ECLI:NL:RBDHA:2025:983

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
NL23.11490
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en problemen met familie in Oezbekistan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Oezbeekse man, had op 23 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag op 6 april 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij in Oezbekistan problemen had met de familie van zijn ex-verloofde, die hem bedreigd zouden hebben. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de gemachtigde van de verweerder en een waarnemer van de gemachtigde van eiser waren aanwezig. De rechtbank heeft de mondelinge uitspraak onmiddellijk gedaan na sluiting van het onderzoek ter zitting.

De rechtbank oordeelde dat de problemen die eiser met de familie van zijn ex-verloofde had, niet geloofwaardig waren. Eiser had zijn asielrelaas niet met documenten onderbouwd en zijn verklaring over de bedreigingen werd als ongeloofwaardig beschouwd. De rechtbank vond het ook relevant dat eiser pas vier jaar na zijn vertrek uit Oezbekistan asiel had aangevraagd, wat afbreuk deed aan de geloofwaardigheid van zijn verhaal. De rechtbank concludeerde dat de minister op goede gronden de asielaanvraag had afgewezen en dat het beroep van eiser ongegrond was. Het terugkeerbesluit en het inreisverbod werden in stand gehouden. De rechtbank wees ook een proceskostenveroordeling af.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. Eiser kan binnen een week na verzending van het proces-verbaal van de uitspraak een hogerberoepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11490
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. drs. E.R. Weegenaar),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. Y. Verheugd).

Procesverloop

1.1
Eiser heeft op 23 juli 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 6 april 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond [1] .
1.3
Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerder en [naam waarnemer] als waarnemer van de gemachtigde van eiser.
1.5
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en aanleiding gezien om onmiddellijk mondeling uitspraak te doen in deze zaak.

Gronden van de beslissing

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Oezbeekse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994. Eiser is Oezbekistan in 2017 ontvlucht en heeft enige tijd in Polen en Letland verbleven. Eiser is in 2020 Nederland ingereisd en heeft in 2021 in vreemdelingendetentie gezeten en van daaruit asiel aangevraagd.
3. Eiser stelt dat hij in Oezbekistan problemen heeft gehad met de familie van zijn ex-verloofde. Zij werden op jonge leeftijd gedwongen zich te verloven. Eiser stelt dat hij de relatie met zijn ex-partner verbroken heeft en dat zijn ex-partner en haar de ouders hiermee akkoord waren. De oom van zijn ex-partner, die een zeer invloedrijk man is, heeft hier problemen mee gehad en is eiser gaan bedreigen. In februari 2017 is eiser met een vuurwapen bedreigd en is er na aangifte van deze bedreiging brand gesticht in de kledingzaak van zijn familie. In overleg met zijn ouders heeft eiser besloten Oezbekistan te ontvluchten. Bij terugkeer vreest eiser vermoord te worden door of vanwege zijn oom.
Wat heeft verweerder besloten?
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen met familie van ex-verloofde.
5. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De problemen met de familie van de ex-verloofde zijn niet geloofwaardig geacht. Eiser heeft hiermee geen gegronde vrees voor vervolging of reëel risico op ernstige schade aannemelijk gemaakt. Omdat eiser Nederland onrechtmatig is binnengekomen en zich niet zo snel mogelijk bij binnenkomst bij de autoriteiten gemeld heeft met zijn verzoek om internationale bescherming, heeft verweerder de asielaanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Daarbij zijn een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Wat vindt eiser in beroep?
6. Verweerder heeft ten onrechte tegengeworpen dat het asielrelaas niet met documenten is onderbouwd. Eiser bevond zich in een vluchtsituatie waarin hij niets kon meenemen en het is onmogelijk om op afstand bewijsmateriaal uit Oezbekistan te verkrijgen. Ook is ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet meteen bij binnenkomst asiel heeft aangevraagd. Zijn vrees voor ernstige schade kon pas concreet gemaakt worden toen eiser dreigde te worden uitgezet. Eiser was daarvoor bezig met een aanvraag voor regulier verblijf en is mede door zijn ervaringen in Oezbekistan wantrouwig geworden tegenover de autoriteiten. Eiser heeft naar beste weten en herinnering verklaard over zijn reisverhaal en ten onrechte is tegengeworpen dat de ouders van eiser geen problemen hebben ondervonden na zijn vlucht. Eiser kan in Oezbekistan geen adequate bescherming krijgen van de autoriteiten. Het terugkeerbesluit en inreisverbod zijn mede daarom onrechtmatig.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is en legt dat hierna uit.
8. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser de problemen met zijn ex-verloofde niet aannemelijk heeft gemaakt.
Verweerder heeft hierin mogen tegenwerpen dat eiser het relaas niet met documenten heeft onderbouwd, terwijl niet duidelijk is waarom eiser hier niet over kon beschikken. Dat het onmogelijk was om bijvoorbeeld camerabeelden, foto’s, screenshots of stukken van de gestelde gebeurtenissen te verkrijgen, al dan niet na zijn vlucht via familie, is niet onderbouwd. Ook mocht verweerder tegenwerpen dat eiser pas vier jaar na zijn vertrek uit Oezbekistan voor het eerst asiel heeft aangevraagd, bovendien pas op het moment dat hij in bewaring zat en al meerdere jaren illegaal in Nederland verbleef. Dat eiser niet eerder asiel heeft aangevraagd doet op voorhand afbreuk aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas en is voldoende reden voor het kennelijk ongegrond verklaren van de asielaanvraag. Daarbij mocht verweerder tegenwerpen dat eiser in 2021 bij de vreemdelingenpolitie verklaard heeft dat hij geen problemen heeft ondervonden in Oezbekistan. Dit roept vragen op over de geloofwaardigheid van de problemen. Eiser was zonder duidelijke reden zelf niet aanwezig op de zitting om zijn verhaal persoonlijk toe te lichten. Wat ingebracht is door eiser aan gronden en verklaringen is onvoldoende om de conclusie van verweerder te weerleggen.
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook het terugkeerbesluit gericht op vertrek naar Oezbekistan met een vertrektermijn van vier weken en het inreisverbod voor de duur van twee jaar kunnen hierbij in stand blijven.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op de zitting van 8 januari 2025.
Dit proces-verbaal is ondertekend en verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop dit proces-verbaal van de mondelinge uitspraak is verzonden. Deze verzenddatum ziet u hierboven.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).