ECLI:NL:RBDHA:2025:913

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
09/311182-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en poging tot afpersing wegens beperkte rol verdachte

Op 22 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met geweld in vereniging en poging tot afpersing. De verdachte, geboren in 1995, had een beperkte rol in het conflict dat leidde tot de beschuldigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 augustus 2022 samen met medeverdachten naar de woning van de aangever in Zevenhuizen ging, waar een conflict ontstond. De rechtbank heeft het standpunt van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier stelde dat de verdachte medepleger was van de diefstal met geweld, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt.

De rechtbank concludeerde dat de rol van de verdachte te beperkt was om als medepleger te worden aangemerkt. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte zelf goederen had weggenomen of geweld had gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte slechts een 'meeloper' was en niet actief had bijgedragen aan de uitvoering van het delict. De rechtbank sprak de verdachte integraal vrij van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/311182-22
Datum uitspraak: 22 januari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] ( [gemeente] ).

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 8 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.M. de Vries en van wat naar voren is gebracht door de verdachte, haar raadsman mr. P. Lootsma.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van
8 januari 2025 - kort gezegd verdacht van:
  • primair: het medeplegen van diefstal met geweld van diverse goederen van [aangever] (hierna: aangever) op 30 augustus 2022 in Zevenhuizen;
  • subsidiair: het medeplegen van poging tot afpersing van aangever op 30 augustus 2022 in Zevenhuizen.
De volledige tekst van de gewijzigde tenlastelegging is te vinden in bijlage I bij dit vonnis.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde, met uitzondering van het medeplegen van diefstal met geweld van de mobiele telefoon van aangever, kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte bepleit dat zij moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde, omdat de verdachte niet kan worden gezien als medepleger.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De medeverdachten in deze zaak zijn deels familie van elkaar en hebben deels dezelfde achternaam. [medeverdachte 1] is de zus van de verdachte. [medeverdachte 2] was de partner van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] is de vader van [medeverdachte 1] en de stiefvader van de verdachte. Om de leesbaarheid van dit vonnis te vergroten noemt de rechtbank hen waar nodig bij hun voornamen.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden een zakelijk geschil met aangever over de plaatsing van een dakkapel, waarvoor zij een bedrag van € 5.365,00 hadden aanbetaald. Op enig moment in de middag van 30 augustus 2022 is bij [medeverdachte 3] thuis het plan opgevat om verhaal te gaan halen bij aangever over het geld dat zij in hun ogen van aangever tegoed hadden omdat de dakkapel nooit is geplaatst. Hierop heeft zich een groep van zes personen gevormd. Dat waren [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , de verdachte en twee anderen. Deze groep is in de auto van [medeverdachte 3] naar de woning van aangever in Zevenhuizen gegaan. Zij hebben daar omstreeks 19.23 uur aangebeld. Nadat de onderbuurvrouw opendeed zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en de verdachte de portiek ingelopen, de trap opgelopen en hebben zij aangebeld bij de voordeur van aangever. Nadat aangever opendeed zijn zij bij aangever naar binnen gegaan en heeft zich een conflict afgespeeld. Daarbij heeft aangever letsel opgelopen en zijn goederen van aangever weggenomen.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van het ten laste gelegde. De rechtbank komt tot de conclusie dat de rol van de verdachte te beperkt was voor het medeplegen van diefstal met geweld, dan wel het medeplegen van de poging tot afpersing. Dit wordt hierna toegelicht.
Juridisch kader medeplegen
Het medeplegen van een strafbaar feit kan worden bewezen wanneer vaststaat dat er bij het plegen van dat feit een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten was. Ook wanneer het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of de bijdrage van voldoende gewicht is, kan de rechtbank rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie over haar rol verklaard dat zij [medeverdachte 2] bij aankomst in Zevenhuizen tape en een stuk hout uit de auto zag pakken. De verdachte verklaart dat zij het meenemen van tape raar vond en [medeverdachte 2] vroeg wat hij daarmee ging doen, waarop [medeverdachte 2] zei “vastbinden” en [medeverdachte 1] zei “nee, we gaan praten”. De intentie van [medeverdachte 2] voor het meenemen van de rol tape was volgens de verdachte om aangever bang te maken. Verdachte stond naar eigen zeggen achteraan de groep in de portiek bij de voordeur van verdachte. Na het aanbellen werd het stuk hout tussen de deur gedaan. De deur is opengeduwd, aangever is bij zijn arm gepakt, naar de woonkamer geleid en op de bank gezet. [medeverdachte 1] vroeg aangever waar het geld was. Op enig moment zag de verdachte aangever opstaan en richting de keuken lopen. De verdachte dacht naar eigen zeggen dat aangever geld ging pakken. Omdat het geschil in haar ogen afgehandeld was, is zij toen de woning uitgelopen, de portiek in. Zij stond halverwege de trap in de portiek toen zij geschreeuw hoorde vanuit de woning. Daarop is zij terug de woning in gelopen en zag zij aangever op de grond liggen, naast een mes. Kort daarna heeft de verdachte samen met de medeverdachten de woning verlaten. Zij zag dat haar medeverdachten daarbij een gitaar, autosleutels en een bankpasje van verdachte meenamen. Verdachte heeft het stuk hout dat tussen de deur zat meegepakt, naar eigen zeggen zodat aangever daarmee niet kon slaan.
De verklaringen van aangever
De verklaringen van aangever bij de politie en de rechter-commissaris wijken op onderdelen af van de verklaringen van de verdachte. Volgens hem is bij binnenkomst in de woning direct geslagen en is hij daarna in de woonkamer op de bank nog verschillende keren geslagen. Daarna heeft hij zich kunnen ontworstelen aan zijn belagers en heeft hij in de keuken een mes gepakt om zijn belagers weg te jagen, waarbij hij is geschopt.
Medeplegen diefstal met geweld niet bewezen
De rechtbank ziet in het voorgaande onvoldoende bewijs voor het medeplegen van diefstal met geweld door de verdachte.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat het handelen van de verdachte vragen oproept. Het is niet volledig duidelijk geworden waarom de verdachte zich heeft laten overhalen om mee te gaan naar de woning van verdachte. Evenmin is duidelijk geworden waarom de verdachte er niet voor heeft gekozen om af te haken toen zij zag dat er een stuk hout en tape werd gepakt en zij [medeverdachte 2] hoorde spreken over “vastbinden”.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank echter het niet terugtreden bij het zien van het stuk hout en de tape, de aanwezigheid in de woning en het horen van [medeverdachte 1] die vroeg naar “het geld” onvoldoende voor het medeplegen van diefstal met geweld. Daarbij weegt voor de rechtbank allereerst zwaar dat de rol van de verdachte in de uitvoeringsfase beperkt was. Uit niets blijkt dat verdachte zelf goederen van aangever heeft weggenomen, aangever heeft bedreigd, of geweld tegen aangever heeft gebruikt. In géén van zijn verklaringen identificeert aangever verdachte als één van de geweldsplegers. In de verklaring van de verdachte in haar politieverhoor dat “we hem [aangever] bij zijn arm hebben gepakt” leest de rechtbank niet dat de verdachte zélf de persoon geweest is die aangever bij de arm heeft gepakt. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting ook ontkend dat zij dit gedaan heeft.
Verder vindt de rechtbank van belang dat de rol van verdachte in de voorbereiding beperkt was. Voor zover er al van een vastomlijnd plan van de medeverdachten gesproken kan worden, staat niet vast dat de verdachte daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Uit de Whatsappberichten die de verdachte op 30 augustus 2022 heeft gestuurd is niet af te leiden dat zij zich heeft bemoeid met bijvoorbeeld het bedenken van een aanpak of het verdelen van taken.
Tot slot heeft de verdachte in de afhandeling van het conflict geen leidende rol gehad. De medeverdachten hebben de gestolen goederen opgeslagen. Niet is gebleken dat de verdachte daarmee bemoeienis heeft gehad.
Samenvattend komt uit het dossier voor de rechtbank het beeld naar voren dat de verdachte slechts een ‘meeloper’ was, die zich door anderen heeft laten overhalen om mee te gaan naar aangever en zich ter plaatse grotendeels afzijdig heeft gehouden. De rol van de verdachte is naar het oordeel van de rechtbank te beperkt om haar als medepleger van diefstal met geweld aan te merken.
Diefstal niet bewezen
Het staat als gezegd niet vast dat de verdachte zelf goederen heeft weggenomen. Zij is dus evenmin schuldig aan het impliciet subsidiair ten laste gelegde plegen van diefstal met geweld.
Medeplegen poging afpersing niet bewezen
De rechtbank is overeenkomstig het standpunt van de verdediging van oordeel dat evenmin sprake is van medeplegen van poging tot afpersing. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de handelingen van de verdachte (het niet terugtreden voorafgaand aan en tijdens het conflict, het aanwezig zijn in de woning, het na afloop meenemen van het stuk hout) onvoldoende zijn om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op diefstal met geweld. Hetzelfde geldt voor de ten laste gelegde poging tot afpersing. Het louter getalsmatig versterken van de groep in de woning van aangever, acht de rechtbank in dit geval onvoldoende voor een bewezenverklaring.
Poging afpersing niet bewezen
Het staat niet vast dat de verdachte aangever heeft bedreigd met geweld of geweld tegen aangever heeft gebruikt. Zij is dus evenmin schuldig aan het impliciet (meer) subsidiair ten laste gelegde plegen van een poging tot afpersing.
Conclusie: integrale vrijspraak
De rechtbank komt tot de conclusie dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Zij zal de verdachte daarvan integraal vrijspreken.

4.De vordering van de benadeelde partij

4.1.
De vordering
Aangever heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Hij vordert een schadevergoeding van € 4.457,50, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank spreekt de verdachte vrij. Daarom verklaart zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
- veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten van de verdachte en begroot die kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
mr. J.M. Meester-Schaap, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Aksu en mr. E. Ozsoy, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2025.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Primair:
zij op of omstreeks 30 augustus 2022 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gitaar, een autosleutel, een mobiele telefoon en/of een bankpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
 die [aangever] (meermalen) te duwen,
 die [aangever] (meermalen) tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen,
 de woning van die [aangever] binnen te treden en/of daarbij een rol tape en/of een houten balk mee te nemen,
 zich voor te doen als kampers en/of
 te roepen "Bind hem vast" en/of "Hou hem vast" en/of "Dit doe je niet met kampers" en/of "Denk je kampers te bestelen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een gehele en/of gedeeltelijke veroordeling zou leiden:
zij op of omstreeks 30 augustus 2022 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [aangever] en/of een derde toebehoorde(n)
  • naar de woning van [aangever] is gegaan, die woning is binnengetreden en/of daarbij een rol tape en/of een houten balk heeft meegenomen,
  • om geld heeft gevraagd en/of
  • die [aangever] (meermalen) heeft geduwd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt;
  • zich heeft voorgedaan als kamper en/of
  • heeft geroepen “Bind hem vast” en/of “Hou hem vast” en/of “Dit doe je niet met kampers”
  • en/of “Denk je kampers te bestelen’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.