Op 21 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van huiselijk geweld. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer en vond plaats op tegenspraak. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder mishandeling van zijn levensgezel, bedreiging met de dood en vernieling van haar mobiele telefoon. De rechtbank heeft het onderzoek gehouden op 24 december 2024 en 7 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. H. Mol, de vordering indiende en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. Raza. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, die meerdere keren mishandeld was, en de getuigenverklaringen in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 november 2023 zijn levensgezel in het gezicht heeft geslagen, wat leidde tot letsel. Daarnaast heeft hij haar bedreigd met de dood en haar telefoon vernield. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van twee andere feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 86 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, en een contactverbod van drie jaar met de aangeefster. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling, en heeft de verdachte gewaarschuwd voor de ernst van zijn daden en het risico op recidive. De uitspraak is gedaan door mr. I.C. Kranenburg, voorzitter, en de rechters mr. J.R.K.A.M. Waasdorp en mr. K.O. Hamelink, in aanwezigheid van griffier mr. T. Verschoor.