ECLI:NL:RBDHA:2025:9734

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
C/09/662115 / FA RK 24-1430
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, hoofdverblijfplaats, zorgregeling, kinderalimentatie, voortgezet gebruik echtelijke woning, afwikkeling huwelijksvermogensregime naar Tunesisch recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in Tunesië zijn gehuwd en gezamenlijk drie minderjarige kinderen hebben. De vrouw heeft de Tunesische nationaliteit, terwijl de man zowel de Tunesische als de Nederlandse nationaliteit bezit. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende verzoekschriften en stukken, waaronder voorlopige voorzieningen die eerder zijn getroffen. De vrouw heeft verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar, kinderalimentatie en het voortgezet gebruik van de echtelijke woning door de man. De man heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzoeken ingediend, waaronder een zorgregeling voor de kinderen en een verzoek tot het behoud van de echtelijke woning.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de vrouw vastgesteld, en de man is verplicht om € 64,- per kind per maand aan kinderalimentatie te betalen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de man het voortgezet gebruik van de echtelijke woning behoudt voor een periode van zes maanden. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw tot verdeling van het huwelijksvermogensregime afgewezen, omdat de echtelijke woning niet gemeenschappelijk is geworden. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 24-1430 (echtscheiding) en FA RK 24-4454 (afwikkeling huwelijksvermogensregime)
Zaaknummers: C/09/662115 (echtscheiding) en C/09/668320 (afwikkeling huwelijksvermogensregime)
Datum beschikking: [geboortedatum 1] 2025

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 26 februari 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P. Celikkal te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.G. Schnoor te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 14 maart 2024 van de vrouw, met wijziging petitum;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek, ingekomen op 16 mei 2024;
  • het F9-formulier van 14 april 2025 van de man, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 24 april 2025 van de vrouw, met bijlagen.
Op 25 april 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld door de tolk M. Majdoubi;
  • namens de man: mr. C. van der Zalm, waarnemend advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] 2019 te [plaats 1] (gemeente [gemeente] ), Tunesië.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2018 te [geboorteplaats 1] , Tunesië;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2020 te [geboorteplaats 2] , Tunesië;
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2022 te [geboorteplaats 3] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • De vrouw heeft de Tunesische nationaliteit en de man heeft de Tunesische en de Nederlandse nationaliteit.
  • De man is ook de vader van [jong-meerderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 4] 2004 te [geboorteplaats 4] , Tunesië, en [jong-meerderjarige 2] op [geboortedatum 5] 2006 te [geboorteplaats 3] .
  • Deze rechtbank heeft op 6 mei 2024 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang, inhoudende:
  • een doorverwijzing van partijen naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Omgangsbegeleiding, waarbij is bepaald dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank (tussentijds) in onderhavige bodemprocedure rapporteert omtrent het verloop van voornoemd traject, met kopie aan beide ouders;
  • dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) te [plaats 2] ;
  • toevertrouwing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] aan de vrouw;
  • vaststelling van een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] van € 64,- per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw, zoals dat na wijziging luidt, strekt tot echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
bepaling dat het huwelijksvermogen van partijen bestaat uit de gezamenlijke eigendom van de woning gelegen aan de [adres] te [plaats 2] ;
bepaling dat de man het voortgezet gebruik van de echtelijke woning behoudt en de man de helft van de getaxeerde (netto) waarde van de woning aan de vrouw vergoedt;
indien het onder punt 2 verzochte niet haalbaar is, de man te bevelen mee te werken aan de verkoop van de echtelijke woning aan een derde partij, opdat de netto opbrengst na verkoop verdeeld wordt tussen partijen bij helfte;
vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij de vrouw;
vaststelling van kinderalimentatie van € 248,- per kind per maand, althans een zodanig bedrag dat de rechtbank juist acht;
bepaling dat ieder der partijen de eigen kosten van het geding draagt,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert – onder referte ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding en de hoofdverblijfplaats – verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken en verzoekt zelfstandig de volgende nevenvoorzieningen:
  • te bepalen dat de minderjarige kinderen van partijen iedere week een dag in het weekend bij de man zullen verblijven, afwisselend de zaterdag en de zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur, althans een dusdanige zorgregeling vast te stellen als de rechtbank juist acht, dan wel te bepalen dat partijen zich ten aanzien van de contacten tussen de man en de kinderen zich zullen houden aan de aanwijzingen en adviezen van de hulpverlening;
  • te bepalen dat door de man € 64,- per kind per maand zal worden bijgedragen in de kosten van hun verzorging en opvoeding, waarbij de man zich het recht voorbehoudt om, indien zijn uitkering significant verandert, een herberekening van zijn draagkracht te maken;
  • te bepalen dat partijen gehuwd zijn buiten gemeenschap van goederen en in het kader van deze echtscheidingsprocedure ter zake een verdeling en/of verrekening niets van elkaar te vorderen hebben;
  • te bepalen dat de man gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats 2] voor de duur van zes maanden te rekenen vanaf de datum van inschrijving van de echtscheiding in de daartoe bestemde registers,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt aan de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe. De rechtbank zal op grond van artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Ontvankelijkheid
Door beide ouders is geen ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815 tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken, heeft de rechtbank de bevoegdheid beide ouders niet-ontvankelijk te verklaren in de over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
Het is de rechtbank, gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, voldoende gebleken dat het op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan over te leggen. Hoewel de zorgregeling en de kinderalimentatie eerst tussen partijen in geschil waren, hebben zij op de zitting op deze punten overeenstemming bereikt. De rechtbank zal de vrouw ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft dit niet betwist, zodat het verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond kan worden toegewezen.
Hoofdverblijfplaats
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen.
Inhoudelijke beoordeling
De man verweert zich niet tegen vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw op dit punt toewijzen, ook omdat niet is gebleken dat het belang van de kinderen zich daartegen verzet.
Zorgregeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van een zorgregeling.
Inhoudelijke beoordeling
Gebleken is dat partijen in de voorlopige voorzieningen zijn doorverwezen naar omgangsbegeleiding, maar dat dat niet van de grond is gekomen. Momenteel ziet de man de kinderen niet, met uitzondering van telefonisch contact één keer in de twee weken. De vrouw heeft aangegeven dat de kinderen de man graag weer willen zien. Daar staat de vrouw ook achter en voor haar is de veiligheid inmiddels geen groot issue meer, zodat het contactherstel wat haar betreft niet meer onder begeleiding van hulpverlening zou hoeven plaats te vinden.
De advocaat van de man heeft op de zitting aangegeven dat de man in de nacht voorafgaand aan de zitting in het ziekenhuis is opgenomen, zodat hij niet bij de zitting aanwezig kon zijn. Ten aanzien van de zorgregeling is de zitting een aantal keer geschorst geweest, zodat de advocaat met de man kon bellen. Uiteindelijk hebben partijen op deze wijze afspraken gemaakt.
Zij zijn overeengekomen dat wordt toegewerkt naar een regeling waarbij de kinderen bij de man zijn iedere zaterdag van 11.00 uur tot 18.00 uur. De eerste twee keren zal het contact plaatsvinden van 11.00 uur tot 13.00 uur in het bijzijn van de vrouw. De ouders spreken dan af in het centrum van Den Haag bij het Spui, bij de Hema boven in de eetgelegenheid. Daarbij is afgesproken dat de man alleen zal komen en geen anderen (familieleden) mee zal nemen. De regeling zal ingaan op het moment dat het weer beter gaat met de man en hij uit het ziekenhuis is. Daarvoor zal de man via whatsapp contact opnemen met de vrouw. De rechtbank zal deze zorgregeling in het belang van de kinderen vastleggen en het meer of anders verzochte afwijzen.
Kinderalimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie.
Op het verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Partijen hebben op de zitting afgesproken dat de man € 64,- per kind per maand blijft betalen aan kinderalimentatie, waarbij de indexering voor het eerst zal plaatsvinden op 1 januari 2026. De rechtbank zal aldus beslissen en het meer of anders verzochte afwijzen.
Voortgezet gebruik echtelijke woning
Partijen verzoeken beiden dat de man het voortgezet gebruik van de echtelijke woning behoudt. De rechtbank zal deze verzoeken toewijzen.
Afwikkeling huwelijksvermogensregime
Rechtsmacht
Aangezien de Nederlandse rechter op grond van Brussel II-ter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij ook rechtsmacht ten aanzien van de nevenverzoeken over het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening Huwelijksvermogensstelsels).
Toepasselijk recht
De rechtbank gaat bij de bepaling van het toepasselijk recht uit van het volgende. Voor de bepaling welk verdrag dan wel welke verordening van toepassing is, moet worden gekeken naar de huwelijksdatum. Omdat het huwelijk van partijen is gesloten ná 29 januari 2019 – namelijk op [datum] 2019 – is de Verordening Huwelijksvermogensstelsels van toepassing op het huwelijksvermogensregime van partijen.
Niet gesteld of gebleken is dat partijen ten aanzien van het huwelijksvermogensregime een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht.
Na het huwelijk tussen partijen in 2019 is de vrouw in Tunesië achtergebleven en is de man teruggekeerd naar Nederland. De vrouw kwam in september 2020 naar Nederland. Partijen hebben dus niet de eerste gewone verblijfplaats op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd.
Ten tijde van het huwelijk had de vrouw de Tunesische nationaliteit en de man de Tunesische en de Nederlandse nationaliteit. Op grond van het bepaalde in artikel 26, eerste lid, onder b, Verordening Huwelijksvermogensstelsels werd op het huwelijksvermogensstelsel het recht van toepassing van de staat waarvan beide echtgenoten op het tijdstip van de huwelijkssluiting de nationaliteit bezitten. De echtgenoten hadden ten tijde van de huwelijkssluiting de Tunesische nationaliteit gemeenschappelijk, zodat het Tunesische recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw stelt dat sprake is van een gemeenschap van goederen, nu in 1998 de huwelijksvermogenswet in Tunesië is gewijzigd. Partijen hebben door voor het ‘
le régime de communauté des biens’ te kiezen de keuze gemaakt dat er sprake is van een algehele gemeenschap van goederen, waar de echtelijke woning binnen valt. De vrouw verzoekt dat de man de helft van de waarde van de woning aan de vrouw moet vergoeden.
De man stelt dat sprake is van algehele scheiding van goederen. Het Tunesische huwelijksvermogensrecht kent geen gemeenschap van goederen, tenzij gekozen wordt voor een ander regime. Voor het ‘
le régime de communauté des biens’dat in beginsel een beperkte gemeenschap van goederen inhoudt, geldt dat een overeenkomst daartoe moet worden vastgelegd in een authentieke akte. Het bestaan van een dergelijke akte is niet gesteld of gebleken. De man gaat er dan ook van uit dat er geen (beperkte) gemeenschap van goederen tussen partijen bestaat. De man verzoekt te bepalen dat partijen gehuwd zijn buiten gemeenschap van goederen en in kader verdeling/verrekening niets van elkaar te vorderen hebben.
De rechtbank overweegt dat het Tunesische recht als wettelijk stelsel een scheiding van goederen kent. De Tunesische wet 98-94 van 9 november 1998 (Loi n° 98-94 du 9 novembre 1998 relative au régime de la communauté des biens entre époux) beoogt het regime van gemeenschap van goederen tussen de echtgenoten mogelijk te maken. Dit volgt uit artikel 1 en 2 van genoemde wet:
Art.1 - Le régime de la communauté des biens est un régime facultatif pour lequel les époux peuvent opter au moment de la conclusion du contrat de mariage ou à une date ultérieure.
Ce régime a pour but de rendre un immeuble ou un ensemble d’immeubles propriété indivise entre les époux lorsqu’ils sont propres à l’usage familial.
Art. 2. - Lorsque les époux déclarent qu’ils choisissent le régime de la communauté des biens ils seront soumis aux dispositions de cette loi, toutefois, ils leur appartient de convenir de l’élargissement du domaine de la communauté à condition d’en faire mention expresse dans l’acte.
Het is een facultatief regime waarvoor gekozen kan worden bij het aangaan van het huwelijk, maar ook op een later moment. Als de echtgenoten verklaren dat zij het stelsel van gemeenschap van goederen kiezen, zijn de bepalingen van deze wet op hen van toepassing. Uit artikel 2 volgt dat het de echtgenoten vrij staat het toepassingsgebied van de gemeenschap uit te breiden door middel van uitdrukkelijke contractuele regelingen.
Uit artikel 10 en 11 van genoemde wet volgt welke onroerende goederen geacht worden gemeenschappelijk te zijn:
“Du domaine de la communauté des biens
Chapitre 1
Les biens communs
Art. 10. - Sont considérés communs entre les époux, les immeubles acquis après le mariage ou après la conclusion de l’acte de communauté à moins que leur propriété n’ait été
transférée à l’un d’eux par voie de succession, donation, ou de legs, et à condition qu’ils soient destinés à l’usage familial ou à l’intérêt propre de celle-ci, nonobstant le fait que ledit usage soit continu, saisonnier ou occasionnel.
Sont également considérés accessoirement communs les dépendances de l'immeuble et ses fruits de quelque nature qu'ils soient.
Ne seront pas considérés comme tels les immeubles affectés à un usage purement professionnel.
Dans le cas d’un accord sur la communauté en vertu d'un acte postérieur à l’acte de mariage, les époux peuvent, par stipulation expresse dans le contrat englober dans la communauté les immeubles acquis à partir de la date de la conclusion du mariage.
L’accord peut porter sur tous leurs immeubles y compris ceux acquis avant le mariage et ceux provenant d’une donation, d’une succession ou d’un legs.
Art. 11. - Sont considérés immeubles destinés à l’usage familial ou à l’intérêt propre de la famille, les immeubles acquis après le mariage et qui seront à vocation d’habitation tels ceux se situant dans les zones d’habitation ou achetés à des promoteurs immobiliers spécialisés dans la construction des locaux d’habitation ou financés par des crédits de logement ou les immeubles dont les actes d'acquisition prévoient leur destination à
l'usage d’habitation ou ceux dont il sera prouvé qu’ils ont été effectivement occupés en tant que logement familial.
La preuve du contraire peut être établie par tous moyens.”
Uit artikel 10 van deze wettekst volgt dat de gemeenschap van goederen in beginsel (alleen) de onroerende goederen omvat die staande huwelijk worden verkregen, onder de voorwaarde dat deze in gezinsverband worden gebruikt. Daarnaast volgt uit artikel 11 dat goederen die bestemd zijn voor het gezinsgebruik worden geacht na het huwelijk te zijn verworven, maar dat tegenbewijs van dit vermoeden op alle mogelijke manieren kan worden geleverd.
Niet in geschil tussen partijen is dat de echtelijke woning al voor het huwelijk aan de man in eigendom toebehoorde. Los van de vraag of het feit dat op de huwelijksakte ‘
le régime de communauté des biens’ staat vermeld voldoende is om een gemeenschap van goederen tussen partijen te doen laten ontstaan, is niet gesteld of gebleken dat partijen uitdrukkelijk contractueel hebben geregeld dat de (voorhuwelijkse) woning tot de gemeenschap zou gaan behoren. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de echtelijke woning niet gemeenschappelijk is geworden en dus niet voor verdeling in aanmerking komt. De rechtbank zal de verzoeken van de vrouw op dit punt afwijzen.
De man heeft ten slotte nog verzocht om voor recht te verklaren dat partijen zijn gehuwd buiten gemeenschap van goederen en dat partijen in het kader van deze echtscheidingsprocedure niets van elkaar te vorderen hebben ter zake een verdeling en/of verrekening. Nu geen van de partijen andere goederen hebben aangevoerd die zouden moeten worden verdeeld dan wel vorderingen die zouden moeten worden verrekend, zal de rechtbank dit verzoek van de man bij gebrek aan belang afwijzen.
Proceskosten
Nu het een familierechtelijke kwestie betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen de man en de vrouw, gehuwd op [datum] 2019 te [plaats 1] (gemeente [gemeente] ), Tunesië;
*
bepaalt dat de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2018 te [geboorteplaats 1] , Tunesië;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2020 te [geboorteplaats 2] , Tunesië;
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2022 te [plaats 2] ;
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
*
bepaalt dat de minderjarigen bij de man zullen zijn:
  • de eerste twee contactmomenten: op zaterdag van 11.00 uur tot 13.00 uur in het bijzijn van de vrouw, waarbij wordt afgesproken in het centrum van Den Haag bij het Spui, bij de Hema boven in de eetgelegenheid, waarbij geldt dat partijen dit op initiatief van de man via whatsapp zullen afstemmen en waarbij geldt dat de man alleen zal komen en geen anderen zal meenemen;
  • daarna: iedere zaterdag van 11.00 uur tot 18.00 uur;
*
bepaalt dat de man met ingang van heden een bedrag van € 64,- per kind per maand aan kinderalimentatie zal betalen, waarbij de indexering voor het eerst zal plaatsvinden op 1 januari 2026;
*
bepaalt dat de man gerechtigd is tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) te [plaats 2] voor de duur van zes maanden vanaf de datum van inschrijving van de echtscheiding in de daartoe bestemde registers;
*
verklaart deze beschikking tot zover – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.L. Benink, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 16 mei 2025.