3.4.Bewijsoverwegingen
Inleiding
Aangever stond op 4 oktober 2024 samen met enkele collega’s voor de ingang van een Esso tankstation in Den Haag. De verdachte kwam aanlopen, passeerde de groep en raakte daarbij mogelijk de schouder van aangever. Dit leidde tot een woordenwisseling tussen de verdachte en de groep mannen. De verdachte is vervolgens het tankstation binnengegaan. Aangever en twee mannen zijn hem naar binnen gevolgd. Daar is de woordenwisseling verder gegaan. Op beeld is te zien hoe aangever met een indringende blik een verbale confrontatie zoekt met de verdachte. Hoewel de video geen geluid bevat, gaat de rechtbank ervan uit dat aangever de verdachte heeft uitgescholden (hij gebruikte volgens de verdachte woorden als “kankeraap” en “kankerneger”), waarna de verdachte de aangever een duw heeft gegeven. Door een collega van aangever is tegen verdachte gezegd: “Wacht maar tot je buiten komt.” Aangever en zijn collega’s zijn weer naar buiten gegaan, waar de verdachte hen (door de glazen deur heen) voor de ingang van het tankstation kon zien staan. De verdachte heeft een aankoop gedaan en is het tankstation uitgelopen. Buiten liep hij vrijwel direct in de richting van de groep mannen, die zich nog vlakbij de ingang bevonden.
Terwijl de verdachte naar buiten liep, heeft hij een mes gepakt en opengeklapt. Dit mes droeg hij bij zich voor zijn werk. Naar zijn zeggen hield hij het in zijn hand om de mannen af te schrikken. Toen de verdachte buiten kwam, zag een van de mannen dat de verdachte een mes had; aangever heeft dit niet gezien. Vervolgens ontstond opnieuw een woordenwisseling, waarbij aangever en de verdachte tegenover elkaar kwamen te staan. Aangever gaf de verdachte als eerste een duw, waarop de verdachte reageerde door aangever een duw met zijn linkerarm te geven. Aangever duwde de verdachte vervolgens met veel kracht op de grond, bleef over de verdachte gebogen, of is op hem gaan zitten, en maakte slaande bewegingen naar de verdachte. Twee collega’s stonden er omheen.
Verwondingen
Vast staat dat aangever tijdens de worsteling op de grond steekverwondingen heeft opgelopen. De volgende vraag is hoe dat is gebeurd. Anders dan het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau in het door de verdediging overgelegde rapport, kan de rechtbank niet vaststellen dat op de camerabeelden een steekbeweging door de verdachte waarneembaar is. Daarvoor zijn de beelden te vaag; de belangrijkste beelden zijn bovendien niet in kleur. Wel is te zien dat de verdachte tijdens de worsteling op de grond bewegingen maakte met zijn armen. De verdachte moet op dat moment het mes nog steeds in zijn rechterhand hebben gehad. Kort daarna is namelijk (zo is op de beelden te zien) een van de mannen op de rechterarm van de verdachte gaan staan. Uit de verklaringen van de verdachte en van een van de mannen ( [naam 2] ) volgt dat het mes toen van de verdachte is afgepakt. Aangever en de verdachte zijn toen weer opgestaan en de verdachte is weggelopen. Even later merkte aangever pas dat hij bloedde, en dat hij steekwonden had opgelopen. Uit medisch onderzoek is gebleken dat aangever drie steekverwondingen in de romp had opgelopen: één aan de rugzijde op de schouder/borstkas, één aan de zijkant van de schouder en één aan de voorzijde van het lichaam in de borstkas.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk dat deze verwondingen per ongeluk zijn toegebracht, bijvoorbeeld doordat aangever tijdens de duw naar de grond in het mes van de verdachte is gevallen. De drie steekwonden en de locaties van de verwondingen wijzen immers op meerdere contactmomenten met het mes, die tijdens het gevecht op de grond moeten hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank moeten deze verwondingen dan ook (deels) zijn toegebracht door steekbewegingen door de verdachte, tijdens de worsteling op de grond.
Poging tot doodslag?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het handelen van verdachte moet worden aangemerkt als een poging tot doodslag. Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank ziet geen aanwijzingen in het dossier en het verhandelde ter zitting dat verdachte ‘vol’ opzet had op de dood van aangever, in die zin dat de verdachte echt de bedoeling had om aangever te doden. De vraag is of de verdachte dan wel voorwaardelijk opzet op de dood van aangever heeft gehad.
Er is sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Kans op dodelijk letsel door gebruik mes tijdens worsteling
De verdachte heeft tijdens een worsteling op de grond, terwijl aangever bovenop hem zat, een mes in zijn hand gehouden en daarmee zodanige bewegingen gemaakt dat aangever drie keer in de romp is geraakt. Bij het gebruik van een mes in zo’n worsteling kunnen vitale organen worden geraakt, zodat dergelijk handelen in het algemeen aan te merken als gedragingen waarbij er een aanmerkelijke kans is op de dood van het slachtoffer. Dat de verdachte zich in een benarde positie bevond, doet daar in beginsel niet aan af. Op dat punt komt de rechtbank later terug, bij de bespreking van het beroep op noodweer.
Verdachte zocht niet met het mes de confrontatie op
De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat de verdachte de intentie had om het mes daadwerkelijk tegen aangever te gebruiken. De verdachte heeft verklaard dat dit niet het geval was, hij heeft verklaard dat hij het had gepakt om de mannen bang te maken. Dit laatste wordt bevestigd door zijn handelen vlak vóór de worsteling. Vlak voordat de verdachte op de grond werd geduwd, heeft hij een duw of zwaai gemaakt naar aangever (in reactie op een duw die hij kreeg). De verdachte koos er echter voor om met zijn
linkerhand terug te duwen, terwijl hij het mes in zijn rechterhand – zijn dominante hand – vasthield, zo is duidelijk op de beelden te zien. Daarnaast blijkt dat het initiatief tot de fysieke confrontatie op dat moment niet van de verdachte is uitgegaan, maar van aangever. Hij was immers degene die de eerste duw gaf. De verdachte reageerde daarop met een tegenduw, waarna aangever de verdachte met een krachtige duw ten val bracht. Aangever is bovenop hem gaan zitten, heeft hem vastgehouden en heeft hem geslagen. De verdachte bevond zich daardoor in een benarde positie waarin zijn bewegingsvrijheid beperkt was. In die situatie heeft hij het mes gebruikt.
Gezien het voorgaande gaat de rechtbank er niet van uit dat de verdachte in de seconden nadat hij op de grond werd geduwd, bewust de aanmerkelijke kans op de dood van aangever heeft aanvaard door het mes te hanteren. Dat moment heeft zich eerder voorgedaan.
Pakken van het mes op eerder moment
Na zijn aankoop in het tankstation heeft de verdachte het mes uit zijn zak gehaald, uitgeklapt en in zijn hand gehouden, terwijl kort daarvoor al een woordenwisseling had plaatsgevonden. De verdachte was zich ervan bewust dat er spanningen waren tussen hem en de groep en moet zich er ook bewust van zijn geweest dat de eerdere confrontatie zich kon voortzetten en mogelijk fysiek kon worden. De verdachte is met het mes in de hand naar buiten gelopen, terwijl de mannen bij de uitgang stonden. Dat hij ervoor koos een mes in zijn hand te houden terwijl hij de groep naderde, duidt erop dat hij rekening hield met een nieuwe (fysieke) confrontatie. Dat hij zo’n confrontatie niet wilde, doet hier niet aan af. Door aldus te handelen heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank op dat moment de aanmerkelijke kans aanvaard dat het bij een confrontatie tot het gebruik van het mes zou komen, met alle gevolgen van dien.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is het moment van het uitklappen van het mes dan ook het moment waarop de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn handelen zou leiden tot het gebruik van het mes, en daarmee ook tot dodelijk letsel. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voorwaardelijk opzet op de dood van aangever hiermee is gegeven.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.