ECLI:NL:RBDHA:2025:9862

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
NL25.7252
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag wegens veilig derde land Brazilië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 mei 2025, wordt de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag van eiseres behandeld. Eiseres, van Haïtiaanse nationaliteit, heeft op 9 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister heeft deze aanvraag op 10 februari 2025 niet-ontvankelijk verklaard, omdat Brazilië als veilig derde land wordt beschouwd. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van eiseres en komt tot de conclusie dat de minister in redelijkheid heeft overwogen dat eiseres en haar dochters een zodanige band met Brazilië hebben dat het redelijk is dat zij daar naartoe gaan. Eiseres heeft eerder in Brazilië verbleven en heeft daar gewerkt, wat haar band met het land versterkt. De rechtbank oordeelt dat de minister aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres toegang zal krijgen tot Brazilië, mede omdat haar dochter de Braziliaanse nationaliteit heeft. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat zij bij terugkeer naar Brazilië te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres en haar kinderen naar Brazilië moeten terugkeren. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 mei 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.7252
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] ,V-nummer: [V nummer] , eiseres Mede namens haar minderjarige kinderen:
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]
(gemachtigde: mr. K. Benchaïb), en
de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: J. van Raak).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag in stand kan blijven. De minister heeft in redelijkheid overwogen dat eiseres en haar dochters een zodanige band hebben met Brazilië dat het redelijk is dat zij daar naar toe gaan. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 9 april 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Zij stelt van Haïtiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1989. De minister heeft met het bestreden besluit van 10 februari 2025 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat Brazilië voor haar en haar dochter [minderjarige 2] als veilig derde land kan worden beschouwd. De aanvraag namens dochter [minderjarige 1] heeft de minister kennelijk ongegrond verklaard omdat Brazilië gelet op haar Braziliaanse nationaliteit kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst1.
1. Zie in dit verband het voornemen in de zaak van de partner [partner] . Dit voornemen maakt onderdeel uit van het bestreden besluit dat is opgenomen in het besluit op bezwaar van 10 februari 2025 in de zaak van [partner] , welke besluit in samenhang met die van eiseres is genomen en waarnaar is verwezen.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, B. Westerveld als tolk en de gemachtigde van de minister. De gemachtigde van eiseres heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit
3. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat Brazilië als veilig derde land voor eiseres en haar dochter [minderjarige 2] kan worden beschouwd. De minister neemt aan dat eiseres een band met Brazilië heeft opgebouwd omdat zij daar eerder (van 2016 tot 2022) heeft verbleven op basis van een verblijfsvergunning die geldig is tot 2030. Eiseres heeft bovendien verklaard dat zij daar heeft gewerkt en dat zij toegang had tot medische zorg. Daarnaast is gebleken dat haar dochter [minderjarige 1] de Braziliaanse nationaliteit heeft omdat zij daar is geboren. Hierdoor wordt de band met Brazilië zodanig geacht dat het redelijk is voor eiseres om naar dat land toe te gaan. Volgens de minister is het aannemelijk dat eiseres tot Brazilië wordt toegelaten omdat zij volgens de vreemdelingenwet bij haar Braziliaanse dochter kan verblijven. Dat geldt zowel voor haar, als voor haar partner en hun andere kind. Tot slot overweegt de minister dat Brazilië in zijn algemeenheid is aangemerkt als veilig land en dat dit ook voor eiseres specifiek geldt. De door eiseres gestelde problemen zijn volgens de minister in basis een conflict met haar werkgever. Uit haar verklaringen blijkt niet dat eiseres hulp bij de autoriteiten heeft gezocht of andere pogingen heeft gedaan om haar recht te halen. Verder is niet gebleken van andere problemen. Eiseres heeft na het incident met haar werkgever nog drie jaar in Brazilië verbleven, zodat niet wordt ingezien waarom zij bij terugkeer zou hebben te vrezen van deze persoon.

Het toetsingskader

4. De Afdeling heeft in haar uitspraken van 13 december 2017 het toetsingskader voor het tegenwerpen van een veilig derde land uiteengezet (zie onder andere ECLI:NL:RVS:2017:3380). Hieruit volgt dat verweerder eerst moet beoordelen of de vreemdeling een zodanige band heeft met het derde land, dat het voor hem of haar redelijk is daar naartoe te gaan. Het is in beginsel aan verweerder om aan de hand van de verklaringen van de vreemdeling en eventuele overgelegde of anderszins verkregen documenten aannemelijk te maken dat die vreemdeling een band heeft met het derde land. Het is vervolgens aan de vreemdeling om dat te weerleggen.
5. Bij de beoordeling of een vreemdeling een zodanige band heeft met het land worden alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder begrepen de aard, duur en omstandigheden van het verblijf. Uit paragraaf C2/6.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 volgt dat door verweerder onder andere aangenomen wordt dat een vreemdeling een band heeft met een derde land als de vreemdeling eerder in dat land heeft verbleven. Hierbij neemt verweerder een minimale verblijfsduur aan van zes maanden. Ook moeten de omstandigheden waaronder de vreemdeling in het derde land heeft verbleven bij de beoordeling worden meegewogen.
6. Daarna moet verweerder beoordelen of aannemelijk is dat de vreemdeling tot dit land wordt toegelaten. Dit moet hij doen aan de hand van informatie uit algemene bronnen, of op basis van de verklaringen van de vreemdeling. Vervolgens is het aan de vreemdeling om met tegenbewijs te komen door voldoende twijfel te zaaien dat de door verweerder geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot dat land in zijn geval niet aanwezig zijn. In de uitspraak van 17 april 2023 heeft de Afdeling vervolgens nog verduidelijkt dat het aan de vreemdeling is om inspanningen te verrichten om daadwerkelijk te worden toegelaten, tenzij niet van hem kan worden verlangd dat hij opnieuw probeert toegang tot en verblijf in dat land te krijgen.
7. Als laatste moet verweerder beoordelen of de vreemdeling in dit derde land volgens de beginselen genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) zal worden behandeld.
De band met Brazilië
8. Voor zover eiseres heeft bedoeld om gronden te richten tegen de conclusie van de minister dat zij een zodanige band met Brazilië heeft dat het voor haar redelijk is om daar naar toe te gaan, overweegt de rechtbank als volgt. De minister wijst er in dit kader terecht op dat eiseres heeft verklaard dat zij ongeveer zes jaar in Brazilië heeft verbleven, dat zij daar heeft gewerkt en dat zij toegang had tot medische zorg Daarnaast heeft zij een kind gekregen in Brazilië dat daardoor de Braziliaanse nationaliteit heeft. De rechtbank is van oordeel dat de minister op goede gronden heeft overwogen dat deze omstandigheden maken dat eiseres een band heeft met Brazilië, die zodanig is dat het voor haar redelijk is om daar naar toe te gaan. Eiseres heeft dit verder ook niet gemotiveerd bestreden. De beroepsgrond slaagt niet.

Toegang tot Brazilië

9. Eiseres voert aan dat zij niet zal worden toegelaten tot Brazilië. Zij baseert dit standpunt op eerdere ervaringen. Verweerder heeft volgens eiseres onvoldoende gemotiveerd waarom aannemelijk is dat zij toegang krijgt tot Brazilië
.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister met de verwijzing naar landeninformatie aannemelijk gemaakt dat eiseres en haar gezin zullen worden toegelaten tot Brazilië. Eiseres heeft verklaard dat haar verblijfsvergunning nog geldig is tot 2030. Haar dochter [minderjarige 1] heeft de Braziliaanse nationaliteit. De minister wijst op de Braziliaanse vreemdelingenwet, waaruit volgt dat het voor haar partner en hun in Nederland geboren dochter mogelijk is om via [minderjarige 1] verblijf in Brazilië te verkrijgen. De minister hoeft gelet op vaste rechtspraak niet te bewijzen dat zij feitelijk zullen worden toegelaten. Nu de minister een begin van bewijs heeft geleverd, is het aan eiseres om twijfel te zaaien over de mogelijkheden om toegang te verkrijgen. Naar het oordeel van de rechtbank is zij daar niet in geslaagd. Eiseres heeft in beroep namelijk niet gemotiveerd betwist waarom de conclusies van de minister onjuist zouden zijn. De beroepsgrond slaagt niet.

Vervolging of ernstige schade

11. Eiseres voert aan dat de minister zich er onvoldoende van heeft vergewist dat zij bij terugkeer niet blootgesteld zal worden aan vervolging of ernstige schade. In dit kader
heeft eiseres verklaard dat zij in Brazilië veel discriminatie en onveiligheid heeft ondervonden, dat zij in haar bestaansmogelijkheden werd bedreigd en dat zij geen toegang meer had tot minimale basisvoorzieningen. Eiseres heeft hulp gezocht bij de autoriteiten voor haar problemen echter heeft zij onvoldoende bescherming kunnen vinden en/of verkrijgen. De minister heeft bij zijn motivering volgens eiseres onvoldoende haar individuele situatie betrokken.
12. De rechtbank volgt dit standpunt van eiseres niet. De minister wijst er in dit kader terecht op dat Brazilië in zijn algemeenheid is aangemerkt als veilig land. Dit wordt door eiseres ook niet betwist. Vervolgens is het aan de minister om op basis van de door eiseres gestelde individuele omstandigheden te beoordelen of zij bij terugkeer volgens de beginselen als bedoeld in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb zal worden behandeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister al deze omstandigheden meegewogen en kunnen concluderen dat niet gebleken is van een behandeling in strijd met die beginselen. Eiseres heeft gesproken over discriminatie en een conflict met haar voormalig werkgever, maar ook dat zij hulp kon zoeken bij de autoriteiten daarvoor en dat zij toegang had tot medische zorg en de arbeidsmarkt. De minister heeft in redelijkheid overwogen dat uit de verklaringen van eiseres niet kan worden afgeleid dat zij bij terugkeer naar Brazilië te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. De beroepsgrond slaagt niet.

Asielmotieven Haïti en terugkeerbesluit

13. Omdat de asielaanvraag van eiseres niet ontvankelijk is verklaard, is er geen aanleiding om in te gaan op haar gronden die gaan over de problemen die zij zou hebben ondervonden in Haïti.
14. Nu vast staat dat het redelijk is dat eiseres naar Brazilië toe gaat, is ook geen aanleiding voor de minister om van het opgelegde terugkeerbesluit af te zien.

Conclusie en gevolgen

15. De minister heeft de aanvraag van eiseres en haar dochter [minderjarige 2] niet-ontvankelijk mogen verklaren. De aanvraag van [minderjarige 1] mocht de minister afwijzen als kennelijk ongegrond omdat zij de Braziliaanse nationaliteit heeft. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat zij naar Brazilië zal moeten gaan. Dit geldt ook voor haar kinderen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Kosterman - Meijer, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 mei 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.