In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers behandeld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag van 26 januari 2024 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De eisers hebben de minister in gebreke gesteld, en de rechtbank constateert dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. Het beroep is gegrond verklaard.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van 16 augustus 2024, waarin het 'first in first out' (fifo)-principe is vastgesteld voor het bepalen van een nieuwe beslistermijn. De minister heeft aangegeven dat de aanvraag van eisers al in behandeling is genomen en heeft om een termijn van vier weken gevraagd na ontvangst van de reactie op het herstel verzuim. De rechtbank oordeelt dat het mogelijk is voor de minister om binnen zes weken na deze uitspraak alsnog een besluit te nemen.
De rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 453,50, en draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eisers te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op 28 januari 2025.