ECLI:NL:RBDHA:2025:9556

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
NL25.16219
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitstel van vertrek om medische redenen in asielzaak

Deze uitspraak betreft de ambtshalve weigering van de minister van Asiel en Migratie om eiser uitstel van vertrek te verlenen om medische redenen. Eiser, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend, is het niet eens met deze weigering en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 30 mei 2025 geoordeeld dat de minister terecht heeft besloten geen uitstel van vertrek te verlenen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor uitstel van vertrek zoals vastgelegd in artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Eiser heeft geen recente medische informatie overgelegd en staat niet onder behandeling van een arts, wat cruciaal is voor het verkrijgen van uitstel van vertrek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op basis van de beschikbare informatie terecht heeft geoordeeld dat er geen medische noodsituatie is die uitstel van vertrek rechtvaardigt. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16219

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. J. Burema),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. A.E. Geçer).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de ambtshalve weigering om eiser uitstel van vertrek om medische redenen te verlenen. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank deze weigering.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het niet verlenen van uitstel van vertrek om medische redenen in stand kan blijven. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de minister terecht het standpunt heeft ingenomen dat aan eiser geen uitstel van vertrek om medische redenen wordt verleend. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 18 oktober 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 2 april 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond en geweigerd om eiser uitstel van vertrek te verlenen.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (met zaaknummer NL25.16219), op 1 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. De minister heeft ambtshalve beoordeeld dat eiser geen uitstel van vertrek krijgt om medische redenen zoals bedoeld in artikel 64 van de Vw 2000, omdat niet is gebleken dat eiser niet kan reizen of een risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM om medische redenen in de zin van artikel A3/7.1.3. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).
Had de minister aan eiser (voorlopig) uitstel van vertrek om medische redenen moeten verlenen?
4. Eiser betoogt dat de minister ten onrechte heeft geweigerd aan eiser uitstel van vertrek te verlenen dan wel voorlopig uitstel van vertrek in afwachting van een beoordeling van artikel 64 van de Vw 2000. Uit de overgelegde medische documenten blijkt namelijk dat sprake is van een ernstig medisch probleem. Met betrekking tot het overgelegde Medical Report van het [naam ziekenhuis] uit [plaats], Gambia wijst eiser erop dat de arts die het rapport heeft opgemaakt op de hoogte is van wat eiser in medische zin is overkomen. Inmiddels heeft eiser ook een meer recent rapport overgelegd, namelijk van 18 maart 2025. Daarnaast kan eiser voor zijn medische klachten geen behandeling krijgen in Gambia. Hierbij verwijst eiser naar een aantal webpagina’s van organisaties die vanuit Nederland hulp bieden in Gambia.
4.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat aan eiser niet voldoet aan de voorwaarden uit artikel A3/7 van de Vc 2000 om in aanmerking te komen voor uitstel van vertrek. Gelet op dit beleid dient eiser namelijk een toestemmingsverklaring en recente medische informatie te overleggen. Daarnaast dient eiser onder behandeling te staan van een arts. Wanneer de minister deze recente medische informatie heeft en eiser onder behandeling staat, kan het Bureau Medische Advisering (BMA) nader onderzoek doen en beoordelen of eiser wel of niet kan reizen en of sprake zal zijn van een medische noodsituatie bij het uitblijven van de behandeling. Naast dat eiser geen toestemmingsverklaring heeft overgelegd, blijkt uit de overgelegde medische stukken niet dat eiser op dit moment onder behandeling staat van een arts. Dit blijkt ook niet uit het meest recente Medical Report uit Gambia van 18 maart 2025. Dit rapport is namelijk opgesteld zonder de aanwezigheid van eiser. De gemachtigde van eiser heeft op zitting bevestigd dat eiser niet onder behandeling van een arts staat, maar heeft er hierbij op gewezen dat eiser nooit goed medisch onderzocht is vanwege een taalbarrière met de arts. Tijdens de afspraken met een arts was namelijk geen (juiste) tolk aanwezig, omdat in Nederland zeer weinig tolken in de taal van eiser beschikbaar zijn. Dit maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Hoewel begrijpelijk is dat het voor eiser lastig kan zijn om zijn klachten kenbaar te maken aan een arts zonder een (juiste) tolk, is het aan eiser, eventueel met behulp van zijn gemachtigde, om te voldoen aan de voorwaarden, waarbij het cruciaal is dat eiser onder behandeling staat van een arts. Zodra aan de voorwaarden is voldaan kan de minister het BMA een onderzoek laten uitvoeren en kan dan beoordeeld worden of eiser bij het uitblijven van een behandeling in een medische noodsituatie terecht zal komen. Eiser voldeed ten tijde van het besluit niet aan deze voorwaarden en komt daarom niet in aanmerking voor uitstel van vertrek om medische redenen. Aan het betoog van eiser dat behandeling niet beschikbaar is in Gambia, komt de rechtbank niet toe, omdat hiervoor eerst onderzocht moet worden of sprake zal zijn van een medische noodsituatie.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Er is daarom geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.