ECLI:NL:RBDHA:2025:9111
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een V-nummer heeft, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd bepaald dat hij niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar dit verzoek is afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, hoewel verzoeker niet expliciet heeft aangegeven welke voorlopige voorziening hij vraagt, aangenomen moet worden dat het verzoek betrekking heeft op het opschorten van de rechtsgevolgen van het primaire besluit, dat inhoudt dat verzoeker moet terugkeren naar Turkije. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft voldaan aan de indieningsvereisten en dat er geen sprake is van onverwijlde spoed. Bovendien is er sprake van uitzonderlijke omstandigheden, waaronder het feit dat verzoeker deel uitmaakt van een cluster van zaken waarin communicatie met verzoekers moeilijk is en er aanwijzingen zijn voor misbruik van recht.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen en het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.