3.3.Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De medeverdachten in deze zaak zijn deels familie van elkaar en hebben deels dezelfde achternaam. [medeverdachte 1] is de zus van de verdachte. [medeverdachte 2] was de partner van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] is de vader van [medeverdachte 1] en de stiefvader van de verdachte. Om de leesbaarheid van dit vonnis te vergroten noemt de rechtbank hen waar nodig bij hun voornamen.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden een zakelijk geschil met aangever over de plaatsing van een dakkapel, waarvoor zij een bedrag van € 5.365,00 hadden aanbetaald. Op enig moment in de middag van 30 augustus 2022 is bij [medeverdachte 3] thuis het plan opgevat om verhaal te gaan halen bij aangever over het geld dat zij in hun ogen van aangever tegoed hadden omdat de dakkapel nooit is geplaatst. Hierop heeft zich een groep van zes personen gevormd. Dat waren [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , de verdachte en twee anderen. Deze groep is in de auto van [medeverdachte 3] naar de woning van aangever in Zevenhuizen gegaan. Zij hebben daar omstreeks 19.23 uur aangebeld. Nadat de onderbuurvrouw opendeed zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en de verdachte de portiek ingelopen, de trap opgelopen en hebben zij aangebeld bij de voordeur van aangever. Nadat aangever opendeed zijn zij bij aangever naar binnen gegaan en heeft zich een conflict afgespeeld. Daarbij heeft aangever letsel opgelopen en zijn goederen van aangever weggenomen.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van het ten laste gelegde. De rechtbank komt tot de conclusie dat de rol van de verdachte te beperkt was voor het medeplegen van diefstal met geweld, dan wel het medeplegen van de poging tot afpersing. Dit wordt hierna toegelicht.
Juridisch kader medeplegen
Het medeplegen van een strafbaar feit kan worden bewezen wanneer vaststaat dat er bij het plegen van dat feit een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten was. Ook wanneer het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of de bijdrage van voldoende gewicht is, kan de rechtbank rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie over haar rol verklaard dat zij [medeverdachte 2] bij aankomst in Zevenhuizen tape en een stuk hout uit de auto zag pakken. De verdachte verklaart dat zij het meenemen van tape raar vond en [medeverdachte 2] vroeg wat hij daarmee ging doen, waarop [medeverdachte 2] zei “vastbinden” en [medeverdachte 1] zei “nee, we gaan praten”. De intentie van [medeverdachte 2] voor het meenemen van de rol tape was volgens de verdachte om aangever bang te maken. Verdachte stond naar eigen zeggen achteraan de groep in de portiek bij de voordeur van verdachte. Na het aanbellen werd het stuk hout tussen de deur gedaan. De deur is opengeduwd, aangever is bij zijn arm gepakt, naar de woonkamer geleid en op de bank gezet. [medeverdachte 1] vroeg aangever waar het geld was. Op enig moment zag de verdachte aangever opstaan en richting de keuken lopen. De verdachte dacht naar eigen zeggen dat aangever geld ging pakken. Omdat het geschil in haar ogen afgehandeld was, is zij toen de woning uitgelopen, de portiek in. Zij stond halverwege de trap in de portiek toen zij geschreeuw hoorde vanuit de woning. Daarop is zij terug de woning in gelopen en zag zij aangever op de grond liggen, naast een mes. Kort daarna heeft de verdachte samen met de medeverdachten de woning verlaten. Zij zag dat haar medeverdachten daarbij een gitaar, autosleutels en een bankpasje van verdachte meenamen. Verdachte heeft het stuk hout dat tussen de deur zat meegepakt, naar eigen zeggen zodat aangever daarmee niet kon slaan.
De verklaringen van aangever
De verklaringen van aangever bij de politie en de rechter-commissaris wijken op onderdelen af van de verklaringen van de verdachte. Volgens hem is bij binnenkomst in de woning direct geslagen en is hij daarna in de woonkamer op de bank nog verschillende keren geslagen. Daarna heeft hij zich kunnen ontworstelen aan zijn belagers en heeft hij in de keuken een mes gepakt om zijn belagers weg te jagen, waarbij hij is geschopt.
Medeplegen diefstal met geweld niet bewezen
De rechtbank ziet in het voorgaande onvoldoende bewijs voor het medeplegen van diefstal met geweld door de verdachte.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat het handelen van de verdachte vragen oproept. Het is niet volledig duidelijk geworden waarom de verdachte zich heeft laten overhalen om mee te gaan naar de woning van verdachte. Evenmin is duidelijk geworden waarom de verdachte er niet voor heeft gekozen om af te haken toen zij zag dat er een stuk hout en tape werd gepakt en zij [medeverdachte 2] hoorde spreken over “vastbinden”.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank echter het niet terugtreden bij het zien van het stuk hout en de tape, de aanwezigheid in de woning en het horen van [medeverdachte 1] die vroeg naar “het geld” onvoldoende voor het medeplegen van diefstal met geweld. Daarbij weegt voor de rechtbank allereerst zwaar dat de rol van de verdachte in de uitvoeringsfase beperkt was. Uit niets blijkt dat verdachte zelf goederen van aangever heeft weggenomen, aangever heeft bedreigd, of geweld tegen aangever heeft gebruikt. In géén van zijn verklaringen identificeert aangever verdachte als één van de geweldsplegers. In de verklaring van de verdachte in haar politieverhoor dat “we hem [aangever] bij zijn arm hebben gepakt” leest de rechtbank niet dat de verdachte zélf de persoon geweest is die aangever bij de arm heeft gepakt. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting ook ontkend dat zij dit gedaan heeft.
Verder vindt de rechtbank van belang dat de rol van verdachte in de voorbereiding beperkt was. Voor zover er al van een vastomlijnd plan van de medeverdachten gesproken kan worden, staat niet vast dat de verdachte daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Uit de Whatsappberichten die de verdachte op 30 augustus 2022 heeft gestuurd is niet af te leiden dat zij zich heeft bemoeid met bijvoorbeeld het bedenken van een aanpak of het verdelen van taken.
Tot slot heeft de verdachte in de afhandeling van het conflict geen leidende rol gehad. De medeverdachten hebben de gestolen goederen opgeslagen. Niet is gebleken dat de verdachte daarmee bemoeienis heeft gehad.
Samenvattend komt uit het dossier voor de rechtbank het beeld naar voren dat de verdachte slechts een ‘meeloper’ was, die zich door anderen heeft laten overhalen om mee te gaan naar aangever en zich ter plaatse grotendeels afzijdig heeft gehouden. De rol van de verdachte is naar het oordeel van de rechtbank te beperkt om haar als medepleger van diefstal met geweld aan te merken.
Diefstal niet bewezen
Het staat als gezegd niet vast dat de verdachte zelf goederen heeft weggenomen. Zij is dus evenmin schuldig aan het impliciet subsidiair ten laste gelegde plegen van diefstal met geweld.
Medeplegen poging afpersing niet bewezen
De rechtbank is overeenkomstig het standpunt van de verdediging van oordeel dat evenmin sprake is van medeplegen van poging tot afpersing. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de handelingen van de verdachte (het niet terugtreden voorafgaand aan en tijdens het conflict, het aanwezig zijn in de woning, het na afloop meenemen van het stuk hout) onvoldoende zijn om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op diefstal met geweld. Hetzelfde geldt voor de ten laste gelegde poging tot afpersing. Het louter getalsmatig versterken van de groep in de woning van aangever, acht de rechtbank in dit geval onvoldoende voor een bewezenverklaring.
Poging afpersing niet bewezen
Het staat niet vast dat de verdachte aangever heeft bedreigd met geweld of geweld tegen aangever heeft gebruikt. Zij is dus evenmin schuldig aan het impliciet (meer) subsidiair ten laste gelegde plegen van een poging tot afpersing.
Conclusie: integrale vrijspraak
De rechtbank komt tot de conclusie dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Zij zal de verdachte daarvan integraal vrijspreken.