee.
Ter terechtzitting heeft het slachtoffer de rechtbank verzocht om de verdachte geen (gevangenis)straf op te leggen. Daarnaast heeft ze verklaard dat ook zij zelf geweld heeft gebruikt tegen de verdachte, op meerdere momenten gedurende hun relatie, als ook op 12 oktober 2023. Ze heeft sinds ruim een jaar weer goed contact met de verdachte en wil dit graag voortzetten, vooral in het belang van de opvoeding van hun zoon. Er zijn geen incidenten meer geweest.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met haar verklaring, maar verliest daarbij niet uit het oog dat met straffen ook een ander belang (normhandhaving en vergelding) is gediend.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van
90 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk,met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. De rechtbank acht een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte op een
taakstraf van 100 uur,te vervangen door 50 dagen hechtenis, indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6. bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
90 (NEGENTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
88 (ACHTENTACHTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
driejaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
100 (HONDERD) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
50 (VIJFTIG) DAGEN;
Dit vonnis is gewezen door
mr. Y.J. Wijnnobel- van Erp, voorzitter,
mr. G. Kuijper, rechter,
mr. S.S. Buisman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Groeneveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 juni 2025.
Bijlage: bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023321903, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 285).
1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 15 oktober 2023, voor zover inhoudende (p. 71-82):
Aangever: [slachtoffer]
V: Kun je in een paar woorden aangeven waarvan jij aangifte wilt doen?
A: Ik kom aangifte doen omdat [verdachte] tegen mijn wil mijn broek, slip, laarzen en sokken heeft uitgetrokken. Mij heeft vastgehouden en mij op bed gegooid heeft.
Hij heeft mij seksueel aangerand. Hij heeft mij mijn kleding ontnomen en mij met zijn platte hand betast.
V: Tegen wie doe jij deze aangifte?
A: [verdachte] .
V: Waar heeft dat plaatsgevonden?
A: In Delft, [adres]
V: Wat is er op 12 oktober gebeurd?
A: Ik was een aantal keer opgestaan om te vertrekken. [verdachte] ging dan in de deurpost staan, zodat ik geen kant op kon. Hij zei: "Je gaat nergens heen." Toen ik weer opstond en wilde vertrekken, pakte hij mij bij mijn rechter bovenarm en sleurde mij mee de trap op naar boven. Eenmaal boven, gooide mij hij op het bed. Ik probeerde meerdere keren op te staan en gooide me steeds terug.
A: Hij duwde me elke keer weer terug op het bed. Ik kwam dan met mijn rug en hoofd terecht op het matras. Eén van die keren dat hij mij terugduwde, viel ik met mijn hoofd op de rand van het bed, waardoor ik een bult op mijn achterhoofd heb.
A: Toen hij mij voor de zoveelste keer op bed had teruggegooid, ging hij op mijn benen zitten. Ik kon geen kant op. Hij heeft mijn broek en onderbroek in één keer uitgetrokken.
A: [verdachte] deed zijn beide handen aan de zijkanten in mijn broeksband en trok deze in één ruk omlaag. Mijn onderbroek ging gelijk mee.
A: Ik probeerde op te staan. Ik werd constant door hem teruggeduwd en vastgehouden.
A: Hij heeft mij weer teruggeduwd op bed. Hij ging toen weer op mijn benen zitten, ter hoogte van mijn knieën.
A: Hij zat op zijn knieën op mijn benen. Hij had zijn knieën ieder aan één zijde van mijn benen. Hij raakte mij constant aan.
V: Waar raakte hij jou constant aan?
A: Mijn heupen, dijen, de binnenkant van mijn dijen, vagina. Hij deed dit met zijn platte hand. Hij probeerde ook met zijn handen mijn benen te spreiden.
Hij deed dat door op één been te zitten en met zijn andere hand deed hij mijn benen uit elkaar. Hij zat toen op mijn rechterbeen en duwde mijn linkerbeen opzij. Ik voel daar nog steeds pijn van aan mijn linker lies. Hij zat toen op mijn ene been, terwijl hij met zijn andere hand mijn been opzij wilde doen.
V: Je zegt 'hij raakte mij aan op mijn vagina'. Wat deed hij dan precies?
A: Hij legde zijn platte hand op mijn vagina.
V: Hoe vaak heeft hij op die manier jouw vagina aangeraakt?
A: 2 a 3 keer.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt op 15 oktober 2023, voor zover inhoudende (p. 84-92):
Op zondag 15 oktober 2023 om 14:34 uur verhoorden wij, verbalisanten, [getuige] :
De getuige verklaarde:
A: [slachtoffer] liet mij afgelopen donderdag weten waar zij was. Om 18:55 uur stuurde ik haar: "Alles Oké?". Om 19:26 schreef zij als reactie op mijn vraag "Alles Oké?", "Nee, het gaat heel slecht"
A: Toen heb ik telefonisch contact gezocht met [slachtoffer] gelijk en dat was om 19:27 uur.
[slachtoffer] zei: "Waarom reageer je niet". Ze was helemaal over haar toeren. Ze zei dat het heel slecht ging en zij vertelde dat [verdachte] aan haar had gezeten en haar had vastgehouden.
A; [slachtoffer] zei in grote lijnen: " [verdachte] heeft mij aangeraakt, heeft mij ontkleed en heeft mij vastgehouden". [slachtoffer] was compleet ontregeld. Zij was heel emotioneel, aan het huilen en heel kwaad. Er was geen normaal gesprek mogelijk.
A; [slachtoffer] zei dat [verdachte] haar had ontkleed en dat [verdachte] haar had aangeraakt en vastgehouden. Ze zei: "Ik heb daar anderhalf uur in de woning gezeten en hij heeft mij vastgehouden".
A: [slachtoffer] is aangeraakt. Zij zegt dat zij in de woning was en dat [verdachte] in de deuropening ging staan waardoor zij niet weg kon en dat [verdachte] haar aan haar hand mee heeft gesleurd de trap op. Boven in de woning van [verdachte] is de slaapkamer. [verdachte] heeft haar toen op het bed gegooid en heeft met 1 hand haar broek en haar laarzen uitgetrokken en is boven op haar gaan zitten.
V: Wat gebeurt er als [verdachte] boven op haar zit?
A: Hij heeft aan haar gezeten. Vanaf haar middel naar beneden. Hij zou haar met een platte hand hebben betast, vooral onder haar middel. Zij had een bult op haar hoofd omdat zij met haar hoofd op de rand van het bed terecht kwam, vertelde zij mij. Ze heeft op haar schouder, rug en op verschillende plekken op haar lichaam pijn.
3. Het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, opgemaakt op 13 oktober 2023, voor zover inhoudende (p. 53):
Wij, verbalisanten, werkzaam als forensisch onderzoeker, verklaren het volgende:
Slachtoffer: [slachtoffer]
Tijdens het FMO werden bemonsteringen genomen van de volgende locaties:
- binnenzijde dijbenen;
- buitenste schaamlippen;
Het hierna omschreven spoor werd gewaarmerkt en op de daartoe geschikte wijze veiliggesteld. Het volgende spoor werd in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Biologisch spoor
SIN: ZAAE5633NL
Datum/tijd veiligstellen: 13 oktober 2023 om 19:45 uur
4. Een geschrift, te weten medische informatie/forensisch medische letselrapportage zonder benoeming als gerechtelijk deskundige, opgemaakt door forensisch arts M. Trompenaars op 16 november 2023, voor zover inhoudende (p. 69):
Betreffende [slachtoffer]
Tijdens het lichamelijk onderzoek zelf waren de plekken goed zichtbaar en te duiden. Die gegevens had ik al genoteerd en nu ook in mijn verslag weergegeven.
Bult (bloeduitstorting) op behaarde hoofd 0.5 cm x 0,5 cm gelegen aan de rechter achter zijde van het hoofd richting haargrens met de nek, lichte roodheid er vlak onder, de bult betreft vooral zwelling ter grootte van een knikker;
Rechterknie: roodheid op de rechterknie van 2cm x 2 cm past bij stomp toegebracht letsel of een val op hardere ondergrond.
Blauwe plek zichtbaar ter plaatse van linker schouderblad ter grootte van 2 cm x 2cm;
Aan de buitenkant van de rechteronderarm is een blauwe plek zichtbaar van 1 x 1cm
Pink van de rechterhand mn knokkel en zijkant van de pink, blauw verkleurd grootte 1cm x 1cm.
Dit wijst op stomp letsel, kan deels veroorzaakt zijn door toegebracht letsel zoals bv handgemeen en/of deels veroorzaakt zijn door ergens tegen aan te stoten.
We hebben hier te maken met stomp letsel, zoals een bult op t hoofd en blauwe plekken op het lichaam. Dit kan toegebracht zijn met een stomp voorwerp zoals bv een hand of ontstaan zijn door tegen een harde ondergrond te botsen of te vallen.
5. Het proces-verbaal waarneming en afname celmateriaal, opgemaakt op [geboortedatum] 2023, voor zover inhoudende (p. 239-240):
Wij, verbalisanten, verklaren het volgende:
Op dinsdag 31 oktober 2023 werd wangslijmvlies afgenomen van de verdachte [verdachte] . Het afgenomen celmateriaal is door [naam] (HGL11199) in beslag genomen. Het celmateriaal is op de voorgeschreven wijze verpakt en voorzien van een identiteitszegel.
Voornaam: [voornaam verdachte]
Achternaam: [achternaam verdachte]
Geboortedatum [geboortedatum] /1972
WABZ5725NL
6. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 8 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 271):
Onderstaand materiaal is ontvangen van de politie.
SIN
Omschrijving
ZAAE5633NL
een onderzoeksset zedendelicten afkomstig van slachtoffer [slachtoffer] met hierin acht bemonsteringen:
- binnenzijde dijbenen nat
- Buitenste schaamlippen nat
WABZ5725NL
referentiemonster wangslijmvlies van verdachte [verdachte]
6. Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek
Van het referentiemateriaal van verdachte [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer] zijn DNA-profielen verkregen. Deze DNA-profielen zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek. In onderstaande tabel staan de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en het DNA-onderzoek.
ZAAE5633NL
ZAAES633NL#02
binnenzijde dijbenen nat
DNA kan afkomstig zijn van:
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
- meer dan 1 miljard
ZAAE5633NL#03
buitenste schaamlippen nat
Y-chromosomaal DNA-onderzoek DNA kan afkomstig zijn van:
- verdachte [verdachte]
Deze bemonstering bevat een relatief kleine hoeveelheid DNA dat afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] , of van een in de mannelijke lijn aan [verdachte] verwante man.
Bewijskracht:
- zeer veel waarschijnlijker