Op 9 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2017, in een gezinsgerichte voorziening. De kinderrechter heeft eerder op 20 juni 2024 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 11 juli 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 11 januari 2025. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat de minderjarige positieve ontwikkelingen doormaakt in het gezinshuis, maar er nog onduidelijkheid is over een passende onderwijsplek en de opvoedcapaciteiten van de ouders. Tijdens de zitting op 9 januari 2025 waren de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig. De vader heeft verweer gevoerd en aangegeven dat hij in staat is om voor de minderjarige te zorgen, terwijl de moeder het verzoek steunt maar twijfels heeft over de vader.
De kinderrechter heeft op basis van de stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige baat heeft bij de veilige en stabiele opvoedsituatie in het gezinshuis en dat er meer duidelijkheid moet komen over de opvoedmogelijkheden van de ouders. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van zes maanden, tot 11 juli 2025, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 28 januari 2025.