ECLI:NL:RBDHA:2025:9652
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse marinier door de Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eiser, een Colombiaanse marinier, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 28 september 2023 een aanvraag ingediend, die op 29 januari 2024 door de minister van Asiel en Migratie als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft dit besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Op 26 september 2024 heeft verweerder de aanvraag opnieuw afgewezen. Eiser stelt dat hij en zijn moeder in Colombia bedreigd zijn door een dissidente groepering van de FARC vanwege zijn militaire achtergrond. De rechtbank heeft op 29 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de asielmotieven van eiser geloofwaardig zijn, maar niet leiden tot de conclusie dat hij een vluchteling is volgens het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank stelt vast dat eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Colombia, omdat hij heeft voldaan aan het vertrekbevel van de groepering en sindsdien geen problemen heeft ondervonden. Eiser betoogt dat de nieuwe werkwijze van verweerder voor de geloofwaardigheidsbeoordeling hem in een slechtere positie heeft gebracht, maar de rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van het beleid af te wijken.
De rechtbank concludeert dat verweerder niet ambtshalve een verblijfsvergunning op humanitaire gronden hoefde te verlenen, omdat de medische omstandigheden van eiser passen binnen het reguliere beleid. Eiser heeft geen andere bijzondere omstandigheden aangevoerd die een schrijnende situatie zouden vormen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.