ECLI:NL:RBDHA:2025:9562

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
NL24.42013
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een mvv-aanvraag voor nareis van een pleegdochter uit Sierra Leone

In deze zaak heeft eiseres 1, een Sierra Leoonse, op 9 december 2021 een aanvraag voor een mvv ingediend voor haar pleegdochter, eiseres 2, zodat zij bij haar in Nederland kon verblijven. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 25 juli 2023 afgewezen, waarna eiseressen bezwaar hebben aangetekend. Dit bezwaar werd op 15 oktober 2024 ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 23 april 2025 werd het beroep behandeld, waarbij eiseres 1 werd bijgestaan door haar gemachtigden en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres 2, als minderjarige, niet als procespartij kan optreden zonder wettelijke vertegenwoordiger. De rechtbank oordeelde dat eiseres 1 niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de identiteit van de biologische ouders van eiseres 2 en de familierechtelijke relatie tussen hen. De minister had terecht aangevoerd dat er geen identiteitsdocumenten zijn overgelegd en dat de overgelegde overlijdensakte vals was bevonden. Eiseres 1 heeft weliswaar een affidavit ingediend, maar dit was onvoldoende om de claims te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiseres 1 ongegrond was en verklaarde het beroep van eiseres 2 niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door mr. R.J.A. Schaaf op 20 mei 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42013
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres 1], V-nummer: [V-nummer] , geboren op [geboortedatum 1] 1999, van Sierra Leoonse nationaliteit (eiseres 1),
en
[eiseres 2], V-nummer: [V-nummer] , geboren op [geboortedatum 2] 2015, van Sierra Leoonse nationaliteit (eiseres 2),
(gemachtigde: mr. J.E. Jalandoni), en
de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. J.P. Arts).

Procesverloop

Op 9 december 2021 heeft eiseres 1 een aanvraag voor een mvv ingediend in het kader van nareis, met als doel dat eiseres 2 bij haar in Nederland zou kunnen verblijven. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 25 juli 2023 afgewezen. Eiseressen 1 en 2 hebben hiertegen bezwaar ingediend.
Met het besluit van 15 oktober 2024 heeft de minister dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiseressen 1 en 2 hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 15 oktober 2024 (het bestreden besluit).
De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres 1, bijgestaan door mr. J.E. Jalandoni en mr. C.P. Stroeve, P. Oronsay als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Ten aanzien van het beroep van eiseres 2
1. Het beroep is mede ingediend namens eiseres 2. Omdat zij minderjarig is, heeft de rechtbank op 30 oktober 2024 gevraagd wie haar wettelijke vertegenwoordig(st)er is. De gemachtigde heeft in zijn brief van 11 november 2024 aangegeven dat dit eiseres 1 is. Dit is evenwel niet aan de hand van documenten onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiseres 1 derhalve niet als wettelijk vertegenwoordigster van eiseres 2 worden aangemerkt. De rechtbank acht eiseres 2, al gelet op haar jonge leeftijd, niet in staat om haar belangen redelijk te waarderen. Zij kan in deze procedure dus niet als procespartij optreden.i
Haar beroep is daarmee niet-ontvankelijk. De rechtbank bespreekt verder het beroep voor zover dat is ingediend door eiseres 1.
Ten aanzien van het beroep van eiseres 1
2. Ter onderbouwing van het bestreden besluit heeft de minister aangevoerd dat de identiteit van de gestelde biologische ouders van eiseres 2, alsmede de familierechtelijke relatie tussen eiseres 2 en haar gestelde biologische ouders niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister werpt in dit verband tegen dat er geen identiteitsdocumenten van de biologische ouders van eiseres 2 zijn overgelegd, dat de overgelegde overlijdensakte van de biologische moeder van eiseres 2 vals is bevonden, dat eiseres 1 wisselend heeft verklaard over het overlijden van de biologische moeder van eiseres 2 en dat eiseres 1 niet heeft onderbouwd dat de biologische vader van eiseres 2 is overleden.
De minister werpt voorts tegen dat eiseres 1 de pleegsituatie tussen haarzelf en eiseres 2 niet aannemelijk heeft gemaakt. De verklaringen van eiseres 1 en de overgelegde foto’s en video’s acht de minister onvoldoende om dit te staven. Ook het overgelegde formulier ter registratie voor een school, waarin eiseres 1 als pleegmoeder wordt genoemd, acht de minister hiertoe onvoldoende. Het betreft namelijk een kopie en het document is niet opgesteld door een officiële autoriteit.
Aangezien de identiteit van de biologische ouders van eiseres 2 en de familierechtelijke relatie tussen eiseres 1 en 2 niet vaststaat, dient de aanvraag volgens de minister te worden afgewezen. Tevens is het hierdoor volgens de minister niet mogelijk om de aanvraag te toetsen aan artikel 8 van het Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het bezwaar van eiseres 1 is kennelijk ongegrond en daarom hoefde eiseres 1 ook niet te worden gehoord, aldus de minister.
3. Eiseres 1 voert aan dat zij in bewijsnood verkeert ten aanzien van documenten. Officiële documenten zijn in Sierra Leone niet of nauwelijks te verkrijgen. Eiseres meent dat de minister haar had moeten horen op haar bezwaarschrift. In dat geval had zij een toelichting kunnen geven op de tegenwerpingen van de minister. Wel heeft eiseres een “affidavit of recognition and declaration” (de affidavit) ingebracht. In deze affidavit heeft een zogenoemde guardian van eiseres 2 verklaard dat de biologische ouders van eiseres 2 zijn overleden en dat eiseres 1 sinds de geboorte van eiseres 2 voor eiseres 2 heeft gezorgd. Eiseres 1 heeft tevens een kopie van de overlijdensakte van de biologische vader van eiseres 2 overgelegd, alsmede een foto van haarzelf met eiseres 2.
4. De rechtbank oordeelt dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres 1 de identiteit van de gestelde biologische ouders van eiseres 2 en de familierechtelijke relatie tussen eiseres 2 en haar gestelde biologische ouders niet aannemelijk heeft gemaakt. Hiertoe volgt de rechtbank het standpunt van de minister dat de gestelde identiteit van de biologische ouders niet met documenten is onderbouwd en dat eiseres 1 hiervoor geen aannemelijke verklaring heeft gegeven. De minister heeft in dit verband mogen verwijzen naar het Algemeen Ambtsbericht Sierra Leone van mei 2011. Daaruit blijkt dat er sinds februari 2010 identiteitskaarten worden afgegeven en dat het de bedoeling was dat iedereen in Sierra Leone van 16 jaar en ouder over een identiteitskaart beschikte vóór de verkiezingen in 2012. De minister mocht zich daarom op het standpunt stellen dat de gestelde biologische ouders van eiseres 2 in het bezit zijn geweest of hadden kunnen zijn van identiteitsdocumenten. Als dit niet het geval is geweest, dan is onduidelijk hoe zij zich zonder identiteitsdocumenten in het dagelijks leven in Sierra Leone hebben gered. De minister mocht verder tegenwerpen dat niet aannemelijk is gemaakt dat de gestelde biologische ouders van eiseres 2 zijn overleden. De overgelegde overlijdensakte van de gestelde biologische moeder is door Bureau Documenten vals bevonden. Daar komt bij dat eiseres 1 wisselend heeft verklaard over het overlijden van de gestelde biologische moeder van eiseres 2. Zo heeft zij in het aanmeldgehoor van 2 maart 2020 verklaard dat zij geen contact heeft met de gestelde biologische moeder. In de correcties en aanvullingen van 31 mei 2021 heeft eiseres 1 deze verklaring aangepast, door te verklaren dat de gestelde biologische moeder bij de geboorte van eiseres 2 was overleden. Eiseres 1 heeft deze inconsistentie niet afdoende opgehelderd. Ten aanzien van de overlijdensakte van de gestelde biologische vader heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat deze niet op echtheid kan worden onderzocht. Het betreft immers een slecht leesbare kopie.
5. Verder mocht de minister zich op het standpunt stellen dat aan het formulier ter registratie voor een school niet de waarde gehecht kan worden die eiseres 1 wenst. Dit al omdat het een kopie betreft en het formulier niet is afgegeven door een officiële autoriteit. Dat op dit formulier de namen van de gestelde biologische ouders zijn vermeld, maakt hun identiteit en de familierechtelijke relatie met eiseres 2 op zich niet aannemelijk. Tegen de achtergrond van de onduidelijkheid over de vraag of de gestelde biologische ouders van eiseres 2 zijn overleden, heeft de minister niet hoeven afgaan op de enkele verklaring in de affidavit dat beide personen zijn overleden.
6. De rechtbank volgt ook het standpunt van de minister dat eiseres 1 de pleegrelatie tussen haarzelf en eiseres 2 niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister mocht hiertoe tegenwerpen dat uit de verklaringen van eiseres 1 niet blijkt dat zij indertijd in Sierra Leone alleen verantwoordelijk was voor de zorg van eiseres 2. Niet ten onrechte heeft de minister de overgelegde foto’s en video’s in dit verband onvoldoende gevonden om een pleegrelatie aan te nemen. Verder volgt de rechtbank het betoog van de minister dat het formulier ter inschrijving voor een school, waarop eiseres 1 als pleegouder van eiseres 2 is vermeld, de pleegsituatie niet alsnog aannemelijk maakt. Dit document is immers niet door een officiële autoriteit afgegeven. Het is daarentegen ingevuld door de desbetreffende aanvrager. Niet gebleken is dat de informatie op dat formulier is geverifieerd.
7. De conclusie van de rechtsoverwegingen 4, 5 en 6 is dat de identiteit van de gestelde biologische ouders van eiseres 2 niet aannemelijk is gemaakt. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat er een familierechtelijke relatie bestaat tussen eiseres 2 en haar gestelde biologische ouders. Vanwege deze onduidelijkheden heeft er voor de minister geen aanleiding hoeven bestaan om de aanvraag ambtshalve te beoordelen op een verblijfsaanspraak voor eiseres 2 op grond van artikel 8 van het EVRM.
8. Er bestond geen twijfel dat het bezwaar ongegrond was. Op voorhand was het duidelijk dat de foto’s en videobeelden die eiseres 1 in de bezwaarfase had ingebracht, onvoldoende waren om haar verklaringen over de identiteit van de gestelde biologische ouders van eiseres 2, de familierechtelijke relatie van eiseres 2 met de gestelde biologische ouders en de pleegrelatie tussen eiseres 1 en 2 aannemelijk te maken. Daar komt bij dat eiseres 1 in de bezwaarfase slechts ongespecificeerd heeft aangegeven dat zij nog doende was om nadere documenten te verkrijgen. De minister heeft in deze omstandigheden ervan mogen afzien om eiseres 1 te horen naar aanleiding van haar bezwaarschrift.

Conclusie

9. Het beroep van eiseres 2 is niet-ontvankelijk. Het beroep van eiseres 1 is ongegrond. Er is daarom geen aanleiding om de minister te veroordelen in de proceskosten van eiseressen 1 en 2 of om te bepalen dat de minister het betaalde griffierecht dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eiseres 2 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep van eiseres 1 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 mei 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
i Artikel 8:21, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).