ECLI:NL:RBDHA:2025:9834

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
SGR 24/9198
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering en de beoordeling van de medische situatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering (Zw-uitkering) beoordeeld. Eiseres had zich per 1 maart 2024 ziek gemeld vanuit de Werkloosheidswet en ontving een Zw-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde deze uitkering per 1 maart 2024, wat eiseres aanvecht. Eiseres stelt dat er geen medische (her)toetsing heeft plaatsgevonden na 1 maart 2024, ondanks een toename van haar klachten.

De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres en het Uwv. Het Uwv stelt dat de beëindiging van de uitkering op zorgvuldige wijze is beoordeeld door verzekeringsartsen, die de medische situatie van eiseres op 6 juni 2024 en 7 juni 2024 hebben onderzocht. De rechtbank concludeert dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoen aan de eisen van zorgvuldigheid en dat er geen tegenstrijdigheden zijn. Eiseres heeft niet aangetoond dat de rapporten onzorgvuldig zijn.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de beëindiging van de Zw-uitkering per 7 juni 2024 terecht is en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/9198

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering (Zw-uitkering).
Eiseres heeft zich per 1 maart 2024 vanuit de Werkloosheidswet ziek gemeld. Haar is per die datum een Zw-uitkering toegekend.
Op 7 juni 2024 heeft het Uwv in het primaire besluit de Zw-uitkering van eiseres beëindigd per 1 maart 2024.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 5 november 2024 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar gegrond verklaard uitsluitend voor zover het betreft de datum van beëindiging van de Zw-uitkering. Om zorgvuldigheidsredenen is de Zw-uitkering per 7 juni 2024 beëindigd. In het bestreden besluit is daarom de medische situatie van eiseres op 7 juni 2024 beoordeeld.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit op 20 november 2024 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar partner en de gemachtigde van verweerder.

Waarover het gaat in deze zaak

1. Eiseres is het niet eens met de beëindiging van haar Zw-uitkering per 7 juni 2024. Het Uwv heeft het bezwaarschrift behandeld op basis van de medische informatie van 1 maart 2024. Vanaf medio maart 2024 zijn de klachten door medicijnen en pijnstillers in de vorm van onder andere spierpijn toegenomen. Deze constatering is in het bezwaarschrift aangegeven, aldus eiseres. Het Uwv heeft hier echter niets mee gedaan. In de bezwaarschriftprocedure heeft het Uwv alleen de gegevens van 1 maart 2024 gebruikt. De klachten zijn nog steeds aanwezig. Eiseres voert als reden voor haar beroep aan dat geen medische (her) toetsing van de medische situatie van eiseres na 1 maart 2024 heeft plaatsgevonden.

Standpunt van het Uwv

2.1
Het Uwv heeft in zijn verweerschrift het volgende aangevoerd. Eiseres is op 6 juni 2024 door de verzekeringsarts op het spreekuur gezien. Hierbij zijn de toegenomen klachten uitgebreid besproken. De verzekeringsarts concludeerde dat de beperkingen als gevolg van de klachten niet zodanig zijn dat eiseres daardoor haar werk, bestaande uit de eerder op 1 mei 2023 geduide functies, niet kan verrichten.
2.2
Het Uwv verwijst verder naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 17 oktober 2024, waarin deze verzekeringsarts op basis van alle medische informatie tot dezelfde conclusie kwam. In bezwaar is beoordeeld of het oordeel van 7 juni 2024 plausibel en navolgbaar is. Een nieuw spreekuur is daarvoor niet altijd nodig. Eiseres was al op 7 juni 2024 door een verzekeringsarts op het spreekuur gezien. Ook was er recente medische informatie. De verzekeringsarts b&b had op basis van alle gegevens een goed beeld van de medische situatie en de mogelijkheden van eiseres. Het Uwv is daarom van mening dat op goede gronden van een spreekuur is afgezien.
2.3
Het Uwv verzoekt het beroep ongegrond te verklaren.

Wat de rechtbank vindt

3. Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
4. In deze zaak gaat het om de medische situatie van eiseres per 1 maart 2024 (de beoordelingsdatum) en 7 juni 2024 (de effectueringsdatum).
5.1
De beroepsgronden van eiseres komen erop neer dat de onderzoeken van de verzekeringsartsen zoals die zijn beschreven in de rapporten van 7 juni 2024 en 17 oktober 2024, onzorgvuldig zijn geweest. Er had volgens eiseres in bezwaar een medische (her) toetsing moeten plaatsvinden, mede omdat er sprake is van een toename van klachten van spierpijn na 1 maart 2024.
5.2
De rechtbank ziet geen aanleiding om de medisch onderzoeken als onzorgvuldig aan te merken. Dat licht zij hierna toe.
5.3
Het medisch onderzoek van de primaire verzekeringsarts [naam 1] vond plaats op 6 juni 2024. De verzekeringsarts heeft eiseres op het spreekuur gezien. Eiseres heeft haar toenemende klachten met de verzekeringsarts besproken. De verzekeringsarts heeft de toenemende klachten/vermoeidheid ook in het rapport vermeld en besproken. De verzekeringsarts kwam tot de conclusie dat eiseres per 1 maart 2024 geschikt is voor de geduide functies. De verzekeringsarts rapporteert medische informatie te zullen opvragen. Deze is ontvangen en bevindt zich bij de stukken. Het gaat om medische informatie van de huisarts van eiseres, gedateerd 8 augustus 2024, een specialistenbericht interne geneeskunde van 2 juli 2024, een specialistenbericht immunologie en infectieziekten van 6 mei 2024 en een bericht van de neuroloog van 22 januari 2023. Deze informatie heeft geen aanleiding gegeven het primaire medisch oordeel op basis van de spreekuurgegevens te herzien.
5.4
In tegenstelling tot hetgeen eiseres stelt, heeft vervolgens in bezwaar een medische heroverweging plaatsgevonden door de verzekeringsarts b&b [naam 2] . Het onderzoek was op 17 oktober 2024. In dat onderzoek heeft de verzekeringsarts b&b de medische situatie van eiseres beoordeeld per 1 maart 2024 en per 7 juni 2024. De verzekeringsarts b&b heeft op 17 oktober 2024 gerapporteerd. De verzekeringsarts b&b heeft daarbij de informatie van de behandelende sector meegewogen, inclusief de toegenomen spierpijnklachten. De verzekeringsarts b&b rapporteert daarover:
De conclusie van de verzekeringsarts b&b luidt:
5.5
Uit het voorgaande volgt dat het Uwv wel degelijk de medische informatie van na 1 maart 2024 heeft meegenomen, en tevens de medische situatie van eiseres op 7 juni 2024 heeft beoordeeld.
5.6
De verzekeringsarts b&b heeft het niet nodig gevonden om eiseres op een spreekuur te zien. Blijkens het rapport van 17 oktober 2024 bevatte het bezwaarschrift in combinatie met de beschikbare medische informatie van de internist en huisarts voldoende gegevens voor heroverweging van de bezwaargronden. Daarbij heeft de verzekeringsarts b&b in aanmerking genomen dat eiseres bij de primaire beoordeling is gezien door een geregistreerd verzekeringsarts en de bezwaarprocedure niet het karakter heeft van een second opinion. De rechtbank overweegt hierover dat de verzekeringsarts b&b de klachten van eiseres kenbaar bij de beoordeling heeft betrokken en dat hij een beoordeling heeft verricht per 1 maart 2024 en 7 juni 2024, daarbij kennisnemend van actuele medische informatie van (ruim) na 1 maart 2024. Ook het feit dat eiseres niet op een fysiek spreekuur bij de verzekeringsarts b&b is geweest, maakt niet dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat eiseres eerder wel door een primaire verzekeringsarts op een spreekuur is gezien.
5.7
De rechtbank is verder van oordeel dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de conclusies logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. Het Uwv mocht zich dan ook op deze rapportages baseren.
6. De rechtbank gaat op grond van het voorgaande uit van de juistheid van de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank concludeert dat de Zw-uitkering van eiseres terecht en op goede gronden per 7 juni 2024 is beëindigd.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van
E.T. Rietbroek, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.