In deze zaak heeft eiser, na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 3 maart 2025 in zijn asielprocedure, opnieuw asiel aangevraagd. Eiser is van mening dat de voortduren van zijn detentie te lang is, terwijl verweerder op 16 maart 2025 een besluit heeft genomen op deze nieuwe asielaanvraag. Eiser heeft op 18 maart 2025 beroep ingesteld tegen dit besluit en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser moet worden aangemerkt als verzoeker in de zin van de Opvangrichtlijn, omdat hij de behandeling van zijn verzoek in Nederland mag afwachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel, opgelegd op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet, rechtmatig voortduurt, omdat de nieuwe asielaanvraag kort na de eerdere uitspraak is ingediend. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de voortduren van deze maatregel, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen nieuwe beslissing is genomen en dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft het beroep in de zaak NL25.11231 ongegrond verklaard en het beroep in de zaak NL25.12375 niet-ontvankelijk verklaard, evenals het verzoek om schadevergoeding afgewezen.