ECLI:NL:RBDHA:2025:9089

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
NL23.23016
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van duurzame en exclusieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 mei 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres, een Surinaamse vrouw, had een aanvraag ingediend voor verblijf als gezinslid bij haar partner, referent, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De aanvraag werd afgewezen omdat niet was aangetoond dat er sprake was van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd om de gestelde relatie aannemelijk te maken. De rechtbank overwoog dat de overgelegde documenten, zoals foto's en een paspoort met stempels, niet voldoende waren om aan te tonen dat de relatie met referent aan de wettelijke vereisten voldeed. Bovendien werd er geen bewijs geleverd dat de medische problematiek van referent een bijzondere omstandigheid vormde die aanleiding gaf om van het beleid af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om terugbetaling van griffierecht af, evenals de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23016

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.C. de Jong),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: H. van Dooren).

Procesverloop

Bij besluit van 28 december 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’ (hierna: referent) afgewezen.
Bij besluit van 13 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft op 10 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Op 7 september 2023 en 30 mei 2024 heeft eiseres beroepsgronden, vergezeld van een echtscheidingsbeschikking d.d. 5 december 2023, ingediend.
Verweerder heeft op 14 januari 2025 op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 1963 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Referent is geboren op [geboortedatum 2] 1955 en heeft de Nederlandse nationaliteit. Referent heeft op 13 juli 2022 ten behoeve van eiseres de mvv-aanvraag ingediend. Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Het bestreden besluit
2. Bij het bestreden besluit – waarbij verweerder het primaire besluit heeft gehandhaafd – heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, omdat niet is aangetoond dat eiseres en referent een duurzame en exclusieve relatie met elkaar hebben. Daarnaast ziet verweerder in de medische problematiek van referent geen aanleiding om wegens bijzondere omstandigheden af te wijken van de beleidsregels en de aanvraag toch in te willigen.
Beoordeling door de rechtbank
3. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft meegewogen dat de echtscheiding met de ex-echtgenote van referent nog niet was geformaliseerd. Verweerder had daarop moeten wachten alvorens een besluit te nemen. Er was immers ook sprake van een wettelijk beletsel waardoor het huwelijk niet eerder kon worden ontbonden. Referent kon hierop geen invloed uitoefenen in de zin van artikel 3.14, aanhef en onder b, onderdeel 2, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Daarnaast betoogt eiseres dat verweerder miskent dat uit artikel 3.16 van het Vb, de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2550, en IB 2023/36 volgt dat het hebben van meerdere relaties niet in de weg staat aan verlening van een verblijfsvergunning, ook niet wanneer een partner tegelijkertijd is gehuwd met een ander, zolang niet om overkomst van meer dan één partner wordt gevraagd.
3.1.
Op grond van artikel 3.14, aanhef en onder b, van het Vb wordt een verblijfsvergunning verleend aan de vreemdeling van 21 jaar of ouder die met de hoofdpersoon een naar behoren geattesteerde duurzame en exclusieve relatie onderhoudt, waarin de partners: (sub 1) niet tot elkaar in een zodanig nauwe relatie staan dat die naar Nederlands recht een huwelijksbeletsel zou vormen, en (sub 2) ongehuwd zijn en geen in Nederland geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, tenzij het huwelijk door wettelijke beletselen waarop geen invloed kan worden uitgeoefend, niet is ontbonden.
Het beleid met betrekking tot artikel 3.14 van het Vb is neergelegd in paragraaf B7/3.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Verweerder neemt aan dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie als bedoeld in artikel 3.14, aanhef en onder b, van het Vb als de relatie in voldoende mate met een huwelijk op één lijn is te stellen. Als verweerder onvoldoende informatie heeft om te beoordelen of sprake is van een duurzame en exclusieve relatie, dan kan verweerder de aanvraag afwijzen.
3.2.
Tijdens de beroepsprocedure is komen vast te staan dat referent van zijn ex-echtgenote is gescheiden. Verweerder handhaaft de betreffende afwijzingsgrond dan ook niet langer. Gelet hierop behoeft deze beroepsgrond geen verdere bespreking meer.
4. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder in het primaire besluit met name het huwelijk tussen referent en zijn ex-echtgenote als afwijzingsgrond heeft aangevoerd. Volgens eiseres zou het zorgvuldig zijn geweest indien verweerder referent de gelegenheid had geboden om zijn relatie met eiseres nader te onderbouwen. Verweerder had hierover met diens (toenmalige) gemachtigde in overleg kunnen treden of een hoorzitting kunnen plannen. Naar het oordeel van de rechtbank treft dit betoog geen doel, gelet op het volgende.
4.1.
Het gaat in dit geval om een aanvraagsituatie. Dit betekent dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor de gevraagde mvv. Meer specifiek betekent dit dat zij aannemelijk moet maken dat zij een relatie heeft met referent die duurzaam en exclusief is, wat wil zeggen dat die relatie in voldoende mate met een huwelijk op één lijn is te stellen. De rechtbank overweegt dat eiseres er niet in is geslaagd om de gestelde duurzame relatie aannemelijk te maken. De overgelegde foto’s waarop eiseres en referent samen te zien zijn in Suriname, alsmede het paspoort van referent met daarin Surinaamse inreis- en uitreisstempels zijn daartoe onvoldoende. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiseres en referent niet de bijlage ‘Vragenlijst voor verblijf bij partner’ hebben ingevuld en overgelegd. Ook hebben zij geen nadere bewijstukken overgelegd ter onderbouwing van de relatie. Ter zitting heeft referent nog aangevoerd dat hij al jaren dagelijks contact met eiseres onderhoudt en regelmatig geld naar haar overmaakt. Deze stelling heeft hij evenmin onderbouwd. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht gesteld dat geen nieuwe informatie is overgelegd op grond waarvan op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat het in bezwaar aangevoerde niet tot een ander standpunt kan leiden dan in het primaire besluit is vervat. Referent heeft ook geen verzoek ingediend om op een hoorzitting te worden gehoord.
4.2.
De in dit verband aangevoerde beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiseres heeft verder aangevoerd dat referent dag en nacht zorg nodig heeft, en dat zij erop is aangewezen om voor hem te zorgen. Referent heeft foto’s overgelegd en tijdens de zitting toegelicht dat hij ernstig gehandicapt en zorgbehoevend is. Mede vanwege deze gezondheidsredenen heeft hij de mvv-aanvraag ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat de medische problematiek van referent geen bijzondere omstandigheid vormt om op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht van het geldende beleid af te wijken. Verweerder heeft daarbij op deugdelijke wijze meegewogen dat referent weliswaar zorgbehoevend is, maar dat niet is gebleken dat deze zorg dag en nacht nodig is en dat de aanwezigheid van eiseres in Nederland daarvoor noodzakelijk is. Verweerder heeft ook niet ten onrechte gesteld dat referent voor deze zorg een beroep kan doen op bestaande voorzieningen in Nederland.
5.1.
De hiertoe aangevoerde beroepsgrond slaagt evenmin.

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. Eiseres krijgt daarom het betaalde griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat ook geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.N. Abdoelkadir, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Feijtel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.