ECLI:NL:RBDHA:2025:9440

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
11483191 \ CV EXPL 25-103
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N. Hengeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een nulmeting en de gevolgen van een ondeugdelijke uitvoering

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bouwkundige Diagnose B.V. (hierna: BD) betaling van een factuur van € 850 voor een nulmeting die zij heeft uitgevoerd in opdracht van de gedaagde. De gedaagde heeft de nulmeting aangevraagd voor zijn woning en heeft na akkoord op de offerte de resultaten ontvangen. Echter, de gedaagde heeft twijfels geuit over de kwaliteit van de rapportage en heeft een andere partij ingeschakeld voor een herkeuring. BD vordert nu nakoming van de betalingsverplichting, terwijl de gedaagde zich beroept op een ondeugdelijke uitvoering van de nulmeting en vordert schadevergoeding in reconventie. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd dat BD tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De gedaagde heeft BD niet in gebreke gesteld en heeft geen redelijke kans gegeven om eventuele tekortkomingen te corrigeren. Hierdoor wordt de vordering van de gedaagde afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de factuur van BD moet betalen, inclusief rente en incassokosten. De proceskosten komen voor rekening van de gedaagde, omdat hij ongelijk krijgt in deze procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Leiden
NH (B/C)
Zaaknummer: 11483191 \ CV EXPL 25-103
Vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOUWKUNDIGE DIAGNOSE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: BD,
gemachtigde: mr. B.G.C. Elich,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 december 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het bericht van 28 maart 2025 met productie(s) van BD,
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 3 april 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
BD exploiteert een onderneming gespecialiseerd in het uitvoeren van onderzoek ten behoeve van het opstellen van bouwkundige rapporten.
2.2.
[gedaagde] heeft op 20 januari 2023 bij BD een offerte aangevraagd voor een nulmeting voor zijn woning aan de [adres 1] te [plaats] en de gevels van de woningen links en rechts. Hij is van plan de woning aan de [adres 1] te gaan verbouwen. De prijs voor de nulmeting betrof € 850.
2.3.
Op 20 juli 2023 heeft [gedaagde] akkoord gegeven op de offerte van BD. Waarna op 7 augustus 2023 de nulmeting heeft plaatsgevonden.
2.4.
BD heeft de resultaten van de nulmeting in drie rapporten opgenomen. Op 17 augustus 2023 heeft zij de rapporten aan [gedaagde] toegestuurd en tevens een link naar foto’s. Op dezelfde dag heeft [gedaagde] ook de factuur ontvangen met als vervaldatum 31 augustus 2023.
2.5.
Op 18 augustus 2023 heeft [gedaagde] per e-mail aan BD gemeld twijfels te hebben bij de kwaliteit van de rapportage. Onder meer heeft [gedaagde] aangegeven dat op de foto’s diverse schades en scheuren zichtbaar zijn, maar deze niet in het rapport zijn benoemd. Ter illustratie heeft [gedaagde] een van de rapporten bijgevoegd waarin hij verschillende opmerkingen heeft geplaatst.
2.6.
BD heeft op 6 september 2023 inhoudelijk per e-mail gereageerd. In reactie daarop heeft [gedaagde] op 15 oktober 2023 aan BD gemeld dat hij inmiddels een herkeuring bij een andere partij had laten uitvoeren.
2.7.
Partijen hebben nog opvolgend contact per e-mail gehad. In de tussentijd zijn aan [gedaagde] ook meermaals betalingsherinneringen gestuurd. Op 2 oktober 2023 is per brief en per e-mail aan [gedaagde] verzocht om het openstaande bedrag uiterlijk binnen 14 dagen na ontvangst van de brief te betalen, onder vermelding dat anders incassokosten in rekening zouden worden gebracht.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
BD vordert - samengevat - zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan BD te betalen een bedrag van € 1050,50 vermeerderd met de wettelijke rente over € 850 vanaf datum dagvaarding, en de overige kosten rechtens, waaronder een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van BD.
3.2.
BD legt aan de vordering ten grondslag dat zij in opdracht van [gedaagde] een nulmeting heeft uitgevoerd waarvoor zij betaling van € 850 overeen zijn gekomen. BD vordert nakoming van die verbintenis, alsook rente over de periode dat [gedaagde] te laat heeft betaald. De rente tot en met 10 december 2024 is berekend op € 73. Ook vordert BD buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 127,50.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van BD, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van BD, met veroordeling van BD in de kosten van deze procedure.
3.4.
Volgens [gedaagde] heeft BD geen deugdelijke nulmeting uitgevoerd. Om die reden is [gedaagde] , naar eigen zeggen, niet verplicht de factuur te betalen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
[gedaagde] vordert - samengevat - dat BD wordt veroordeeld om aan hem te betalen een bedrag van € 3550.
3.7.
[gedaagde] legt aan de vordering ten grondslag dat BD een ondeugdelijke nulmeting heeft uitgevoerd, waardoor [gedaagde] zijn verbouwwerkzaamheden met een maand heeft moeten uitstellen. Om die reden heeft hij een maand langer een dubbele hypotheek gehad en heeft hij hogere bouwplaatskosten moeten maken van in totaal € 3550. Ter zitting is besproken dat dit schadebedrag vermoedelijk lager is, omdat [gedaagde] voor de berekening van zijn schade is uitgegaan van de hypotheek van zijn nieuwe woning. Echter betreft de woning die langer is aangehouden de voormalige woning van [gedaagde] . Het precieze hypotheekbedrag van [gedaagde] zijn voormalige woning, met aftrek van het aflossingsdeel, kon volgens [gedaagde] ter zitting niet worden vastgesteld, waardoor in het geval de vordering toewijsbaar is nog een nadere specificatie van het schadebedrag zal moeten volgen.
3.8.
BD betwist dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. BD concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
4.1.
BD vordert betaling van haar factuur van 17 augustus 2023 ter hoogte van € 850 voor de uitgevoerde nulmeting. [gedaagde] erkent dat hij en BD een prijs van € 850 overeen zijn gekomen, maar geeft aan niet verplicht te zijn te betalen omdat de nulmeting niet goed is uitgevoerd. Hij heeft daardoor zijn voorgenomen bouwwerkzaamheden aan zijn woning moeten uitstellen. Het uitstellen van de bouwwerkzaamheden heeft extra kosten met zich gebracht.
4.2.
De tekortkoming door BD bestaat er volgens [gedaagde] uit dat (i) verschillende gebreken aan de onderzochte woningen niet of niet juist in het rapport zijn opgenomen, (ii) foto’s die in het rapport zijn geplaatst niet goed herleidbaar zijn of door elkaar zijn gehaald, (iii) er geen vochtmeting heeft plaatsgevonden, (iv) er een kadastrale kaart in de rapporten ontbreekt, (v) de nulmeting niet is uitgevoerd conform de BRL-5024 richtlijn, en (vi) niet de gevels van alle omliggende woningen in de nulmeting zijn meegenomen. Ter zitting heeft [gedaagde] nog aangevuld dat van een van de onderzochte woningen, [adres 2] , de bevindingen slechts gedeeltelijk in het rapport zijn opgenomen.
in reconventie
BD hoeft geen schadevergoeding te betalen
4.3.
De kantonrechter komt eerst toe aan de bespreking van de vordering van [gedaagde] .
4.4.
Omdat [gedaagde] vindt dat hij recht heeft op een schadevergoeding, is het aan hem om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij daar (juridisch) recht op heeft. In de eerste plaats is daarvoor nodig dat [gedaagde] voldoende onderbouwt dat (i) BD een onjuiste nulmeting heeft uitgevoerd, (ii) hij daardoor schade heeft geleden, en (iii) hij BD schriftelijk een laatste kans heeft geboden om binnen een bepaalde termijn alsnog goed na te komen, maar BD daar geen gebruik van heeft gemaakt.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat hoewel [gedaagde] op 18 augustus 2023 wel enkele van zijn bezwaren aan BD heeft medegedeeld, hij BD niet ook heeft verzocht om de gestelde tekortkomingen binnen een bepaalde termijn te herstellen. Ook heeft [gedaagde] niet aan BD gemeld dat zijn bouwwerkzaamheden een krappe twee weken later al zouden aanvangen, dus dat hij belang had bij een voortvarende behandeling van zijn klachten. [gedaagde] heeft daarentegen wel begin september 2023 al een andere partij ingeschakeld om een nieuwe nulmeting uit te voeren. BD heeft dus geen redelijke kans gehad om eventuele tekortkomingen te corrigeren en daarmee de schade die [gedaagde] heeft geleden te voorkomen. Om die reden hoeft BD de schade die [gedaagde] zou hebben geleden niet te vergoeden.
4.6.
Daarbij komt dat [gedaagde] ter zitting heeft aangegeven dat de reden voor het uitstellen van de bouwwerkzaamheden, en daarmee de oorzaak van de schade, was gelegen in het feit dat het rapport van de nulmeting van [adres 2] onvolledig was. Over die tekortkoming heeft [gedaagde] tot op de mondelinge behandeling in zijn geheel niet geklaagd.
4.7.
Kortom, [gedaagde] had BD de kans moeten geven om binnen een redelijke termijn alsnog goed na te komen. Dat is niet gebeurt, waardoor de vordering van [gedaagde] wordt afgewezen.
in conventie
4.8.
De kantonrechter komt nu toe aan de bespreking van de vordering van BD.
4.9.
BD vordert betaling van haar factuur van 17 augustus 2023 ter hoogte van € 850 voor de uitgevoerde nulmeting. [gedaagde] erkent overeen te zijn gekomen € 850 voor de nulmeting te betalen, maar geeft aan niet verplicht te zijn te betalen omdat de nulmeting niet goed is uitgevoerd. [gedaagde] doet daarbij onder meer een beroep op artikel 6:230m BW. De kantonrechter zal dat beroep eerst bespreken.
Er is geen sprake van een schending van artikel 6:230m BW
4.10.
Artikel 6:230m BW bepaalt dat bij een overeenkomst die online tot stand is gekomen, de professionele partij vooraf aan een consument bepaalde informatie moet verschaffen. Het gaat daarbij om informatie zoals de totale prijs, de wijze van uitvoering van de aangeboden diensten en bepaalde consumentenrechten. De kantonrechter ziet niet dat BD in die informatieverschaffing iets niet juist heeft gedaan of is vergeten. [gedaagde] betoogt in feite ook niet dat informatieplichten door BD zijn geschonden, maar [gedaagde] stelt dat BD de nulmeting niet goed heeft uitgevoerd. De kantonrechter zal de juridische grondslag van het betoog van [gedaagde] daarom aanvullen en begrijpt de reactie van [gedaagde] zo dat hij ofwel een beroep doet op ontbinding van de overeenkomst (art. 6:265 BW), of dat hij een beroep doet op verrekening (art. 6:127 BW) waarbij hij de vordering van BD met zijn eigen schadevergoedingsvordering verrekent, ofwel dat hij zijn betalingsverplichting opschort (art. 6:262 BW), allen op de grond dat BD zijn verplichtingen niet goed is nagekomen.
[gedaagde] kan de overeenkomst niet ontbinden en mocht ook niet verrekenen
4.11.
De kantonrechter bespreekt eerst het beroep op ontbinding. Een geslaagd beroep op ontbinding zou namelijk betekenen dat [gedaagde] niet meer hoeft te betalen. Voor een geslaagd beroep op ontbinding is echter vereist dat BD, net als voor de schadevergoedingsvordering, in gebreke is gesteld en vervolgens alsnog niet juist is nagekomen. Zoals hiervoor vastgesteld, is BD echter niet in gebreke gesteld. Een beroep op ontbinding kan daarom niet slagen.
4.12.
Het beroep op verrekening kan ook niet slagen, omdat de schadevergoedingsvordering van [gedaagde] in reconventie niet is komen vast te staan. [gedaagde] kan zijn betalingsverplichting dus niet verrekenen.
[gedaagde] mocht zijn betalingsverplichting ook niet opschorten
4.13.
Voor een beroep op opschorting geldt dat [gedaagde] , onder voorwaarden, de mogelijkheid heeft zijn betalingsverplichting op te schorten om ervoor te zorgen dat BD haar verplichting juist nakomt. Voor een geslaagd beroep op opschorting geldt dat (i) [gedaagde] een opeisbare vordering op BD moet hebben en (ii) BD de tegenvordering niet of niet juist nakomt. Hierbij is ook belangrijk dat de opschorting proportioneel moet zijn. In andere woorden: de opschorting moet in een redelijke verhouding staan tot bezwaren die [gedaagde] heeft.
4.14.
Daarnaast geldt dat een beroep op opschorting alleen gegrond is als het doel van de opschorting is dat beide partijen uiteindelijk de afspraken nakomen. [1] Een beroep op opschorting houdt namelijk in dat [gedaagde] de nakoming van zijn betalingsverplichting mag uitstellen, maar hij uiteindelijk wel tot betaling verplicht blijft. De uitoefening van een opschortingsbevoegdheid leidt dan ook niet tot verval, tenietgaan of bevrijding van de betalingsverplichting, maar slechts tot uitstel.
4.15.
In het voorliggende geval heeft [gedaagde] echter kort na de uitgevoerde nulmeting door BD een andere partij gevraagd om een nieuwe nulmeting uit te voeren. Per e-mail van 15 oktober 2023 schrijft [gedaagde] daarover aan BD dat hij de gemaakte kosten voor de herkeuring en de bouwvertraging niet bij BD in rekening zal brengen, maar hij het op prijs zou stellen als de factuur zou worden gecrediteerd. Later meldt [gedaagde] op 29 juni 2024 aan het incassobureau dat hij niet verplicht zou zijn te betalen voor een dienst die niet geleverd is. Hieruit volgt dat [gedaagde] niet zozeer verwacht dat BD de rapporten alsnog aanpast en de nulmeting over doet of aanvult, maar dat hij niet (meer) voor de diensten van BD hoeft betalen. Daarbij heeft [gedaagde] bij nakoming door BD ook geen belang nu hij al een nieuwe nulmeting heeft laten uitvoeren en de verbouwing al is gestart of zelfs al is afgerond. Het gaat [gedaagde] dus niet om uitstel van betaling, zodat BD alsnog een goede nulmeting kan verrichten, maar om afstel van betaling. Op die grond kan een beroep op opschorting echter niet worden gedaan. Het beroep op opschorting kan dus niet slagen.
[gedaagde] moet de factuur van BD betalen
4.16.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat omdat de verweren van [gedaagde] niet slagen, [gedaagde] de factuur van BD ter hoogte van € 850 moet betalen. Daarnaast moet [gedaagde] rente betalen omdat hij de factuur te laat heeft betaald. De hoogte van de rente tot 10 december 2024 is € 73.
[gedaagde] moet ook incassokosten van € 127,50 betalen
4.17.
De incassokosten van € 127,50 moet [gedaagde] ook betalen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). Op 2 oktober 2023 is aan [gedaagde] namelijk een brief gestuurd waarin hij de kans heeft gekregen het op dat moment openstaande bedrag van € 850 binnen veertien dagen na ontvangst van de brief te betalen. Deze brief is door [gedaagde] ontvangen, maar hij heeft het openstaande bedrag niet binnen de termijn in de brief betaald. [gedaagde] moet daarom de incassokosten van € 127,50 betalen.
in conventie en reconventie
[gedaagde] moet de proceskosten van BD betalen
4.18.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten in reconventie op nihil. In conventie worden de proceskosten die [gedaagde] aan BD moet betalen begroot op € 113,54 aan dagvaardingskosten, € 328,00 aan griffierecht, € 164,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 82,00) en € 41 aan nakosten. Dat is in totaal € 646,54. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
4.19.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat BD dat heeft gevorderd en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan BD te betalen een bedrag van € 923,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 850,00, met ingang van 10 december 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan BD te betalen een bedrag van € 127,50 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 646,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
wijst het anders of meer gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vordering van [gedaagde] af,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van BD, die tot op heden worden begroot op nihil,
in conventie en in reconventie
5.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.9.
verklaart dit vonnis, met uitzondering van 5.5 en 5.6, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Hengeveld en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.

Voetnoten

1.HR 5 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2519, NJ 1998/169 (