ECLI:NL:RBDHA:2025:973

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
C/09/676232 / JE RK 24-2117
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 9 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2020, sinds zijn geboorte uit huis is geplaatst vanwege een onveilige opvoedsituatie. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er is geen contact tussen hen en de minderjarige. De moeder heeft aangegeven afstand te willen doen van de minderjarige, terwijl de vader al jaren geen contact heeft gehad. De kinderrechter heeft de procedure op basis van het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling beoordeeld, waarbij ook een advies van de Raad is meegenomen. Tijdens de zitting op 9 januari 2025 waren de gezinshuismoeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig, terwijl de ouders niet verschenen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor zijn verzorging en opvoeding. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 13 januari 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening eveneens verlengd tot dezelfde datum. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/676232 / JE RK 24-2117
Datum uitspraak: 9 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
[naam 1],
hierna te noemen: de gezinshuisvader,
en
[naam 2],
hierna te noemen: de gezinshuismoeder,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de gezinshuisouders,
beiden wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 22 november 2024;
  • het advies van de Raad ex artikel 1:265j, derde lid Burgerlijk Wetboek (BW) van 3 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 3] namens de gecertificeerde instelling;
- de gezinshuismoeder.
De vader, de moeder en de gezinshuisvader zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat zij wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een gezinshuis.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 februari 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 13 januari 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 juli 2024 de machtiging verlengd [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening tot 13 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [de minderjarige] is drie weken na zijn geboorte uit huis geplaatst vanwege een zeer onrustige en onveilige opvoedsituatie. Uit de onderzoeken die de afgelopen periode zijn afgenomen, blijkt dat bij [de minderjarige] sprake is van een achterstand in zijn cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. Daarnaast heeft [de minderjarige] moeite met emotieregulatie. Er is hulpverlening ingezet om het contact tussen de vader en de moeder en [de minderjarige] vorm te geven en te bevorderen, maar dit heeft geen resultaat gehad. De vader heeft al jaren geen contact meer met [de minderjarige] . De moeder heeft eind 2023 aangegeven dat zij ‘afstand’ wil doen van [de minderjarige] . De vader en de moeder hebben bovendien minimaal contact met de jeugdbeschermer. Het voortduren van de plaatsing bij het gezinshuis is noodzakelijk om [de minderjarige] rust, stabiliteit en veiligheid te bieden. De komende periode zal onderzocht moeten worden wat [de minderjarige] nodig heeft en of een gezagsbeëindigende maatregel passend is.

4.De standpunten

4.1.
De gezinshuismoeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [de minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [de minderjarige] kan zijn emoties moeilijk reguleren en er is sprake van een achterstand in zijn cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. Verder is er geen contact tussen [de minderjarige] en zijn vader en zijn moeder. De betrokkenheid van de jeugdbeschermer is daarom noodzakelijk om de benodigde hulpverlening voor [de minderjarige] in te zetten en te continueren. Daarnaast is het in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat hij kan blijven opgroeien in de veilige en stabiele opvoedomgeving die het gezinshuis hem biedt. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de gecertificeerde instelling tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] toewijzen.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 13 januari 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening tot 13 januari 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2025 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in aanwezigheid van M.J.W. Straatsma als griffier, en op schrift gesteld op 28 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.