ECLI:NL:RBDHA:2025:9831

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
C/09/682747 / JE RK 25-567
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2025 een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp afgewezen. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die de machtiging had aangevraagd voor een minderjarige die op 24 april 2025 vermist is geraakt. De kinderrechter had eerder op 15 april 2025 een machtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie, maar de minderjarige was sindsdien niet meer bereikbaar en had zich onttrokken aan de hulpverlening. Tijdens de zitting op 27 mei 2025 werd vastgesteld dat de minderjarige niet aanwezig was, ondanks dat zij correct was opgeroepen. De ouders van de minderjarige maakten zich grote zorgen over haar welzijn, maar de kinderrechter oordeelde dat het verzoek tot machtiging niet kon worden toegewezen omdat de vereiste instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper ontbrak. De kinderrechter concludeerde dat de situatie van de minderjarige zorgwekkend was, maar dat de wettelijke vereisten voor een gesloten machtiging niet waren vervuld. De kinderrechter gaf aan dat een open plek wellicht beter zou zijn voor de minderjarige, zodra zij weer terugkeert of gevonden wordt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/682747 / JE RK 25-567
Datum uitspraak: 27 mei 2025
Beschikking van de kinderrechterAfwijzing machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [datum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat mr. mr. J.I. Echteld te Gouda.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de ouders.
gezamenlijk wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 april 2025 een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 19 juni 2025, met aanhouding van het overige deel van het verzoek.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van 15 april 2025 en de hierin benoemde stukken;
- de brief van de gecertificeerde instelling, ontvangen door de rechtbank op 26 mei 2025.
1.3.
Op 27 mei 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • De advocaat van [minderjarige] ;
  • de vader;
- de moeder, bijgestaan door [naam 1] als niet beëdigd tolk in de Urdu taal en als toehoorder;
- [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige] is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] wel juist is opgeroepen. Uit de brief van de gecertificeerde instelling van 26 mei 2025 is gebleken dat [minderjarige] sinds 24 april 2025 vermist is.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
Het is onbekend waar [minderjarige] nu feitelijk verblijft, omdat zij op 24 april 2025 is weggelopen van [de accommodatie] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 december 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 19 december 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling handhaaft haar verzoek tot verlening van een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de resterende duur van vier maanden.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] is op 24 april 2025 weggelopen uit [de accommodatie] en is sindsdien vermist. Hoewel [de accommodatie] haar dezelfde dag als vermist heeft opgegeven bij de politie, wordt er op dit moment niet actief naar haar gezocht door de politie, omdat haar vermissing onderdeel zou zijn van een bekend patroon bij haar. Er is verschillende keren telefonisch contact geweest tussen [de accommodatie] en [minderjarige] , waarbij [minderjarige] contact heeft opgenomen en heeft aangegeven dat zij graag wil terugkeren naar de groep. Dit is echter tot op vandaag niet gebeurd. Het laatste contact met [minderjarige] was ongeveer twee weken geleden. De zorgen over [minderjarige] zijn groot. Tijdens de vorige zitting heeft [minderjarige] aangeven dat haar tante in [woonplaats] belangrijk voor haar is. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling opdracht gegeven contact met deze tante te leggen. Er zijn sindsdien meerdere gesprekken gevoerd met [minderjarige] ’s ouders en familie, maar uit niets blijkt dat er daadwerkelijk een tante of ander familielid in [woonplaats] woont. De ouders maken zich zorgen en weten niet wie [minderjarige] hiermee bedoelt. Omdat [minderjarige] heeft aangegeven zelf graag terug te willen naar [de accommodatie] , maar dit nog niet is gebeurd, bestaat de vrees dat zij tegen haar wil in wordt weggehouden. Hiernaast loopt [minderjarige] door haar onttrekking noodzakelijke hulpverlening en stabiliteit mis, en is zij haar vervolgplek kwijtgeraakt bij een passende open groep van [instelling 2] . Het is in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat zij snel kan terugkeren naar [de accommodatie] , zodat zij niet meer stagneert in haar ontwikkeling, zij weer kan starten met school en er een perspectiefbiedende plek voor haar gevonden kan worden.
3.3.
Door haar vermissing was het niet mogelijk voor de gedragswetenschapper om [minderjarige] te zien en een instemmingsverklaring op te stellen.
4.
De standpunten
4.1.
De advocaat van [minderjarige] heeft ter zitting aangegeven [minderjarige] niet over het verzoek gesproken te hebben, en hierdoor niet namens haar te kunnen spreken. Wel heeft de advocaat van [minderjarige] naar voren gebracht dat er geen instemmingsverklaring aanwezig is, waardoor het verzoek niet kan worden toegewezen. Het is verder erg zorgelijk dat de politie niet actief naar [minderjarige] op zoek is.
4.2.
De ouders hebben ter zitting naar voren gebracht zich grote zorgen te maken over [minderjarige] . [minderjarige] is bij hen weggehaald, maar krijgt nu ook niet de veiligheid en structuur die zij nodig heeft. [minderjarige] moet weer thuis komen wonen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt als volgt. Een maatregel van gesloten jeugdhulp is zeer ingrijpend. Om die reden bepaalt artikel 6.1.2, vijfde lid van de Jeugdwet dat een verzoek tot machtiging tot plaatsing in een gesloten accommodatie slechts kan worden verleend indien het verzoek is voorzien van de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. Die instemmingsverklaring ontbreekt omdat [minderjarige] op 24 april 2025 is weggelopen van [de accommodatie] en sindsdien vermist is, waardoor het niet gelukt is om haar te laten onderzoeken door een gedragswetenschapper. Nu de wettelijke vereiste instemmingsverklaring ontbreekt, wijst de kinderrechter het verzoek tot het verlenen van een gesloten machtiging om deze reden af. Ten overvloede overweegt de kinderrechter dat op grond van datgene dat op de zitting is besproken een gesloten plek op [de accommodatie] niet geschikt lijkt om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan jeugdhulp onttrekt, en een open plek bij [instelling 2] wellicht beter passend is voor [minderjarige] . Het is daarom nodig dat wanneer [minderjarige] weer terugkeert of gevonden wordt, er zo snel mogelijk wordt uitgezocht welke plek geschikt is voor haar.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025 door mr. N.B. Haverhoek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 4 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.