Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, een Iraanse asielzoeker, beroep heeft ingesteld tegen twee plaatsingsbesluiten en twee vrijheidsbeperkende maatregelen van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). De rechtbank heeft de beroepen tegen het eerste plaatsingsbesluit van 11 april 2025 en de vrijheidsbeperkende maatregel van 10 april 2025 gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het plaatsingsbesluit niet met terugwerkende kracht kon worden opgelegd en heeft dit besluit vernietigd. Eiser heeft recht op schadevergoeding voor de onterecht opgelegde vrijheidsbeperking van 10 tot 14 april 2025, wat resulteert in een schadevergoeding van € 125,-. De beroepen tegen het tweede plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel van 17 april 2025 zijn ongegrond verklaard. De rechtbank concludeert dat het COA de gedragingen van eiser terecht heeft gekwalificeerd als een incident met zeer grote impact, wat de opgelegde maatregelen rechtvaardigt. De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden en de minister ieder voor de helft veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.814,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.