ECLI:NL:RBDHA:2025:9106
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot reguliere verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Het primaire besluit, genomen op 30 december 2024, weigerde verzoeker een reguliere verblijfsvergunning. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij stelde dat hij onder het associatierecht tussen de Europese Unie en Turkije valt.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, hoewel verzoeker niet expliciet heeft aangegeven welke voorlopige voorziening hij vraagt, aangenomen moet worden dat het verzoek betrekking heeft op het opschorten van de rechtsgevolgen van het primaire besluit, dat verzoeker verplicht om terug te keren naar Turkije. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft voldaan aan de indieningsvereisten en dat er geen sprake is van onverwijlde spoed. Bovendien is er sprake van uitzonderlijke omstandigheden, aangezien het verzoek deel uitmaakt van een cluster van zaken waarin communicatie met verzoekers moeilijk is.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen en het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.