ECLI:NL:RBDHA:2025:9477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
NL25.11014
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door afwezigheid eiser en gemachtigde

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2025 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag. Eiser, die asiel had aangevraagd in Nederland, heeft op 28 februari 2025 een besluit ontvangen van de minister van Asiel en Migratie waarin zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is zonder bericht niet ter zitting verschenen op de behandelingsdatum van 16 mei 2025 in Middelburg. De gemachtigde van eiser was eveneens afwezig, ondanks eerdere verzoeken van de rechtbank om informatie over het contact met eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen procesbelang meer heeft, aangezien hij niet heeft gereageerd op verzoeken om informatie en niet is verschenen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

Proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL25.11014
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer: [V-nummer],

(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua), en
de minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2025 op zitting behandeld in Middelburg. Hieraan heeft deelgenomen de gemachtigde van verweerder. Gemachtigde van eiser is, met voorafgaand bericht, niet ter zitting verschenen. Eiser is zonder bericht niet ter zitting verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Eiser heeft asiel aangevraagd in Nederland. Bij brief van 16 april 2025 heeft verweerder meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Ter onderbouwing hiervan heeft verweerder een schermafbeelding van zijn registratieprogramma overgelegd.
2. Naar aanleiding van dit bericht heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser op 17 april 2025 verzocht om kenbaar te maken of hij nog contact heeft met eiser. Omdat de rechtbank de verzochte inlichtingen niet binnen de daartoe gestelde termijn van vijf werkdagen had ontvangen, heeft zij de gemachtigde van eiser op 29 april 2025 nogmaals verzocht om de gevraagde informatie te verstrekken. Ook op dit verzoek heeft de gemachtigde van eiser niet gereageerd.
3. De rechtbank stelt vast dat zij de gemachtigde van eiser meermaals in de gelegenheid heeft gesteld om mee te delen of hij nog contact heeft met eiser en dat hij van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt.
4. Eiser zelf is niet ter zitting verschenen noch heeft hij de rechtbank overigens bericht.
4. Gelet op het vorenstaande gaat de rechtbank ervan uit dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Eiser krijgt geen vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en geanonimiseerd gepubliceerd op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.