Op 9 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2020, sinds zijn geboorte uit huis is geplaatst vanwege een onveilige opvoedsituatie. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er is geen contact tussen hen en de minderjarige. De moeder heeft aangegeven afstand te willen doen van de minderjarige, terwijl de vader al jaren geen contact heeft gehad. De kinderrechter heeft de procedure op basis van het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling beoordeeld, waarbij ook een advies van de Raad is meegenomen. Tijdens de zitting op 9 januari 2025 waren de gezinshuismoeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig, terwijl de ouders niet verschenen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor zijn verzorging en opvoeding. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 13 januari 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening eveneens verlengd tot dezelfde datum. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.