ECLI:NL:RBDHA:2025:974

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
C/09/665539 / JE RK 24-824
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gezinsgerichte voorziening

Op 9 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2017, in een gezinsgerichte voorziening. De kinderrechter heeft eerder op 20 juni 2024 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 11 juli 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 11 januari 2025. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat de minderjarige positieve ontwikkelingen doormaakt in het gezinshuis, maar er nog onduidelijkheid is over een passende onderwijsplek en de opvoedcapaciteiten van de ouders. Tijdens de zitting op 9 januari 2025 waren de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig. De vader heeft verweer gevoerd en aangegeven dat hij in staat is om voor de minderjarige te zorgen, terwijl de moeder het verzoek steunt maar twijfels heeft over de vader.

De kinderrechter heeft op basis van de stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige baat heeft bij de veilige en stabiele opvoedsituatie in het gezinshuis en dat er meer duidelijkheid moet komen over de opvoedmogelijkheden van de ouders. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van zes maanden, tot 11 juli 2025, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 28 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/665539 / JE RK 24-824
Datum uitspraak: 9 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de gezinshuismoeder],
hierna te noemen: de gezinshuismoeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 juni 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 11 juli 2025 en de machtiging verlengd [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening tot 11 januari 2025. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt nu ook de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 20 juni 2024;
  • de brief van de gecertificeerde instelling met bijlage van 2 januari 2025;
  • de brief van van de vader met bijlagen van 6 januari 2025;
  • het e-mailbericht van de gezinshuismoeder van 9 januari 2025.
1.3.
Op 9 januari 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader bijgestaan door een tolk;
- de moeder via een telefonische verbinding.
1.4.
De gezinshuismoeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat zij wel juist is opgeroepen.

2.Het verzoek

2.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [de minderjarige] heeft in het gezinshuis een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Ook op school wordt gezien dat [de minderjarige] stappen maakt.
Er bestaat echter wel nog onduidelijkheid over een passende onderwijsplek voor volgend jaar. Het is van belang dat meer inzicht wordt verkregen in de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van [de minderjarige] .
Verder heeft het onderzoek naar de opvoedcapaciteiten van de moeder geen voortgang kunnen boeken door haar herhaaldelijke weigeringen om mee te werken aan de beoordelingsboog. Voortzetting van de beoordelingsboog is daarom alleen mogelijk indien de moeder hiertoe het initiatief neemt.
Ten aanzien van het contact tussen [de minderjarige] en zijn moeder blijft een zorgelijk patroon zichtbaar. De moeder neemt weinig initiatief en is op cruciale momenten afwezig.
De samenwerking met de vader verloopt constructiever. De begeleide bezoeken van de vader aan [de minderjarige] zijn in november 2024 hervat en de vader heeft ingestemd met de voortzetting van de beoordelingsboog. Desgevraagd heeft de gecertificeerde instelling toegelicht dat de vader en [de minderjarige] eens per twee weken anderhalf uur onbegeleid contact hebben. De vader sluit goed aan op de behoeftes van [de minderjarige] en [de minderjarige] is blij om zijn vader te zien. De komende periode zal het contact tussen [de minderjarige] en de vader stapsgewijs worden uitgebreid. [de minderjarige] heeft baat bij het professionele opvoedingsklimaat waarin hij op dit moment opgroeit. Het is in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat hij de komende maanden in dit professionele opvoedingsklimaat kan blijven wonen en zich kan blijven ontwikkelen. In deze maanden moet meer zicht worden verkregen op de opvoedcapaciteiten van en de opvoedsituatie bij de vader thuis.

3.De standpunten

3.1.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek. De vader heeft naar voren gebracht dat hij graag voor [de minderjarige] wil zorgen en dat hij daartoe in staat is. De vader heeft recent het Nederlands staatsburgerschap verkregen en is in Nederland op zoek naar een baan. De echtgenote van de vader woont op dit moment in Sierra Leone, maar zal in september 2025 in Nederland komen wonen. De vader wil graag samen met zijn echtgenote voor [de minderjarige] zorgen. Ook heeft de vader naar voren gebracht dat hij zich houdt aan de afspraken met de gecertificeerde instelling. De vader ziet verder het belang van het contact tussen de moeder en [de minderjarige] en wil het contact tussen hen bevorderen.
3.2.
De moeder is het eens met verzochte. Zij wil graag dat [de minderjarige] bij het huidige gezinshuis blijft wonen. De moeder vertrouwt de vader en zijn echtgenote niet. Zij stelt dat de vader haar in het verleden heeft mishandeld.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
4.2.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat [de minderjarige] de afgelopen periode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Het is duidelijk dat hij baat heeft bij de veilige en stabiele opvoedsituatie die wordt geboden door het gezinshuis. Op dit moment is er nog onvoldoende zicht op de opvoedmogelijkheden van en de opvoedsituatie bij de vader en de moeder. Het is daarom in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat hij in ieder geval de komende zes maanden in het gezinshuis kan blijven wonen. Binnen die zes maanden moet meer duidelijkheid komen over de opvoedmogelijkheden van de vader en de moeder. De kinderrechter benadrukt daarbij dat de moeder zelf het initiatief tot het opnieuw opstarten van de beoordelingsboog zal moeten nemen en daaraan zal moeten meewerken. Het traject van de beoordelingsboog met betrekking tot de vader moet de komende periode worden voortgezet en afgerond. De kinderrechter zal het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing daarom toewijzen voor de duur van zes maanden, te weten voor de duur van de ondertoezichtstelling.
4.3.
Indien de gecertificeerde instelling na verloop van tijd een verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing doet, dient de kinderrechter op de hoogte te worden gesteld van de uitslag van de beoordelingsboog en van het verloop van de bezoekmomenten van de vader en de moeder. De kinderrechter verwacht dat indien de uitslag van de beoordelingsboog van de vader positief is, zal worden gekeken naar een verdere uitbreiding van het contact tussen de vader en [de minderjarige] .
4.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening tot 11 juli 2025;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2025 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in aanwezigheid van M.J.W. Straatsma als griffier, en op schrift gesteld op 28 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.