Uitspraak
Rechtbank den haag
het Land Sint Maarten, meer specifiek het Ministerie van Justitiete Sint Maarten,
de Staat der Nederlanden, meer specifiek het Ministerie van Justitie en Veiligheidte Den Haag,
1.De procedure
2.De feiten
Zoals besproken wordt er gekeken naar een zogenaamde ruil, dat houdt in dat een andere gedetineerde van Sint Maarten naar Nederland zal gaan en dat dhr. [eiser] dan teruggaat naar Sint Maarten. Dit kan enige tijd in beslagnemen omdat Nederland informatie nodig heeft over de andere veroordeelde en omdat mocht dit doorgang kunnen vinden, transport geregeld moet worden.”
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
instemming door de Nederlandse autoriteiten. Die instemming is er niet gekomen, omdat – zoals de Staat ter zitting nader heeft toegelicht – Nederland alleen als er is voldaan aan de vereisten in ORD 2 wil instemmen met overbrenging van een gedetineerde van Sint Maarten naar Nederland. Dat betekent dat van een eventuele gevangenenruil wat Nederland betreft alleen sprake kan zijn, als overbrenging van een gedetineerde van Sint Maarten naar Nederland noodzakelijk is in verband met dringende redenen van medische of veiligheidsaard én Sint Maarten te kennen heeft gegeven akkoord te zijn met gelijktijdige terugkeer van [eiser] . De Staat wil dus niet instemmen met overbrenging naar Nederland van een gedetineerde uit Sint Maarten in het kader van een gevangenenruil zónder dat aan voormelde ORD 2-voorwaarden is voldaan. Dat staat de Staat ook vrij. Onder voormelde omstandigheden valt niet in te zien op grond waarvan bij [eiser] het gerechtvaardigde vertrouwen zou kunnen zijn ontstaan dat hij zonder meer op korte termijn zou terugkeren naar Sint Maarten. Dit alles laat overigens onverlet dat de Staat ter zitting heeft toegezegd dat hij zal meewerken aan een terugkeer van [eiser] naar Sint Maarten als het Land zich op het standpunt stelt dat [eiser] veilig terug kan keren naar Sint Maarten, al dan niet na een gevangenenruil als door de Staat bedoeld.