ECLI:NL:RBDHA:2025:9360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
SGR 23/3576
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor woning en uitweg in Katwijk

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de door het college van burgemeester en wethouders van Katwijk verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning en het maken van een uitweg op een perceel in Katwijk. Eisers, die ieder voor een deel eigenaar zijn van de niet-openbare weg naast het perceel, stellen dat de reguliere woning niet is toegestaan volgens het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt echter dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan ruimtelijk aanvaardbaar is en voldoet aan de gebiedsvisie "Mient Kooltuin". De rechtbank vindt dat het college het aantal verkeersbewegingen voldoende heeft gemotiveerd en dat de vrees voor ongewenste precedentwerking door eisers niet is onderbouwd. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft op 22 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, de gemachtigde van het college, en de vergunninghouder met gemachtigde aanwezig waren. De vergunninghouder had op 6 oktober 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd, die op 14 april 2023 werd verleend. De rechtbank concludeert dat eisers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, maar dat hun beroepsgronden niet slagen. De rechtbank oordeelt dat de omgevingsvergunning in stand blijft en dat eisers geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk en is openbaar uitgesproken op 27 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3576

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. W.J. Vroegindeweij),
en

het college van burgemeester en wethouders van Katwijk

(gemachtigde: mr. A.C. van der Gugten).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam 1] en [naam 2](samen vergunninghouder) uit [woonplaats] (gemachtigde: mr. M.R. Plug).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de door het college verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning en het maken van een uitweg op het perceel [adres] in [plaats] .
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en hun gemachtigde, de gemachtigde van het college, en vergunninghouder met gemachtigde.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Vergunninghouder heeft op 6 oktober 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een woning en het maken van een uitweg op het perceel [adres] in [plaats] .
2.1.
Het college heeft het bestreden besluit voorbereid volgens de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Het ontwerpbesluit heeft met ingang van 8 juli 2022 zes weken ter inzage gelegen. Eisers hebben beiden een zienswijze ingediend. De reactie van het college op deze zienswijzen maakt deel uit van het bestreden besluit.
2.2.
Het college heeft op 14 april 2023 een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘strijdig gebruik’ [1] en het aanleggen van een ‘inrit/uitweg’ [2] . Het college heeft zich – samengevat weergegeven – op het standpunt gesteld een omgevingsvergunning kan worden verleend omdat het bouwplan bijdraagt aan een hogere ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Verder worden de groene zone en het recreatieve netwerk in de [straatnaam 1] [straatnaam 2] erdoor versterkt. Tot slot wordt de woningvoorraad in Katwijk vergroot. In de reactie op de zienswijzen heeft het college – samengevat weergegeven – toegelicht dat het bouwplan een geringe uitwerking heeft op het woon- en leefklimaat van eisers. Het college stelt zich op het standpunt dat er meer gewicht toekomt aan de belangen van vergunninghouder dan aan de belangen van eisers.

Beoordeling door de rechtbank

Zijn eisers aan te merken als belanghebbenden?
3. De rechtbank zal eerst beoordelen of eisers zijn aan te merken als belanghebbenden. Vergunninghouder bestrijdt dat eisers dat zijn, gelet op de afstand, het beperkte zicht/het ontbreken daarvan en het gegeven dat het niet gaat om aangrenzende percelen. Ter zitting hebben eisers toegelicht elk voor een deel eigenaar te zijn van de [straatnaam 3] , welke weg geen openbare weg is. De weg grenst aan het perceel van vergunninghouder. Er is een erfdienstbaarheid gevestigd op gevestigd ten gunste van vergunninghouder, zodat die het eigen perceel kan bereiken.
3.1.
Het is vaste jurisprudentie [3] dat bewoners en eigenaren van aangrenzende percelen of in daaraan gelijk te stellen situaties in beginsel belanghebbenden zijn. Van dit uitgangspunt kan alleen worden afgeweken als het uitgesloten is dat betrokkenen feitelijke gevolgen ondervinden. Hoewel vergunninghouder al enkele jaren permanent in de recreatiewoning woont en de gevolgen van het bouwplan in die zin beperkt zullen zijn, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgesloten dat eisers in het geheel geen feitelijke gevolgen zullen ondervinden. In de ruimtelijke onderbouwing behorend bij de omgevingsvergunning wordt bijvoorbeeld uitgegaan van een groter aantal verkeersbewegingen bij een reguliere woning dan bij een recreatiewoning/bungalow. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om van het hiervoor genoemde uitgangspunt af te wijken en merkt beide eisers aan als belanghebbende.
3.2.
De rechtbank zal de omgevingsvergunning beoordelen aan de hand van de beroepsgronden die eisers hebben aangevoerd. In dat kader stelt de rechtbank vast dat eisers geen beroepsgronden hebben aangevoerd tegen het besluitonderdeel dat ziet op het aanleggen van een ‘inrit/uitweg’. De rechtbank zal dit besluitonderdeel dan ook buiten beschouwing laten in deze uitspraak. De rechtbank stelt voorts vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het bouwplan van vergunninghouder om op het perceel een reguliere woning te realiseren niet past binnen het bestemmingsplan. [4]
Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo.
4.1.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 6 oktober 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo van toepassing blijft.
De beroepsgronden van eisers
5. Eisers achten de omgevingsvergunning in strijd met de Omgevingsvisie Katwijk en de Gebiedsvisie “ [gebiesdvisie] ”. Volgens hen heeft het college het aantal verkeersbewegingen onvoldoende onderbouwd. Zij vrezen als gevolg van dit bouwplan meer verkeer op de [straatnaam 3] , zeker als er over het perceel van vergunninghouder een wandel/fietspad voor recreanten wordt aangelegd.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank stelt vast dat eisers diverse gronden hebben aangevoerd die los staan (van het toetsingskader bij de verlening) van de omgevingsvergunning. Zo ziet de aanvraag en dus ook de verleende verguninning niet op de aanleg van een wandel-/fietspad voor recreanten. De eventuele effecten daarvan kunnen in deze procedure dan ook geen rol spelen. Hetzelfde geldt voor de vrees van eisers dat in de te bouwen woning een Bed & Breakfast komt. Deze gronden slagen niet.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toekomt onder afweging van de betrokken belangen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij is van belang of verlening van de omgevingsvergunning niet in strijd komt met een goede ruimtelijke ordening. Verder kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [5]
6.2.
Het college heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bouwplan ruimtelijk aanvaardbaar is en voldoet aan de gebiedsvisie “ [gebiesdvisie] ”. In dat verband heeft het college van belang mogen achten dat op grond van artikel 4.2. van de anterieure overeenkomst tussen de gemeente Katwijk en vergunninghouder van 22 juni 2022 40% van het perceel moet worden beplant met bomen. Het college kan worden gevolgd in zijn standpunt dat daarmee een bijdrage wordt geleverd aan het coulisselandschap (de Boskamers) zoals omschreven in de gebiedsvisie “ [gebiesdvisie] ” en dat de groene zone in de [straatnaam 1] [straatnaam 2] wordt versterkt. Ook heeft het college gewicht mogen toekennen aan het gegeven dat de bestaande – rommelige – bebouwing grotendeels van het perceel wordt verwijderd en vervangen door duurzame nieuwbouw. De rechtbank merkt daarbij op dat in de gebiedsvisie het uitbreiden van woonfuncties niet wordt uitgesloten. Zo wordt daarin ruimte gelaten voor bijvoorbeeld het omvormen van bedrijfswoningen naar reguliere woningen en alternatieve woonvormen als tiny houses. Verder wijzen het college en vergunninghouder er naar het oordeel van de rechtbank terecht op dat de stelling van eisers dat er door deze omgevingsvergunning recreatiegebied verloren gaat feitelijk onjuist is. Het perceel van vergunninghouder heeft immers geen recreatiebestemming, maar een agrarische bestemming.
6.3.
Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank het aantal verkeersbewegingen voldoende gemotiveerd. In het bestreden besluit is aan de hand van de kengetallen van CROW-publicatie 381 “Toekomstbestendig parkeren van parkeerkencijfers naar parkeernormen” het aantal voertuigbewegingen per dag in de huidige situatie ingeschat op 3. Omdat de CROW-publicatie geen normen voor ‘recreatiewoningen’ bevat, is het college aangesloten bij de norm voor een “bungalow” in een bungalowpark. In de CROW-publicatie wordt in dat kader uitgegaan van een verkeersgeneratie van maximaal 2.3 verkeersbewegingen per etmaal. Het college heeft het aantal verkeersbewegingen in de huidige situatie dus iets hoger ingeschat. Voor een reguliere woning geldt op grond van de CROW-publicatie een verkeersgeneratie van 7.8-8.6 verkeersbewegingen per etmaal. Ook hier is het college voor de zekerheid uitgegaan van een iets hoger aantal verkeersbewegingen: 9. Daarmee heeft het college het aantal verkeersbewegingen zeker niet onderschat, zeker nu er juridisch gezien weliswaar een toename is van het aantal verkeersbewegingen, maar in de praktijk niet. Vergunninghouder bewoont ter plaatse immers al sinds 2019 een recreatiewoning, die nu alleen zal worden vervangen door een permanente woning. Eisers hebben niet concreet gemaakt op welk punt de gemaakte berekening onjuist is. De rechtbank ziet voorts geen grond voor het oordeel dat eisers door deze beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen onevenredig in hun belangen worden geschaad. De gronden ten aanzien van de ruimtelijke ordening slagen dan ook niet.
7. Voor zover eisers hebben bedoeld te betogen dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan geen significante gevolgen heeft voor het Natura 2000-gebied ‘Meijendel & Berkheide’, overweegt de rechtbank het volgende. Zoals hiervoor is overwogen ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het college ten onrechte is uitgegaan van 9 verkeersbewegingen per dag. Dit aantal is ook gebruikt in de AERIUS-berekening, waaruit volgt dat in de gebruiksfase geen stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol/ha/jaar zal plaatsvinden. Significante gevolgen in de gebruiksfase zijn dan ook uitgesloten. Eisers hebben deze AERIUS-berekening niet bestreden. De grond slaagt niet.
8. Ter zitting hebben eisers opgemerkt dat de omgevingsvergunning ongewenste precedentwerking zal hebben en dat het college eerder omgevingsvergunningen in de omgeving heeft geweigerd. Zij hebben echter op geen enkele wijze concreet gemaakt of onderbouwd waarom dat de in deze procedure bestreden omgevingsvergunning onrechtmatig maakt. De grond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Brand, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 3 april 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1392).
4.Op het perceel van vergunninghouder is het bestemmingsplan “ [gebiesdvisie] ” van toepassing. Het perceel heeft daarin de bestemming “Agrarische doeleinden” en de aanduiding ‘recreatiewoning’ (R).
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:5435), r.o. 6.