ECLI:NL:RBDHA:2025:9361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
NL25.11231 en NL25.12375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en voortduren van vrijheidsontnemende maatregel in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiser, na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 3 maart 2025 in zijn asielprocedure, opnieuw asiel aangevraagd. Eiser is van mening dat de voortduren van zijn detentie te lang is, terwijl verweerder op 16 maart 2025 een besluit heeft genomen op deze nieuwe asielaanvraag. Eiser heeft op 18 maart 2025 beroep ingesteld tegen dit besluit en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser moet worden aangemerkt als verzoeker in de zin van de Opvangrichtlijn, omdat hij de behandeling van zijn verzoek in Nederland mag afwachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel, opgelegd op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet, rechtmatig voortduurt, omdat de nieuwe asielaanvraag kort na de eerdere uitspraak is ingediend. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de voortduren van deze maatregel, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen nieuwe beslissing is genomen en dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft het beroep in de zaak NL25.11231 ongegrond verklaard en het beroep in de zaak NL25.12375 niet-ontvankelijk verklaard, evenals het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.11231 en NL25.12375

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. I. Wudka),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 november 2024 aan eiser de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel op 10 maart 2025 beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding. Dit beroep is geregistreerd onder nummer NL25.11231.
Eiser heeft verder op 17 maart 2025 beroep ingesteld tegen de oplegging van, volgens eiser, een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel. Dit beroep is geregistreerd onder nummer NL25.12375
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft in beide zaken gronden van beroep ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. Het onderzoek in NL25.11231 is gesloten op 17 maart 2025. Het onderzoek in NL25.12375 is gesloten op 24 maart 2025.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Senegalese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 2005.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze vrijheidsontnemende maatregel al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 8 januari 2025 [1] volgt dat de maatregel tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 6 januari 2025.
Ten aanzien van NL25.11231:
4. Eiser heeft aangevoerd dat deze rechtbank en zittingsplaats in haar uitspraak van 3 maart 2025 in de asielprocedure het beroep gegrond heeft verklaard, met instandhouding van de rechtsgevolgen van het besluit in de asielprocedure [2] . Eiser heeft, met inachtneming van de uitspraak in de asielprocedure, opnieuw en op gerechtvaardigde gronden asiel aangevraagd. In die procedure is inmiddels een voornemen uitgebracht en is een zienswijze ingediend. Volgens eiser ziet het er naar uit dat nog een gehele procedure gevoerd zal worden, terwijl de detentie voortduurt. Eiser vindt dat te lang.
4.1
De rechtbank stelt vast dat eisers gemachtigde in het dossier met zaaknummer NL25.12375 een besluit van verweerder op eisers herhaalde aanvraag is geüpload. Dit besluit dateert van 16 maart 2025. Het is de rechtbank verder ambtshalve bekend dat eiser hiertegen op 18 maart 2025 beroep heeft ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Omdat eiser de behandeling van deze voorlopige voorziening in Nederland mag afwachten, moet eiser worden aangemerkt als verzoeker als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, van de Opvangrichtlijn [3] .
4.2
Eiser heeft op 4 maart 2025, één dag nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in het beroep in de asielprocedure, opnieuw een asielaanvraag ingediend. Omdat eiser hiermee (opnieuw) is aan te merken als verzoeker in de zin van artikel 2, aanhef en onder b, van de Opvangrichtlijn en (opnieuw) sprake is van een aanvraag die is ingediend aan de grens en die in de grensprocedure kan worden behandeld. Het indienen van een nieuwe, opvolgende, asielaanvraag kort nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in de vorige procedure heeft in dit geval dan ook rechtstreeks tot gevolg dat verweerder de vrijheidsontnemende maatregel niet heeft hoeven opheffen omdat de grondslag van artikel 6, derde lid, van de Vw niet langer van toepassing zou zijn. Dit betekent dat de maatregel rechtmatig voortduurt.
De beroepsgrond slaagt niet.
5. In het beroep met zaaknummer NL25.12375 voert eiser aan dat het besluit in de opvolgende procedure te laat werd genomen. Eiser wijst er op dat het voornemen op 12 maart 2025 is uitgebracht en de zienswijze op 13 maart 2025 is ingediend. Voor zover eiser hiermee bedoelt te stellen dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld in zijn asielprocedure en de voortduring van de maatregel daardoor onrechtmatig zou zijn geworden, is de rechtbank van oordeel dat deze grond niet slaagt. Door binnen drie dagen nadat de zienswijze bij verweerder bekend is gemaakt, heeft verweerder voldoende voortvarend gehandeld.
De beroepsgrond slaagt niet.
6. Ook ambtshalve toetsend ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de maatregel onrechtmatig voortduurt.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Ten aanzien van NL25.12375:
8. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de oplegging van een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel. Ter onderbouwing van dit beroep heeft eiser aangevoerd dat het besluit op de opvolgende asielaanvraag voor wat betreft de grensdetentie meldt dat er een nieuwe zaak aan de orde is en dus ook een nieuwe beslissing voor wat betreft de grensdetentie. Er is echter geen nieuwe beslissing genomen. Eiser zit nog steeds onrechtmatig in grensdetentie en wel vanaf de datum dat hij opnieuw asiel heeft aangevraagd. Eiser wijst hierbij op een e-mailbericht van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) van 11 maart 2025 waaruit blijkt dat geen sprake is van een nieuw opgelegde maatregel.
11.1
Uit het door eiser overgelegde e-mailbericht van DT&V blijkt dat de reden dat geen nieuwe maatregel is ontvangen door de gemachtigde van eiser is dat die niet is opgemaakt. Volgens het bericht heeft eiser op zo zeer korte termijn opnieuw asiel aangevraagd, dat de maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw is blijven voortduren.
11.2
Gelet op deze omstandigheid, die eiser zelf ook aanhaalt, is geen sprake van een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel, waartegen een eerste beroep openstond. Dit valt, in tegenstelling tot wat eiser meent, ook niet af te leiden uit het besluit van 16 maart 2025 waarbij eisers opvolgende asielaanvraag is afgewezen. Daarin is slechts opgemerkt dat eiser een nieuwe asielaanvraag heeft ingediend en dat die procedure losstaat van eisers eerdere procedure en ook apart zal worden behandeld. Daarom is volgens verweerder geen sprake van een te lange grensdetentie. Dit betekent niet dat een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. Zoals hiervoor is geoordeeld, heeft het indienen van een nieuwe, opvolgende, asielaanvraag kort nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in de vorige procedure in dit geval rechtstreeks tot gevolg dat verweerder de vrijheidsontnemende maatregel niet heeft hoeven opheffen omdat de grondslag van artikel 6, derde lid, van de Vw niet langer van toepassing zou zijn.
9. Voor zover het beroep van eiser zou moeten worden opgevat als een beroep tegen het voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel, is de rechtbank van oordeel dat dit beroep niet-ontvankelijk is. Ten tijde van het indienen van het beroep op 17 maart 2025 was immers nog geen uitspraak gedaan op het op 10 maart 2025 ingediende beroep tegen de voortduring van de maatregel.
10. Het beroep is niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van beide zaken:
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissingen

De rechtbank:
- verklaart het beroep in de zaak NL25.11231 ongegrond;
- verklaart het beroep in de zaak NL25.12375 niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.In zaaknummer NL25.50980.
2.In zaaknummer NL24.49229.
3.Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.