ECLI:NL:RBDHA:2025:9515
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een asielaanvraag van een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W. Spijkstra. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. J. Visscher, had op 25 april 2025 besloten om de aanvraag van de verzoeker niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 mei 2025 behandeld, waarbij ook een andere zaak (NL25.19606) aan de orde was. Tijdens de zitting was er een tolk aanwezig, I. Weide.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 mei 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.