Uitspraak
Gezag en benoeming bijzondere curator
Beschikking op het op 23 oktober 2024 ingekomen verzoek van:
[de vader] ,
[de moeder] ,
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering Regio West,
Procedure
- het verzoekschrift met bijlagen;
- het F9-bericht van 17 december 2024, met bijlage (rapportage van 11 december
- de brief van 10 februari 2025, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- het verweerschrift met bijlagen;
- het F9-bericht van 20 februari 2025, met bijlage, van de zijde van de vader;
- het F9-bericht van 20 februari 2025 van de zijde van de moeder.
het Gerechtshof Den Haag in de door de vader aanhangig gemaakte hoger
beroepsprocedure tegen de hierna te noemen beschikking van 10 augustus 2023
van deze rechtbank), van de zijde van de vader.
Feiten
- Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
- Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
- De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] belast.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 26 september 2019 is aan de vader
- Bij beschikking van deze rechtbank van 26 juli 2021:
stuurt van de afgelopen jaren met informatie over de belangrijkste
gebeurtenissen uit het leven van [de minderjarige] in de afgelopen jaren, en vervolgens
telkens voor de eerste van de maand een recente foto van [de minderjarige] met
deelname aan het hulpverleningstraject Omgangsbegeleiding ( [instelling] );
aangehouden.
voorlopig, onder begeleiding van de omgangsbegeleiders
van het [instelling] , - volgens een opbouwschema - in de even weken op
woensdagmiddag bij de vader zal zijn (eerst vier keer bij het [instelling] ,
daarna bij de vader thuis), waarbij in overleg met het [instelling] wordt
toegewerkt naar (onbegeleide) omgang gedurende vier uur;
voor iedere keer dat zij de voorlopige omgangsregeling zoals in deze
beschikking is bepaald niet nakomt, met een maximum van € 5.000.-;
wijze zoals in het lichaam van deze beschikking is vermeld;
advies te geven over de volgende concrete vragen:
- hoe dient een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] er qua vorm,
duur en frequentie uit te zien?
- is een ondertoezichtstelling of een andere kinderbeschermings-
maatregel nodig?
afgewezen;
tussenbeschikking van 18 juli 2022 – :
voorlopigbij de vader zal
verblijven:
- wekelijks elke woensdag bij de vader thuis voor de duur van vier
uur, onder begeleiding van het [instelling] , waarbij de vader [de minderjarige]
uit school haalt. Moeder haalt [de minderjarige] op bij vader thuis, in aanwezigheid van een begeleider van het [instelling] ;
- na drie weken - na een evaluatie met de ouders, de jeugdbeschermer
en een begeleider van het [instelling] - wekelijks elke woensdag
onbegeleide omgang bij de vader thuis, vanuit school tot 18.00 uur,
eventueel in onderling overleg ook met het avondeten bij vader
thuis;
- uit te breiden naar om de week één dag in het weekend (zaterdag of
zondag) van 10.00 uur tot 18.00 uur, waarbij er toegewerkt wordt
naar een weekend met overnachting; en
- waarbij uiteindelijk toegewerkt wordt naar een vaste omgangsregeling, waarbij de weekenden, de feestdagen,
verjaardagen en vakanties en dergelijke evenredig tussen de ouders
worden verdeeld;
€ 200,- voor iedere keer dat zij voornoemde voorlopige omgangsregeling
zoals in deze beschikking is bepaald niet nakomt, met een maximum van
€ 10.000,-;
wijze zoals in het lichaam van deze beschikking is vermeld;
aangehouden.
- [de minderjarige] verblijft eenmaal per twee weken op zaterdag van 10.00 uur tot
18.30 uur bij de vader, waarbij [de minderjarige] bij de vader blijft avondeten,
waarbij de moeder [de minderjarige] bij de vader brengt en ophaalt te beginnen
op 12 augustus 2023;
- [de minderjarige] verblijft eenmaal per twee weken op een doordeweekse dag
vanuit school tot 18.30 uur bij de vader (in de week waarin [de minderjarige] niet
op zaterdag bij de vader verblijft), in onderling overleg tussen de
ouders af te spreken welke doordeweekse dag dat zal zijn en
als zij daar niet uitkomen op de woensdag, waarbij [de minderjarige] in principe
bij de vader blijft avondeten, waarbij de vader [de minderjarige] uit school
ophaalt en de moeder [de minderjarige] weer bij de vader ophaalt;
- als de vader verhinderd is wordt het omgangsmoment niet
ingehaald;
- als de omgangsregeling door de moeder wordt afgezegd wordt in
onderling overleg tussen de ouders een andere dag afgesproken
waarop het omgangsmoment wordt ingehaald waarbij zonder
overeenstemming dit op een zaterdag of woensdag dient te
gebeuren;
Bij beschikking van 27 februari 2025 van de kinderrechter van deze rechtbank is de
ondertoezichtstelling verlengd tot 1 september 2025.
Verzoek en verweer
- toekenning van het gezamenlijk gezag aan vader;
- benoeming van een bijzonder curator, althans tot het gelasten van een
- met veroordeling van de vrouw in de kosten dezes;
€ 331,-), een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Beoordeling
(‘SCHRIFTELIJKE AANTEKENINGEN namens vader’), omdat het een herhaald aanhoudingsverzoek betreft en tevens een inhoudelijke reactie op het verweerschrift van de moeder, wat strijdig is met de 2-conclusieregel en de goede procesorde. Daarnaast is op de zitting namens de moeder bezwaar gemaakt tegen de door de vader overgelegde brief van de gecertificeerde instelling van 11 december 2024, omdat deze brief in de hoger beroepsprocedure bij het Gerechtshof ook was ingediend maar naderhand is ‘ingetrokken’. De advocaat van de moeder vindt het daarom niet netjes dat daarnaar in onderhavige procedure nog wel wordt verwezen.
Gezamenlijk gezag is in het belang van [de minderjarige] , omdat haar ontwikkeling wordt bedreigd doordat de moeder structureel oneigenlijk gebruik maakt van haar gezag en de moeder nog steeds geen emotionele toestemming aan [de minderjarige] geeft om bij haar vader te zijn. Vanwege haar ontwikkelingsbedreiging staat [de minderjarige] nog altijd onder toezicht. Daarnaast is gezamenlijk gezag noodzakelijk om de omgang en ‘family life’ tussen de vader en [de minderjarige] te kunnen behouden/verwezenlijken. Door de vader wordt in dit verband verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 2020 (ECLI:NL:HR: 2020:533). Vader stelt dat, om ouderverstoting een halt toe te roepen, er specifiek voor gekozen zou moeten worden om hem samen met de moeder te belasten met het gezamenlijk ouderlijk gezag. Tenslotte voert de vader aan dat hij volledig van de moeder afhankelijk is voor wat betreft informatie inwinning over het wel en wee van [de minderjarige] . Volgens de vader verkeert hij, vanwege het ontbreken van gezag aan zijn kant, in een nadelige positie ten opzichte van de moeder.
De rechtbank weegt in haar beslissing ook mee dat gezamenlijk gezag zorgt voor een evenwichtiger uitgangspositie voor beide ouders met betrekking tot de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] en de overige hulpverlening die is ingezet. Tenslotte neemt de rechtbank hierbij in overweging dat er sinds de tweede helft van 2022 contact plaatsvindt tussen de vader en [de minderjarige] en er een omgangsregeling loopt waarbij er inmiddels wekelijk contact is. Ook is er hulpverlening voor [de minderjarige] ingezet. Het ontbreken van contact en hulpverlening waren eerder redenen voor de rechtbank om destijds (beschikking van 26 juli 2021) de vader niet met het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] te belasten.
BeslissingDe rechtbank:
mr. M.G.J. Konings als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2025.