ECLI:NL:RBDHA:2025:9318
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning regulier
Op 22 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Het primaire besluit, genomen op 30 oktober 2024, weigerde verzoeker een reguliere verblijfsvergunning. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat, hoewel verzoeker niet expliciet heeft aangegeven welke voorlopige voorziening hij vraagt, het verzoek moet worden opgevat als een verzoek om opschorting van de rechtsgevolgen van het primaire besluit, dat verzoeker verplicht terug te keren naar Turkije. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn beroep op het associatierecht tussen de Europese Unie en Turkije en dat zijn verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.