ECLI:NL:RBDHA:2025:920

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
C/09/652501 / HA ZA 23-728
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijkse goederengemeenschap en vernietiging van echtscheidingsconvenant

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 29 januari 2025 een vonnis uitgesproken in een geschil tussen twee partijen, aangeduid als [partij A] en [partij B]. De zaak betreft de verdeling van de huwelijkse goederengemeenschap na een echtscheiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Afstandsverklaring en het Echtscheidingsconvenant op 17 mei 2023 respectievelijk 1 mei 2023 buitengerechtelijk zijn vernietigd. De rechtbank heeft de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld, waarbij de woning aan [partij B] wordt toegedeeld, onder de verplichting om de hypotheekschuld voor zijn rekening te nemen. Tevens is bepaald dat de woning getaxeerd moet worden en dat [partij A] binnen een week drie taxateurs moet voordragen. De rechtbank heeft ook geoordeeld over de verdeling van andere goederen, zoals een BMW en sieraden, en heeft bepaald dat de kosten van de taxateur, notaris en makelaar door beide partijen gedeeld worden. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is het resultaat van een langdurige procedure waarin verschillende tussenvonnissen zijn uitgesproken, en waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat [partij B] niet in staat was om het vermoeden van misbruik van omstandigheden te ontzenuwen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/652501 / HA ZA 23-728
Vonnis van 29 januari 2025
in de zaak van
[partij A],
te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.P. Lagerweij te Delft,
tegen
[partij B],
te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S.C. Braun te Den Haag.
Partijen zullen hierna [partij A] en [partij B] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 oktober 2024;
- de akte van [partij A] van 6 november 2024;
- de akte van [partij B] van 20 november 2024 met producties 27 tot en met 32;
- de akte uitlating producties van [partij A] van 18 december 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 10 juli 2024 heeft de rechtbank voorhands geoordeeld dat [partij A] erin is geslaagd om te bewijzen dat de Afstandsverklaring en het Echtscheidingsconvenant onder misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen, en [partij B] in de gelegenheid gesteld om dit vermoeden te ontzenuwen. De rechtbank heeft zich in dit eerste tussenvonnis verder uitgelaten over de wijze van verdeling van (i) de bank- en spaarrekeningen van partijen; (ii) de volkstuin met opstal aan de [adres 1] te [plaats] ; (iii) de aanslag inkomstenbelasting 2022; en (iv) de schuld aan [naam] .
2.2.
Bij tussenvonnis van 23 oktober 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat [partij B] er niet in is geslaagd om het voorshands geleverd geachte bewijs te ontzenuwen. De rechtbank heeft daarnaast partijen in de gelegenheid gesteld om zich bij akte nader uit te laten over de verdere wijze van verdeling van de huwelijkse gemeenschap. Uit de akte van [partij A] van 6 november 2024 volgt dat de rechtbank ten aanzien van de navolgende huwelijksvermogensbestanddelen nog een beslissing dient te nemen:
(v) de woning aan de [adres 2] te ( [postcode] ) [plaats] (hierna: de woning);
(vi) de aan de woning verbonden hypothecaire geldleningen, zijnde
- een lening bij AEGON met kenmerk [kenmerk 1] ;
- een lening bij het Nationaal warmtefonds met kenmerk [kenmerk 2] ;
- een lening bij Interbank met kenmerk [kenmerk 3] ;
(vii) de BMW met kenteken [kenteken] ;
(vii) sieraden;
(ix) inboedel.
2.3.
De rechtbank begrijpt de vorderingen van [partij A] aldus dat zij beoogt dat de rechtbank de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap vaststelt.
De woning en hypotheekschuld
2.4.
Partijen zijn het er over eens dat de woning moet worden toegedeeld aan [partij B] , onder de verplichting de hypotheekschuld voor zijn rekening te nemen, en onder de opschortende voorwaarde dat [partij A] zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. Partijen zijn het er ook over eens dat de woning daartoe dient te worden getaxeerd, waarbij [partij A] binnen één week na datum van dit vonnis een voordracht zal doen van drie in Delft goed bekend staande NVM makelaars-taxateurs. [partij B] maakt daaruit binnen een week nadat de voordracht is gedaan een keuze voor de taxateur. Partijen zullen vervolgens gezamenlijk opdracht aan de taxateur geven om de huidige waarde van de woning vast te stellen. De woning is een koopgarantwoning. De overname van het aandeel van [partij A] in de woning door [partij B] dient daarom, zoals [partij B] onweersproken heeft gesteld, in overleg met de woningcorporatie plaats te vinden. Partijen zijn gehouden om aan dit overleg hun medewerking te verlenen. De koopgarantregeling brengt verder met zich dat partijen slechts aanspraak hebben op een deel van de waardeontwikkeling, en het andere deel van de waardeontwikkeling ten goede komt aan de woningcorporatie. De te verdelen overwaarde dient daarom te worden berekend door de taxatiewaarde te verminderen met (i) het deel van de waardeontwikkeling dat voor rekening van de woningcorporatie komt en (ii) de hypotheekschuld. Aan [partij A] komt de helft van de overwaarde toe. De levering dient binnen drie maanden na datum van dit vonnis plaats te vinden ten overstaan van mr. Ewoud Jansen van notariskantoor E.J.H. Jansen te Delft.
2.5.
Partijen zijn het over een aantal andere zaken niet eens. In de eerste plaats bestaat er verschil van inzicht over de vraag wie bij de taxatie aanwezig mag zijn. [partij A] wenst zich wegens haar beperking te laten vergezellen door een derde, maar [partij B] heeft bezwaar gemaakt tegen de aanwezigheid van haar vader. Nu [partij B] al geruime tijd alleen met zijn dochter in de woning woont, en tussen partijen niet in geschil is dat zijn relatie met de vader van [partij A] ernstig verstoord is, behoeft [partij B] de aanwezigheid van de vader van [partij A] niet in de woning te dulden. De rechtbank zal daarom bepalen dat [partij A] zich bij de taxatie van de woning mag doen laten vergezellen door een derde, maar dat die derde iemand anders moet zijn dan haar vader.
2.6.
[partij B] heeft verder gesteld dat de taxateur rekening dient te houden met de investeringen in de woning die hij na het vertrek van [partij A] heeft gedaan. Uit de door [partij B] als productie 29 overgelegde betalingsbewijzen volgt dat hij in dit verband een bedrag van € 7.142,18 in de woning heeft geïnvesteerd. Nu [partij A] heeft aangeboden om de helft van dit bedrag uit haar deel van de gemeenschap aan [partij B] te vergoeden (€ 3.571,09), behoeft de taxateur geen rekening te houden met de door [partij B] aangebrachte verbeteringen. Voor zover [partij B] stelt dat hij nog meer investeringen in de woning heeft gedaan, geldt dat hij dit onvoldoende heeft onderbouwd.
2.7.
Ten slotte verschillen partijen van inzicht over de vraag of bij de berekening van de overwaarde moet worden uitgegaan van de huidige hypotheekschuld of van de hypotheekschuld op het moment van het indienen van het verzoekschrift tot echtscheiding. Partijen zijn het er over eens dat [partij B] na het indienen van het verzoekschrift alle aflossingen op de hypotheekschuld heeft verricht. Indien de rechtbank zou bepalen dat als peildatum voor het vaststellen van de hoogte van de openstaande schuld het moment van feitelijke verdeling geldt, brengt dit met zich dat [partij A] gehouden is om de helft van de door [partij B] betaalde aflossingen aan hem te vergoeden (artikel 6:10 BW). De rechtbank zal daarom uit praktische overwegingen bepalen dat bij de berekening van de overwaarde uit moet worden gegaan van het saldo van de hypothecaire geldleningen op 26 oktober 2022, zijnde een bedrag € 195.611,20.
2.8.
Mocht [partij B] er niet in slagen om binnen drie maanden na heden de woning onder de in dit vonnis genoemde voorwaarden over te nemen, dan dient de woning met inachtneming van de koopgarantregeling te worden verkocht aan een derde. Indien de woningcorporatie de woning niet wenst terug te kopen, zullen partijen binnen twee weken na het daartoe strekkende bericht van de woningcorporatie gezamenlijk opdracht geven aan de makelaar die de woning heeft getaxeerd om de woning in de vrije verkoop te zetten.
2.9.
De rechtbank zal verder bepalen dat de kosten van de taxateur, notaris en (eventueel) makelaar bij helfte door partijen zullen worden gedragen.
BMW en sieraden
2.10.
Partijen zijn het er over eens dat de BMW moet worden toegedeeld aan [partij B] , en de sieraden aan [partij A] . Uit de door [partij B] als productie 30 overgelegde taxatie volgt dat de BMW een verkoopwaarde heeft van € 5.850. Nu dit taxatierapport niet nader door [partij A] is weersproken, gaat de rechtbank ervan uit dat dit bedrag juist is. [partij B] heeft in dit verband voorgesteld dat hij de auto krijgt toegedeeld, en de vrouw haar sieraden onder gesloten beurzen. Volgens [partij A] heeft zij geen sieraden met waarde (“
alleen prullaria”), maar de rechtbank gaat hier niet in mee. Op de mondelinge behandeling van 17 april 2024 heeft [partij A] nadrukkelijk verklaard meerdere gouden en zilveren sieraden te hebben. Ook heeft [partij B] onweersproken gesteld dat [partij A] ter gelegenheid van het huwelijk meerdere 18 karaats gouden sieraden van zijn familie heeft gekregen, waaronder een paar oorbellen en een ketting. Het had in deze omstandigheden op de weg van [partij A] gelegen om een overzicht te geven van de in het geding zijnde sieraden, en de waarde daarvan te onderbouwen. Nu zij dit niet heeft gedaan zal de rechtbank, conform het voorstel van [partij B] , bepalen dat de BMW wordt toegedeeld aan [partij B] , en de sieraden aan [partij A] , zonder dat nadere verrekening dient plaats te vinden.
Inboedelgoederen
2.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat [partij A] , bij haar vertrek uit de woning, meerdere goederen uit de gemeenschappelijk inboedel heeft meegenomen. In deze procedure maakt zij nog aanspraak op (a) een piano, (b) de Amerikaanse koelkast uit de keuken, (c) het ingelijste handgemaakte tapijt en (d) het tapijt uit de woonkamer. [partij B] heeft aangeboden dat [partij A] de twee tapijten mag komen ophalen. De piano en de Amerikaanse koelkast wenst hij te behouden. De rechtbank overweegt dat partijen slechts summierlijk informatie hebben verschaft over de tot de huwelijksgemeenschap behorende inboedel. Het is dus ook niet mogelijk om vast te stellen of, met verdeling die nu reeds feitelijk tot stand is gekomen, beide partijen een gelijk aandeel van de inboedel hebben ontvangen. De rechtbank zal bij gebreke van enig ander aanknopingspunt daarom de gemeenschappelijk inboedel verdelen conform de huidige feitelijke situatie, en thans nog in de woning aanwezige inboedelgoederen toedelen aan [partij B] , met uitzondering van de twee hiervoor genoemde tapijten.
Overige beslispunten
2.12.
[partij A] heeft in de akte van 6 november 2024 verzocht dat partijen elkaar in het kader van de verdeling van de huwelijkse gemeenschap een overzicht van hun pensioenrechten verstrekken. De pensioenverevening maakt echter geen onderdeel uit van de verdeling van de gemeenschap van goederen. De rechtbank kan daarom niet zonder nadere grondslag [partij B] bevelen om in deze procedure een overzicht van zijn pensioengegevens aan [partij A] te verstrekken. [partij A] heeft ten slotte nog de afgifte gevorderd van haar originele geboorteakte en VMBO-diploma, maar volgens [partij B] heeft hij deze documenten, voor zover hij die in zijn bezit had, reeds aan [partij A] gegeven. Nu er geen aanleiding bestaat om te veronderstellen dat [partij B] op dit punt niet de waarheid spreekt, zal ook dit gedeelte van de vordering van [partij A] worden afgewezen.
2.13.
Nu de rechtbank voor recht zal verklaren dat de Afstandsverklaring en het Echtscheidingsconvenant buitengerechtelijk zijn vernietigd, is de grondslag aan de vordering in reconventie komen te ontvallen. De vordering in reconventie zal dus worden afgewezen.
Proceskosten
2.14.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat partijen voormalig echtgenoten zijn aanleiding om de proceskosten in conventie en in reconventie te compenseren in die zin dat iedere partij zijn of haar eigen kosten draagt.

3.De beslissing

In conventie en in reconventie

De rechtbank:
3.1.
verklaart voor recht dat de Afstandsverklaring en het Echtscheidingsconvenant op 17 mei 2023, respectievelijk 1 mei 2023, buitengerechtelijk zijn vernietigd;
3.2.
stelt de verdeling van de algehele huwelijksgemeenschap vast als volgt:
- de woning wordt verdeeld zoals overwogen in rov. 2.4 tot en met 2.9;
- [partij A] dient uit haar aandeel wegens de door [partij B] gemaakte investeringen in de woning een vergoeding aan [partij B] te betalen van € 3.571,09;
Aan [partij B] wordt toegedeeld:
- de BMW met kenteken [kenteken] ;
- alle op de peildatum van 26 oktober 2022 op naam van [partij B] staande bank- en spaarrekeningen, onder de verplichting de helft van het saldo op de peildatum aan [partij A] te vergoeden. [partij B] dient daartoe binnen twee weken na heden de bankafschriften per 26 oktober 2022 aan [partij A] te verstrekken;
- de volkstuin met opstal aan de [adres 1] te Delft, onder de verplichting een bedrag van € 1.933,54 aan [partij A] te vergoeden;
- de inboedelgoederen thans nog aanwezig in de woning, met uitzondering van de twee tapijten;
Aan [partij A] wordt toegedeeld:
- de sieraden;
- de twee tapijten zoals genoemd in rov. 2.11;
- alle op de peildatum van 26 oktober 2022 op naam van [partij A] staande bank- en spaarrekeningen, onder de verplichting de helft van het saldo op de peildatum aan [partij B] te vergoeden. [partij A] dient daartoe binnen twee weken na heden de bankafschriften per 26 oktober 2022 aan [partij B] te verstrekken;
En verder:
- verklaart voor recht dat in de onderlinge verhouding [partij B] geheel draagplichtig is voor de schuld bij de Belastingdienst, en veroordeelt [partij A] in dit verband om een bedrag van € 3.502,92 aan [partij B] te vergoeden;
- verklaart voor recht dat in de onderlinge verhouding tussen partijen elk van hen de helft van de schuld aan [naam] voor zijn en haar rekening neemt.
3.3.
verklaart de beslissing onder rechtsoverweging 3.2 uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
splitst de vordering van [partij A] om [partij B] te veroordelen om aan [partij A] met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand een bijdrage in haar kosten van levensonderhoud te voldoen van € 2.500 bruto per maand van het overige gedeelte van de procedure, en
- beveelt dat het afgesplitste deel van de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure;
- verwijst het afgesplitste deel van de procedure in de stand waarin deze zich bevindt naar Team Familie van deze rechtbank;
3.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder partij zijn of haar eigen kosten draagt;
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.