ECLI:NL:RBDHA:2025:9252

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
NL25.19674
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft tegen het besluit van 29 april 2025 beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 mei 2025, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende gronden heeft aangevoerd voor de maatregel van bewaring, waarbij de openbare orde en het risico van onttrekking aan toezicht als belangrijke factoren zijn genoemd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zware gronden die de minister heeft aangevoerd feitelijk juist zijn en dat de minister niet had hoeven volstaan met een lichter middel, zoals plaatsing in een AZC of een meldplicht. De eiser heeft in het verleden meerdere keren met onbekende bestemming het toezicht ontlopen en verblijft sinds 2021 illegaal in de EU.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 mei 2025 en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19674
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. A.A. Hardoar),
en

de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 6 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Ben Mohammed. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1982.
De gronden van de maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser erkent dat de zware gronden feitelijk juist zijn, maar voert aan dat sprake is van verschoonbare redenen.
4. De rechtbank oordeelt dat het betoog van eiser geen doel treft. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat de minister voor de zware gronden - met uitzondering van de gronden onder 3h, 3j en 3m - kan volstaan met een toelichting die laat zien dat deze gronden zich feitelijk voordoen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829, r.o. 17). De minister heeft in het geval van eiser voldoende gemotiveerd dat de zware gronden onder 3a, 3b, 3c, 3d en 3i feitelijk juist zijn. Deze zware gronden zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De geschilpunten over de lichte gronden behoeven daarom geen bespreking meer. De beroepsgrond slaagt niet.
Het lichter middel
5. Eiser stelt dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring, zoals plaatsing in een AZC en/of een meldplicht. Eiser voert daartoe aan dat hij zich heen en weer geslingerd voelt, hij weet niet wat hij verder moet doen. Dat blijkt ook uit het vertrekgesprek van 1 mei 2025. Hij wil meewerken aan vertrek uit Nederland, maar wil niet naar Algerije. Hij heeft een Finse partner, en wil zich met haar vestigen in Spanje.
6. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat niet kan worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel en de motivering daarvan volgt dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Daar komt bij dat eiser al sinds 2021 illegaal in de Europese Unie verblijft en meerdere keren met onbekende bestemming is vertrokken, waardoor hij niet beschikbaar was voor de autoriteiten. Het betoog van eiser dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel omdat hij wel terug wil naar Spanje, treft geen doel. Eiser heeft namelijk op 16 maart 2021 een terugkeerbesluit gekregen, waarin staat dat hij Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland onmiddellijk moet verlaten. Dat terugkeerbesluit is nog altijd van kracht. Eiser mag dus niet naar Spanje gaan. De beroepsgrond slaagt niet.

Ambtshalve toetsing

7. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 mei 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.