In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie. Eerder, op 22 december 2023, had de rechtbank al geoordeeld dat de minister binnen een termijn van acht weken een besluit moest nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding. Eisers hebben op 12 november 2024 opnieuw beroep ingesteld, omdat de minister geen besluit had genomen over hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank oordeelt dat de minister in gebreke is gebleven, omdat hij niet binnen de gestelde termijn van acht weken een besluit heeft genomen. De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en eerdere jurisprudentie van de Raad van State. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en legt de minister een nieuwe termijn van vier weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt de minister opnieuw een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 453,50.