4.6.Indien verweerder blijkens de dossierstukken of het verweerschrift ten tijde van de uitspraak de medische beoordeling al op een spreekuurcontact, hoorzitting in aanwezigheid van een verzekeringsarts of voor dossieronderzoek heeft gepland op een bepaalde datum, dan geldt dat de termijn van negen weken na de dag van verzending van de uitspraak wordt bekort, waarbij rekening wordt gehouden met de al geplande datum voor het medisch onderzoek. Verweerder krijgt in ieder geval de wettelijke termijn van minimaal twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om het besluit bekend te maken. Bijzondere feiten en omstandigheden in het individuele geval kunnen aanleiding zijn om van deze termijnen af te wijken. Het is dan aan de partijen om bijzondere feiten en omstandigheden met betrekking tot de individuele situatie aan te voeren, die zouden moeten leiden tot verkorting dan wel verlenging van deze termijnen.
5. Uit de brief van 19 mei 2025 volgt dat op 25 maart 2025 een gesprek heeft plaatsgevonden. In dit beroep betekent dit concreet dat het Uwv binnen drie weken na dit gesprek op 25 maart 2025 een besluit bekend had moeten maken. Gelet op het de tijd die is verstreken tussen dit gesprek en de datum van deze uitspraak zal de rechtbank in de beslissing hierna bepalen dat verweerder binnen twee weken na de datum van verzending van deze uitspraak een besluit bekend moet maken.
6. Eiser heeft de rechtbank verzocht om een gerechtelijke dwangsom op te leggen van € 250,- per dag, om het Uwv te dwingen om op korte termijn een beslissing op bezwaar af te geven.
7. Volgens het landelijke beleid van de rechtbanken wordt de dwangsom in regel bepaald op € 100,- per dag.De rechtbank ziet in dit dossier geen aanleiding om van dit beleid af te wijken en een hoger bedrag dan € 100,- per dag vast te stellen. De rechtbank zal daarom bepalen dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog door hem wordt overschreden. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
8. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 0,5).