ECLI:NL:RBDHA:2025:950

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
C/09/675685/KG RK 24-1607
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met verzoeker gedetineerd te [plaats]

Op 20 januari 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van verzoeker, gedetineerd te [plaats], afgewezen. Verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. W.R. Jonk, had de wraking aangevraagd van de rechters D.L.S. Ceulen en P. Burgers. Het verzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechters vooringenomen waren, omdat zij de raadsman van verzoeker tijdens de ondervraging van een deskundige hadden onderbroken en het verzoek om de zaak aan te houden voor een dubbelrapportage hadden afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat de rechters voldoende gelegenheid hadden geboden voor het stellen van vragen en dat de procedurele beslissingen van de rechters niet op vooringenomenheid duiden. Het verzoek tot het horen van vier getuigen was te laat ingediend, waardoor dit onderdeel van het verzoek niet in behandeling kon worden genomen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechters en dat de beslissingen van de rechters niet onbegrijpelijk waren. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de oorspronkelijke stand wordt voortgezet.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/89
zaak- /rekestnummer: C/09/675685 / KG RK 24-1607
Beslissing van 20 januari 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
thans gedetineerd te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
bijgestaan door: mr. W.R. Jonk, advocaat te Amsterdam,
strekkende tot de wraking van
mrs. D.L.S. Ceulen en P. Burgers,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 5 november 2024 van de meervoudige raadkamer in strafzaken, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechters van 2 december 2024.
1.2.
Op de zitting van 6 januari 2025 is het verzoek tot wraking behandeld. Hierbij is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. Jonk. De rechters hebben laten weten niet te zullen verschijnen. Mr. N.C. Neelis, officier van justitie, en [naam] , reclasseringswerker, zijn uitgenodigd om als toehoorder aanwezig te zijn bij de zitting, maar zijn niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van twee rechters van de meervoudige raadkamer in strafzaken in de zaak met parketnummer 09/827696-17, waarin de officier van justitie heeft gevorderd om verzoekers terbeschikkingstelling met voorwaarden om te zetten naar een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting van 5 november 2024 en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer, - kort gezegd - het volgende aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd. Verzoeker acht de voorzitter en de oudste rechter vooringenomen omdat zij de raadsman van verzoeker tijdens zijn ondervraging van de deskundige hebben onderbroken omdat dit te lang zou duren en de raadsman steeds dezelfde vragen zou stellen. Verzoeker is afhankelijk van deze ene deskundige, omdat zijn eerdere verzoek om andere getuigen/deskundigen te horen, is afgewezen. De voorzitter zat ook in de meervoudige kamer van de rechtbank die deze beslissing heeft genomen. Door verzoeker en zijn raadsman in te perken, hebben zij de deskundige niet (goed) kunnen ondervragen. Het verzoek om de zaak aan te houden om een dubbelrapportage over hem op te laten stellen en op basis daarvan te bekijken welke hulp hij nodig heeft, heeft de rechtbank vervolgens afgewezen. De rechters hebben zich vooringenomen getoond door zich onvoldoende te laten adviseren om goed te kunnen beslissen op de vordering om verzoeker alsnog tbs met dwangverpleging op te leggen.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Voor zover het wrakingsverzoek ziet op de afwijzing van het verzoek tot het horen van vier getuigen/deskundigen, kan verzoeker daarin niet worden ontvangen. Dit verzoek is immers al bij tussenbeslissing van 10 september 2024 afgewezen en het wrakingsverzoek is bijna twee maanden later gedaan tijdens de zitting van 5 november 2024. Een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure immers direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook wordt beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. Nu het verzoek in zoverre te laat in ingediend, komt de wrakingskamer niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van dat onderdeel van het verzoek.
3.3.
Voor het overige vindt verzoeker de rechters vooringenomen omdat zij verzoeker en zijn raadsman hebben beperkt in hun ondervraging van de deskundige en omdat zij de zitting niet hebben aangehouden om alsnog een dubbelrapportage over verzoeker op laten stellen.
3.4.
Deze beslissingen zien op de regievoering op zitting en zijn procedurele beslissingen. Uitgangspunt is dat een procedurele beslissing – ook als deze onjuist zou zijn – in beginsel geen grond kan vormen voor wraking. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt immers mee dat het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) geen oordeel toekomt over de juistheid van de (tussen)beslissing of de motivering daarvan. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Dat kan anders zijn indien de beslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. Dat daarvan in dit geval sprake is, is naar het oordeel van de wrakingskamer echter niet gebleken.
3.5.
De rechters hebben in hun schriftelijke reactie aangegeven dat zij de raadsman van verzoeker uitgebreid de tijd en ruimte hebben gegeven om vragen aan de deskundige te stellen, maar dat hij zeer veel vragen, en herhaaldelijk dezelfde vraag heeft gesteld, die bovendien buiten de deskundigheid van de deskundige viel. Omdat de zitting daardoor behoorlijk uit de daarvoor geplande tijd begon te lopen, hebben de rechters de raadsman gevraagd voortvarender te zijn in de vraagstelling. Toen verzoeker na kort overleg met zijn raadsman vroeg om de zaak aan te houden om een nieuwe dubbelrapportage op te laten stellen, hebben de rechters dit opgevat als een voorwaardelijk verzoek waarop zij niet direct zouden beslissen, omdat een dergelijke rapportage alleen van belang is bij een toegewezen vordering, waarover de rechtbank nog moest oordelen.
3.6.
De wrakingskamer leidt uit deze beslissingen niet af dat de rechters vooringenomen hebben gehandeld jegens verzoeker. Uit het proces-verbaal van de zitting en de reactie van de rechters blijkt niet dat verzoeker en zijn raadsman niet de kans is geboden om de deskundige te horen. Dat de rechter de raadsman hierin uiteindelijk heeft beperkt om de voortgang van de zitting te bewaken, valt onder de verantwoordelijkheid van de rechtbank/voorzitter om regie te voeren op de zitting. Ook hebben de rechters hun beslissing om het aanhoudingsverzoek niet direct toe te wijzen gemotiveerd en de wrakingskamer treedt niet in de inhoudelijke beoordeling van die rechterlijke tussenbeslissing. Dat deze (proces)beslissingen, gelet op haar motivering of de wijze van totstandkoming, uitsluitend door vooringenomenheid ten aanzien van verzoeker kan worden verklaard, is niet aannemelijk geworden. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek dan ook afwijzen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het in 2.1 genoemde proces wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn raadsman mr. W.R. Jonk;
• mr. N.C. Neelis, officier van justitie;
• [naam] , reclasseringswerker;
• de rechters.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.A.T. Frima, D. Biever en S.M. Krans, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.N. van Limpt-Schrover en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.