ECLI:NL:RBDHA:2025:9342

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
SGR 24/3212
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende toegenomen arbeidsongeschiktheid na herbeoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.G. van den Heuvel, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door drs. I.N. Veringmeier. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was door verweerder geweigerd op basis van een besluit van 14 augustus 2023. Eiseres was van mening dat haar arbeidsongeschiktheid was toegenomen en heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 23 april 2025, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in het verleden een WIA-uitkering had ontvangen, maar dat deze was beëindigd op basis van een herbeoordeling in 2021. Eiseres heeft in 2022 en 2023 verzocht om een herbeoordeling vanwege toegenomen klachten. De rechtbank heeft de medische rapporten van verschillende verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat er geen nieuwe medische gegevens zijn die de claim van eiseres ondersteunen. De rechtbank oordeelt dat de eerdere beoordelingen zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel. Eiseres heeft geen relevante nieuwe informatie overgelegd die haar claim van toegenomen arbeidsongeschiktheid kan onderbouwen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering door het Uwv terecht was. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3212

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. R.G. van den Heuvel),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

(gemachtigde: drs. I.N. Veringmeier).

Inleiding

Met het besluit van 14 augustus 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres per 19 januari 2023 een uitkering ingevolge de Wet werk inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-uitkering) geweigerd.
Met het besluit van 27 februari 2024 is verweerder bij het primaire besluit gebleven.
Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld. Nadien is het beroep aangevuld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Op 12 juni 2024 heeft eiseres geen toestemming gegeven voor toezenden van de stukken naar de werkgever.
Hierna heeft eiseres (medische) stukken ingediend. Hierop heeft verweerder gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2025 op zitting behandeld. Eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiseres was werkzaam als schoonmaakster voor 13 uur per week en cateringmedewerkster voor gemiddeld 22,25 uur per week. Op 27 april 2010 is zij uitgevallen vanwege lichamelijke en psychische klachten. Aan haar is per 24 april 2012 een WIA-uitkering toegekend. Naar aanleiding van een heronderzoek in 2018 vanwege toegenomen klachten is eiseres op arbeidskundige gronden voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt geacht. In oktober 2020 heeft eiseres het modulaire traject bevorderen deelname in het kader van re-integratie succesvol afgerond. Op 13 oktober 2020 heeft zij bij een wijzigingsformulier gemeld dat haar gezondheid sinds januari 2020 is verslechterd. In verband hiermee heeft een medisch onderzoek plaatsgevonden en is op 16 april 2021 de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld. Vervolgens is na een arbeidskundig onderzoek, bij besluit van 3 mei 2021 de WIA-uitkering beëindigd op grond dat eiseres per 30 april 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek in bezwaar is bij besluit van 9 november 2021 het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.2.
Bij brief van 15 juli 2022 heeft eiseres verzocht om een herbeoordeling in het kader van de WIA wegens toegenomen klachten met dezelfde ziekteoorzaak vanaf mei 2022. Dit verzoek heeft eiseres bij brief van 11 januari 2023 herhaald. In verband hiermee heeft er op 7 juli 2023 een medisch onderzoek plaatsgevonden. Hierop is bij het primaire besluit van 14 augustus 2023 beslist dat eiseres vanaf 19 januari 2023 niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. In het kader hiervan heeft de verzekeringsarts b&b in het rapport van 22 februari 2024 geoordeeld dat er geen aanleiding is om af te wijken van het primaire medisch oordeel, omdat geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat eiseres op 19 februari 2024 op het spreekuur de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) is verschenen en dat deze arts heeft onderzocht of de eerdere beoordeling juist was. Deze arts is van oordeel dat de mogelijkheden van eiseres om te werken juist zijn vastgesteld. Voor zijn standpunt heeft verweerder verwezen naar het rapport van de b&b van 22 februari 2024.
3. Eiseres voert in beroep aan dat met name de multipel gewrichtsklachten ten onrechte niet zijn vertaald in een energetische urenbeperking en opgenomen in de FML. Vanwege die klachten heeft eiseres al jarenlang pijn. Bij de waardering van die klachten is de voorgeschreven hoeveelheid medicatie onvoldoende betrokken. Na recentelijk onderzoek door Caldert Werkt is niets voor niets toegezegd dat eisers weer een jaar vrijstelling van de arbeidsverplichtingen in het kader van de Participatiewet (PW) krijgt. Voorts is eiseres van mening dat door de verzekeringsartsen onvoldoende aandacht is besteed aan de meldingen van diverse specialisten dat de zenuwpijn niet verder te behandelen is. In dat verband verwijst eiseres onder meer naar de brief van 3 augustus 2023 van de neurochirurg en de brief van 17 oktober 2023 van de anesthesie-pijnspecialist. Tot slot heeft eiseres verzocht om een deskundige te raadplegen om de beperkingen van eiseres te onderzoeken die in de FML moeten worden vastgesteld. Ter ondersteuning van haar beroep heeft eiseres medische gegevens overgelegd. Daarnaast heeft eiseres het Sociaal Medisch Advies van Calder Werkt van de gemeente Gouda van 6 mei 2024 overgelegd, waarin is geconcludeerd dat bij eiseres tijdelijk geen benutbare mogelijkheden zijn vanwege fysieke en psychische beperkingen. Eiseres stelt dat op basis van dit advies zij niet meer wordt beschouwd als reëel aanbod op de arbeidsmarkt.
4. In geschil is of de beperkingen van eiseres zijn toegenomen door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de eerdere beoordeling.
5. Als uitgangspunt geldt dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
6.1.
De primaire arts Van der Bij heeft uitgebreid dossierstudie verricht en tijdens het spreekuur op 23 juni 2023 tevens uitgebreid anamnese afgenomen. Daarnaast heeft deze arts een psychisch en lichamelijk onderzoek verricht en zorgvuldigheidshalve navraag gedaan bij de plastische chirurg omtrent een eventuele operatie in de nabije toekomst. De door eiseres tijdens het spreekuur overgelegde medische gegevens heeft de primaire arts in het dossier gevoegd en daarbij opgemerkt dat, indien deze informatie aanleiding geeft om tot een ander oordeel te komen, dit achteraf alsnog zal gebeuren. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te worden gehoord, maar op 19 februari 2023 heeft de verzekeringsarts b&b R.W. de Vos eiseres onderzocht en hierover op 22 februari 2024 een rapport uitgebracht. Deze arts heeft de door de primaire arts gevraagde informatie bij de plastisch chirurg over de polsklachten bij zijn beoordeling betrokken.
Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest.
6.2.
Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch oordeel onjuist is. De primaire arts, wiens medisch oordeel is getoetst door de verzekeringsarts M.A. Bienvenu, heeft vastgesteld dat eiseres ernstige pijn op verschillende plaatsen van haar lichaam, zoals de nek, linker en rechter schouder, rechter pols, beide knieën en beide voeten. Ook zijn er klachten van vermoeidheid. Tevens is er sprake van bijkomende mentale klachten, zoals stressgevoeligheid. Hierdoor kan eiseres vele dingen niet meer in het dagelijks leven, onder meer zwaar tillen, lang lopen, lang staan en traplopen. Bij navraag door de arts hoe haar ervaren belemmeringen zijn toegenomen ten opzichte van de vorige beoordeling heeft eiseres aangegeven dat de ervaren pijn overal sterk is toegenomen, maar de bijbehorende beperkingen hetzelfde zijn gebleven met mogelijke uitzondering van haar dominante rechter pols en arm. De claim van eiseres houdt impliciet in dat zij met haar rechter pols en arm niets meer kan en dat zij ook met de linker (pols en arm) ook moeite heeft als gevolg van een ander gezondheidsprobleem. Tevens heeft eiseres aan het begin van het gesprek aan de primaire verzekeringsarts aangegeven dat zij niet lang rechtop kan zitten en deze arts niet recht aan kan kijken wegens de pijn in haar nek. Verder heeft eiseres geen concrete voorbeelden van functionele verslechtering of toegenomen belemmeringen gemeld sinds de vorige beoordeling.
6.3.
De primaire arts is tot het oordeel gekomen dat tijdens het gesprek met eiseres en het onderzoek, meerdere discrepanties zijn vast te stellen tussen de door eiseres
aangegeven mate van de geclaimde klachten enerzijds en de vastgestelde beperkingen en waarnemingen anderzijds. Bij gericht onderzoek naar de kracht van de grote spieren, armen en benen, is geconstateerd dat deze vrijwel afwezig is, maar buiten dit gerichte onderzoek is eiseres wel in staat om in een vlot looptempo zelfstandig te wandelen en op de onderzoeksbank te klimmen. De primaire arts heeft vastgesteld dat hiervoor geen goede medische verklaring is en het vermoeden is dat de feitelijke ernst van de klachten is aangestipt tijdens het onderzoek. Ook op mentaal gebied kan deze arts weinig tot niets objectiveren van eventuele beperkingen die van het onderliggende eventuele ziektebeeld zouden uitgaan en komt de presentatie ook niet overeen met de geclaimde mate van ernst van het ziektebeeld. Voorts stelt de arts vast dat de waarnemingen overeenkomen met die van de vorige verzekeringsartsen die bij eerdere beoordelingen soortelijke discrepanties hebben waargenomen. Daarom kan slechts in beperkte mate worden meegegaan in de geclaimde beperkingen. Gelet op de vorige opgestelde FML zijn er ruime beperkingen ten aanzien van eiseres in aanmerking genomen, zodat er nu geen medische redenen om deze FML aan te passen. Daarom heeft de primaire arts geconcludeerd dat de benutbare mogelijkheden van eiseres niet zijn gewijzigd.
6.4.
Vervolgens heeft de verzekeringsarts b&b De Vos aan de hand van de bezwaren van eiseres de bevindingen en conclusie van de primaire arts beoordeeld. Op het spreekuur van deze verzekeringsarts b&b heeft eiseres meegedeeld dat op 12 maart 2024 een operatie aan haar rechter pols staat gepland, maar dat zij denkt deze operatie niet te ondergaan omdat men haar verteld heeft dat in 80% van de gevallen verbetering optreedt. Nu verbetering niet kan worden gegarandeerd, heeft eiseres aangegeven de operatie niet te willen ondergaan.
6.5.
De verzekeringsarts b&b heeft vastgesteld dat eiseres rechtshandig is en de beweging in de polsen ongestoord is, de contouren normaal zijn, er geen afwijkingen zijn aan de handen of vingers en een normale beweeglijkheid is. De knijpkracht is normaal tot licht afgenomen. Bij verder lichamelijk onderzoek heeft deze arts geen bijzonderheden vastgesteld. Hij stelt vast dat sprake is van een grote lijdenslast.
6.6.
De verzekeringsarts b&b is van oordeel dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van het primaire medisch oordeel en dat geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Vastgesteld is dat informatie bij de behandelaar is opgevraagd met betrekking tot de polsklachten van eiseres. Uit deze informatie van 17 augustus 2023 blijkt dat een operatie is geïndiceerd maar dat eiseres heeft aangegeven deze operatie waarschijnlijk niet te willen ondergaan. Deze brief bevat geen nieuwe informatie waarover de primaire verzekeringsarts niet beschikte. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat ten onrechte geen energetische beperkingen zijn aangenomen vanwege de multipele gewrichtsklachten, heeft de verzekeringsarts b&b gesteld dat geen noodzaak is voor extra recuperatie omdat dit niet blijkt uit de anamnese, de activiteiten en dagverhaal van eiseres. Met betrekking tot de (subjectieve) pijnklachten heeft de verzekeringsarts b&b De Vos vastgesteld dat deze mogelijk lang kunnen aanhouden (of blijven) maar dat er geen reden is om ten aanzien van het persoonlijk sociaal functioneren aan te nemen. Daarbij merkt deze arts op dat eiseres kan leren beter of anders met haar klachten om te gaan. Het gebruik van TENS en medicatie was al bekend en deze factoren leiden op zich niet tot beperkingen, maar eerder tot verlichting van de pijnklachten. Er zijn geen medische argumenten om af te wijken van het primaire medisch oordeel. De beperkingen zij op adequate wijze weergegeven door de primaire verzekeringsarts. Er is geen sprake van toegenomen arbeidsongeschiktheid, aldus de verzekeringsarts b&b.
6.7.
Over de door eiseres in beroep ingebrachte medische gegevens van de neurochirurg van 3 augustus 2023, de brief van 17 oktober 2023 van de anesthesie-pijnspecialist en het medisch advies van 17 juli 2024 van Calder Werkt, heeft verweerder opgemerkt dat deze van na de datum in geding dateren.
6.8.
Over deze medische gegevens heeft de verzekeringsarts b&b V.K. Ramautar in zijn rapport van 28 oktober 2024 geoordeeld dat hieruit geen nieuwe medische gegevens naar voren komen ten behoeve van de datum in geding. Daarbij heeft deze verzekeringsarts geconstateerd dat de informatie van de anaesthesist vermeldt dat er (tijdelijk) baat was van de behandeling. Voor de datum in geding geeft dit geen nieuwe inzichten in de belastbaarheid. De informatie van “Calder Werkt” geeft volgens de verzekeringsarts b&b Ramautar geen nieuwe medische inzichten voor de WIA beoordeling op de datum in geding. De beoordeling in het kader van de PW is een heel andere beoordeling dan de WIA-beoordeling. Los van dat kader kan de conclusie door “Calder Werkt” dat eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft, niet worden gevolgd volgens richtlijnen van de WIA- beoordeling. Daarbij merkt de verzekeringsarts b&b Ramautar op dat de beoordeling van “Calder Werkt’ niet door een verzekeringsarts is verricht. De in beroep ingebrachte medische informatie geeft volgens deze dezee verzekeringsarts b&b daarom geen aanleiding om het medisch oordeel te wijzigen.
6.9.
Uit de onderzoeken van de verzekeringsartsen zijn voldoende gegevens naar voren gekomen om tot een afgewogen oordeel omtrent de voor eiseres geldende beperkingen te kunnen komen. Door vier verschillende verzekeringsartsen is naar de medische situatie van eiseres gekeken. Daarbij is van belang dat bij het medisch oordeel zowel medische informatie uit het verleden als de door eiseres recent ingebrachte medische informatie is betrokken. Het oordeel van de verzekeringsarts b&b Ramautar over het medisch advies van 6 mei 2023 van Caldert Werkt kan geheel worden gevolgd. Daarin brengt het betoog van eiseres ter zitting dat zij door de overgang ook ernstige pijnklachten ondervond, geen verandering nu overgang geen medische aandoening is.
6.10.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank in hetgeen eiseres heeft aangevoerd, onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel. Daarom is er geen reden om een deskundige te raadplegen, zoals eiseres heeft verzocht. De rechtbank acht van belang dat meerdere verzekeringsartsen in het geval van eiseres uitgebreid medisch onderzoek hebben verricht en daarover hebben gerapporteerd, terwijl eiseres geen relevante medische gegevens heeft overgelegd die haar claim van toegenomen arbeidsongeschiktheid als gevolg van de dezelfde ziekteoorzaak ondersteunen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder eiseres per 3 juni 2023 terecht een ZW-uitkering heeft geweigerd. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van
J.M. Lo-A-Njoe, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.