ECLI:NL:RBDHA:2025:949

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
NL24.40846
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen over bedreigingen en mishandelingen door goudzoekers

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 1 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 24 september 2024 door de minister is afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 6 december 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de verklaringen van eiser over zijn werk als tussenpersoon voor goudzoekers in Guinee ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft gesteld dat hij bedreigd en mishandeld is door goudzoekers, maar de rechtbank oordeelt dat zijn verklaringen inconsistent en tegenstrijdig zijn. Eiser heeft niet voldoende bewijs kunnen leveren om zijn claims te onderbouwen, en de minister heeft terecht geconcludeerd dat de asielaanvraag ongegrond is.

De rechtbank wijst erop dat eiser niet in staat is geweest om gedetailleerde informatie te verstrekken over zijn vermeende bedreigers en de omstandigheden waaronder hij in Guinee heeft geleefd. De rechtbank bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag en verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een verblijfsvergunning.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40846

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2025 in de zaak tussen

[naam] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. C.J. Ullersma),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. J.R. Sotthewes – de Jonge).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 1 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 24 september 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft gewerkt als tussenpersoon voor goudzoekers in Guinee. Hij heeft Guinee verlaten omdat hij is bedreigd en mishandeld door goudzoekers die stellen dat eiser aan hen geld is verschuldigd. Bij terugkeer vreest eiser te worden gedood door medewerkers van [naam 2] of [naam 3] , welke door heel Guinee zitten.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen: 1) Identiteit, nationaliteit en herkomst en 2) Problemen vanwege werk als tussenpersoon voor goudzoekers.
5.1.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. De minister acht echter eisers problemen vanwege werk als tussenpersoon voor goudzoekers ongeloofwaardig. Het relaas van eiser is op onderdelen vaag en ongerijmd en eiser heeft wisselende en tegenstrijdige verklaringen gegeven. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
Heeft de minister ten onrechte de problemen vanwege werk als tussenpersoon voor goudzoekers ongeloofwaardig geacht?
6. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte zijn problemen vanwege zijn werk als tussenpersoon voor goudzoekers ongeloofwaardig heeft geacht. Allereerst heeft de minister eisers werkzaamheden als tussenpersoon voor goudzoekers niet betwist en deze ten onrechte niet opgenomen en meegewogen in de beoordeling van zijn relaas. Eiser vindt dat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij vaag heeft verklaard over zijn zakenpartner, genaamd [naam 1] en dat hij de naam niet weet van een hotel in Siguiri waar hij zegt te hebben verbleven. Ook wordt eiser ten onrechte tegengeworpen dat hij wisselend heeft verklaard over de vraag of er contact is geweest tussen [naam 1] en de goudzoekers, dit komt door een interpretatieverschil van het begrip ‘contact hebben met’. Dat eiser weinig persoonlijks over de goudzoekers kan vertellen, maakt de relatie niet ongeloofwaardig. Verder is ten onrechte tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig en wisselend heeft verklaard over de tijdlijn van zijn relaas en dat hij pas in de correcties en aanvullingen meer duiding heeft gegeven over het zakendoen met groepen goudzoekers. Verder betwist eiser dat hij vaag heeft verklaard over de personen met wie hij problemen had en over verwondingen die hij als gevolg van de problemen heeft opgelopen. Eiser vindt dat de minister zich ten onrechte op het standpunt stelt dat hij ongerijmd heeft verklaard over de laatste periode dat eiser in Guinee verbleef. Verder had de minister meer bewijswaarde moeten toekennen aan foto’s die eiser ter ondersteuning van zijn relaas heeft overgelegd, en niet in zijn nadeel mogen betrekken dat hij niet over ondersteunende documenten beschikt.
6.1.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat uit het bestreden besluit niet volgt dat eisers werkzaamheden als tussenpersoon voor goudzoekers geloofwaardig zijn bevonden. De minister heeft op zitting toegelicht dat eisers verklaringen over zowel zijn werk als de problemen integraal zijn beoordeeld en dat alle beschikbare informatie is meegewogen in de besluitvorming. De minister heeft bij de beoordeling de focus gelegd op de gestelde problemen en niet op de werkzaamheden als zodanig, aangezien de gestelde problemen voor eiser reden waren om zijn land te verlaten. De rechtbank acht deze handelswijze in overeenstemming met het geldende beleid van de minister, waarin de nadruk ligt op de asielmotieven. [1] Eiser heeft ook niet kunnen onderbouwen op welke manier hij is benadeeld doordat de geloofwaardigheid van het verrichten van werkzaamheden als tussenpersoon niet expliciet door de minister is beoordeeld.
6.2.
De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser vaag heeft verklaard over [naam 1] . Eiser heeft van eind 2017 tot en met eind 2019 zaken gedaan met [naam 1] maar kan weinig over hem vertellen, zelfs niet zijn volledige naam of waar hij vandaan komt. [2] Eiser is hierop gewezen door de hoormedewerker, waarop eiser verklaarde dat hij een goede band heeft met [naam 1] , maar dat hij geen zin had om sommige dingen te vragen zoals zijn volledige naam, leeftijd en geboortedatum. [3] Dit hoefde de minister niet te zien als een gegronde reden om geen informatie te hebben over een persoon waarmee eiser zaken doet en daar ook niet naar te vragen, zeker nu eiser heeft verklaard dat hij [naam 1] twee keer per week zag en tijdens eerdere werkzaamheden in de vrachtwagen vaak met hem had gepraat. [4] Eiser voert in beroep aan dat hij een strikt zakelijke relatie had met [naam 1] , dat hij geen behoefte had om op meer persoonlijke voet te komen te staan, en dat ook [naam 1] niet uit was op een band met eiser. Dit doet echter niet af aan het bovenstaande, gelet op het frequente contact dat eiser met [naam 1] stelt te hebben gehad. De rechtbank volgt eiser daarom ook niet in zijn uitleg waarom hij niet meer over [naam 1] kon verklaren.
6.3.
De minister heeft eiser niet ten onrechte tegenworpen dat hij niet zeker weet wat de naam van het hotel in Siguiri is. Eiser voert in beroep aan dat hij nooit met de naam van het hotel werd geconfronteerd, omdat deze naam niet op de gevel stond. De minister heeft er echter in het voornemen op gewezen dat eiser zelf heeft verklaard dat hij vaak in het hotel heeft verbleven, soms wel twee maanden lang. Ook heeft eiser verklaard dat hij soms zijn spullen voor een maand achterliet in dit hotel zodat hij daarna dezelfde kamer zou krijgen. [5] De minister mag om die reden aan eiser tegenwerpen dat hij geen gedetailleerde informatie kon geven over een plek waar hij zo vertrouwd mee moet zijn. Eiser heeft overigens niet bestreden dat hij wisselend heeft verklaard over de naam van het hotel. [6]
6.4.
De minister stelt zich verder terecht op het standpunt dat eiser wisselend heeft verklaard over het contact tussen [naam 1] en de goudzoekers in Siguiri. Daarbij mocht de minister betrekken dat niet uit de gehoren blijkt dat eiser heeft verklaard dat [naam 1] geen contact had met de goudzoekers omdat dit eisers baan als tussenpersoon was. Volgens eisers verklaringen tijdens het nader gehoor bleef [naam 1] in Siguiri en ging eiser naar de plek van de goudzoekers, ver weg van de hoofdstad. Eiser heeft verklaard dat er nooit fysiek contact was tussen [naam 1] en de goudzoekers. [7] Op een ander moment in het nader gehoor heeft eiser juist verklaard dat [naam 1] wél meeging naar de goudzoekers als er grote bedragen geld vervoerd moesten worden of als [naam 1] iets moest uitleggen aan de goudzoekers. [8] De minister mag in het bestreden besluit concluderen dat het feit dat eiser dit contact tussen [naam 1] en de goudzoekers later in de zienswijze weer herroept eerder twijfel zaait dan uitleg geeft. Eiser voert in beroep aan dat de minister het begrip ‘contact hebben’ anders interpreteert dan eiser, omdat eiser daarbij dacht aan dingen regelen met elkaar. Ook zou [naam 1] eiser nodig hebben gehad als tussenpersoon omdat eiser wat Engels sprak en de goudzoekers niet. Deze verklaringen doen er naar het oordeel van de rechtbank echter niet aan af dat de voorgaande verklaringen terecht als wisselend zijn aangemerkt door de minister. Eiser geeft daarmee geen plausibele verklaring voor het feit dat hij enerzijds heeft verklaard dat er nooit (fysiek) contact was tussen [naam 1] en de goudzoekers en anderzijds dat [naam 1] soms meeging om iets uit te leggen.
6.5.
De minister stelt zich deugdelijk en gemotiveerd op het standpunt dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn eigen relatie met de goudzoekers en dat zijn verklaringen over hen vaag zijn. Eiser heeft verklaard dat hij enkel een werkrelatie onderhield en dat hij slechts twee personen, [naam 3] en [naam 2] bij naam kende, [9] maar hij heeft ook verklaard dat hij bepaalde jongens dichtbij (zich) heeft gehouden door met hen te gaan eten en hij hen langs zijn ouders en vriendin stuurde om geld af te geven en voor klusjes. Dat heeft de minister terecht als een wisselende verklaring opgevat. Eisers verklaring dat het enkel om een werkrelatie zou gaan valt volgens de minister niet te rijmen met alle andere activiteiten die eiser stelt samen met deze goudzoekers te hebben ondernomen en de klussen die eiser hen liet doen voor zijn familie. Dat werpt de minister hem niet ten onrechte tegen. De minister heeft mogen concluderen dat uit eisers verklaringen blijkt dat deze relatie verder ging dan alleen een werkrelatie en dat er daarom meer van eiser verwacht mocht worden om te vertellen over de goudzoekers.
6.6.
De minister stelt ook terecht dat eiser wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard over de tijdlijn van zijn werkzaamheden. Het tijdstip waarop eiser stelt te zijn begonnen met de handel in goud, [10] strookt niet met het tijdstip waarop eiser voor het eerst zaken heeft gedaan met een goudhandelaar. [11] De minister mocht hierbij betrekken dat de correcties en aanvullingen zijn bedoeld om eventuele misverstanden of schrijffouten in het rapport op te helderen en te herstellen, maar niet om nieuwe informatie aan te dragen waar eiser niet eerder over heeft verklaard tijdens het nader gehoor. De minister werpt eiser terecht tegen dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij viermaal zaken heeft gedaan met de groepen van [naam 3] en [naam 2] [12] en dat hij in hetzelfde gehoor aangeeft maar eenmalig zaken te hebben gedaan met de groepen. [13]
6.7.
Eiser bestrijdt tevergeefs het standpunt van de minister dat eiser vaag over zijn gestelde problemen heeft verklaard met de goudzoekers en dat eiser door hen is aangevallen. De minister mocht van eiser verwachten dat hij gedetailleerder kan verklaren over de personen die hij vreest. Dat hij alleen kan benoemen dat deze man ‘de Libanees’ heet mocht de minister onvoldoende gedetailleerd vinden. Daarnaast stelt de minister niet ten onrechte dat eiser geen goede verklaring heeft kunnen geven over de verwondingen die hij stelt te hebben opgelopen na de vermeende aanval in 2019. Eiser is immers aangevallen door een groep van drie tot zes personen en met een schop tegen zijn hoofd geslagen. De minister heeft in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd dat dit niet rijmt met eisers verklaring dat hij geen zwaar letsel heeft overgehouden aan de aanval en daarbij betrokken dat eiser ook niet heeft kunnen verklaren in welk ziekenhuis hij is behandeld. Dat eiser later in de zienswijze opmerkt dat een deel van de groep zwaarder letsel wilde voorkomen omdat ze geld wilde zien, is door de minister niet ten onrechte geduid als een aanname, en valt bovendien niet te rijmen met de ernst van het letsel waarover eiser heeft verklaard op de zitting zoals het slaan van een schop tegen zijn hoofd.
6.8.
De minister vindt ook niet ten onrechte dat eiser ongerijmd heeft verklaard over zijn laatste periode in Guinee. Eiser heeft immers verklaard dat hij een ultimatum heeft gekregen van zijn vermeende bedreigers om hen uiterlijk 25 december 2019 te betalen, maar heeft daarna meer dan een week probleemloos in Guinee verbleven. Dat eiser verder geen problemen ondervond met [naam 3] en [naam 2] , die eiser nog na het verstrijken van ultimatum stelt te hebben gezien terwijl zij eiser eerder met de dood bedreigden, mocht de minister in het nadeel wegen van eisers geloofwaardigheid op dit punt.
6.9.
Tot slot stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser foto’s heeft overgelegd van lichamelijk letsel die niet te herleiden zijn tot eisers gestelde problemen. De minister licht toe dat documenten een sterkere bewijswaarde toekomt als deze zijn afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het land en er voldoende identificerende gegevens (zoals een foto, geboortedata en (achter)namen) op het document staan. Documenten die niet zijn afgegeven door de daartoe bevoegde autoriteiten, en documenten met weinig identificerende gegevens, hebben in de regel een zwakkere bewijswaarde. Omdat de identiteit van de personen op de foto’s niet kan worden vastgesteld, evenals de aard van de getoonde verwondingen, hoe en wanneer deze verwondingen zijn ontstaan, hebben deze foto’s geen bewijswaarde en leidt dit niet tot een ander oordeel op dit punt.

Conclusie en gevolgen

7. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WI 2024/6.
2.Nader gehoor, pagina 13-14.
3.Nader gehoor, pagina 14.
4.Nader gehoor, pagina 13.
5.Nader gehoor, pagina 16.
6.Voornemen, pagina 3, en het nader gehoor, pagina 23.
7.Nader gehoor, pagina 25.
8.Nader gehoor, pagina 15.
9.Nader gehoor, pagina 17.
10.Nader gehoor pagina 13: vijf maanden nadat eiser [naam 1] eind 2017 heeft ontmoet.
11.Nader gehoor pagina 17: eiser heeft voor het eerst zaken gedaan met [naam 3] eind 2017, begin 2018.
12.Nader gehoor, pagina 24.
13.Nader gehoor, pagina 17.