ECLI:NL:RBDHA:2025:9303
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C. Chen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. J. Visscher, had echter op 19 april 2025 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 13 mei 2025, maar de verzoeker was niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar heeft geconcludeerd dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, aangezien er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL25.19078) die verband hield met het beroep van de verzoeker. Hierdoor was er geen aanleiding meer om het verzoek om voorlopige voorziening te honoreren.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 mei 2025, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.