ECLI:NL:RBDHA:2025:9780

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
NL25.23687
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring met zicht op uitzetting naar Algerije

Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De maatregel van bewaring was op 25 april 2025 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 2 juni 2025.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot 7 mei 2025. Eiser stelde dat er geen zicht op uitzetting was binnen een redelijke termijn, omdat er geen presentaties plaatsvinden zonder bevestiging van de nationaliteit. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verweerder uitzettingshandelingen heeft verricht en dat er geen aanleiding is om te concluderen dat er geen zicht op uitzetting bestaat. Eiser heeft niet aangetoond dat er geen pogingen zijn gedaan om zijn nationaliteit aan te tonen en de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende voortvarend handelt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.23687

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 25 april 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 2 juni 2025. [1]

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2005 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 8 mei 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 7 mei 2025, rechtmatig was. [2] Daarom ziet de beoordeling nu op het voortduren van de maatregel van bewaring sinds 7 mei 2025.
4. Eiser voert aan dat geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Er is bekend dat er geen presentaties plaatsvinden als de nationaliteit niet kan worden bevestigd. Uit een andere zaak blijkt dat de consul alleen gedocumenteerde zaken of zaken waarin de nationaliteit is bevestigd in persoon wil zien. Nu vaststaat dat er geen presentatie zal plaatsvinden is het onduidelijk wat het nut is van het schriftelijk rappelleren. Door na te laten direct contact op te nemen met de consul en alleen maar schriftelijk te rappelleren wordt er ook niet voldoende voortvarend gehandeld.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 21 mei 2025 en op 26 mei 2025 uitzettingshandelingen heeft verricht door een rappel te sturen naar de Algerijnse autoriteiten in verband met eisers lp-aanvraag en met hem een vertrekgesprek te voeren. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. De omstandigheid dat er nog geen reactie van de Algerijnse autoriteiten op de lp-aanvraag is gekomen ondanks het versturen van rapellen, is onvoldoende voor de conclusie dat er in eisers geval geen zicht op uitzetting bestaat. De Algerijnse autoriteiten hebben daarnaast niet te kennen gegeven dat zij voor eiser geen lp zullen afgeven. Ook is niet gebleken van enige poging van eiser om zijn nationaliteit aan te tonen, terwijl het aan hem is om actief en volledig mee te werken aan zijn uitzetting, zoals hem ook duidelijk is gemaakt tijdens het laatste vertrekgesprek. Eiser heeft verder met de door hem geciteerde passage “uit een andere zaak” niet aannemelijk gemaakt dat er in het geheel geen presentaties plaatsvinden in het geval de nationaliteit niet kan worden bevestigd. Het is de rechtbank niet gebleken dat dat het lp-traject op niets zal uitlopen en dat er voor eiser geen lp zal worden afgegeven. Gelet op al het voorgaande werkt verweerder ook voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser.
6. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 3 juni 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw.
2.Met het kenmerk: ECLI:NL:RBDHA:2025:7993.