ECLI:NL:RBDHA:2025:9073

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
NL25.22214
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenzaak

Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 8 mei 2025 was genomen, waarbij de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 21 mei 2025 was opgeheven, maar dat dit niet betekent dat de eiser recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank heeft de vraag beoordeeld of de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was voorafgaand aan de opheffing. De rechtbank concludeert dat de gronden voor de bewaring, waaronder het risico op onderduiken en de weigering om mee te werken aan de overdracht aan Spanje, voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank heeft de stelling van de eiser dat hem niet was gevraagd of hij een asielaanvraag wilde indienen, verworpen, omdat deze mogelijkheid expliciet was geboden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de belangenafweging door de minister zorgvuldig was uitgevoerd. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.22214

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 21 mei 2025 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 21 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1992.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Maatregel van bewaring
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. In de maatregel staan als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en staan als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Ter zitting heeft verweerder zware grond 3f laten vallen.
5. Eiser voert aan dat sprake is van een motiveringsgebrek, nu verweerder deze grond ter zitting heeft ingetrokken. Deze grond is namelijk wel meegenomen in de belangenafweging. Bovendien blijft de maatregel, zoals deze aan eiser is uitgereikt, hetzelfde. Verder stelt hij zich op het standpunt dat hem tijdens het vertrekgesprek van 12 mei 2025 had moeten worden gevraagd of hij een asielaanvraag in wilde dienen. In dat vertrekgesprek heeft hij namelijk verklaard dat hij wordt bedreigd en liever niet naar Spanje wil vertrekken.
6. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hem had moeten worden gevraagd of hij een asielaanvraag wilde indienen. In het proces-verbaal van het gehoor is hem expliciet de mogelijkheid geboden opnieuw een asielaanvraag in te dienen. Hierop geeft eiser aan dat hij graag naar Spanje wil en niet opnieuw asiel wil aanvragen. Hij heeft evenmin onderbouwd dat hij daadwerkelijk bedreigd wordt in Spanje. Bovendien heeft eiser in Nederland (evenals in andere landen) al eerder asielaanvragen ingediend en is dus bekend met de procedures. Gelet hierop hoefde de regievoerder niet nogmaals hem expliciet te vragen of hij asiel wilde aanvragen. De maatregel is daarmee gebaseerd op de juiste grondslag.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser de feitelijke juistheid van de zware gronden 3a en 3k en de lichte gronden niet heeft betwist. Deze gronden zijn voorts ook feitelijk juist en voor zover nodig voldoende zijn toegelicht in de maatregel van bewaring. De gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen, zodat een significant risico op onderduiken is gegeven. Dat ter zitting een grond ingetrokken maakt de maatregel dan ook niet onrechtmatig. Dat in de uitgereikte maatregel deze grond nog wel is gemotiveerd maakt niet dat voor eiser onvoldoende duidelijk is op welke (overige) gronden hij in bewaring zit en dat deze voldoende zijn om de maatregel te kunnen dragen. Daarnaast volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat de belangenafweging onzorgvuldig is geweest. Immers, ook nu een van de zware gronden ter zitting is vervallen, mocht verweerder uitgaan van een significant risico op onderduiken en is in de belangenafweging beoordeeld of de persoonlijke omstandigheden zwaarder wegen dat het risico op onttrekking.
Lichter middel
8. Eiser voert aan dat een lichter middel had moeten worden opgelegd, omdat de maatregel in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Uit een nieuwsartikel van de Telegraaf [3] blijkt namelijk dat er regelmatig geweld plaatsvindt in het Detentiecentrum Rotterdam. Dit maakt een inbreuk op eisers psychische integriteit.
9. Gelet op de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd en het risico op het onttrekken aan toezicht dat daaruit voortvloeit, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er in dit geval geen andere afdoende en minder dwingende maatregel dan de inbewaringstelling doeltreffend kon worden toegepast. Het nieuwsartikel van de Telegraaf leidt niet tot een ander oordeel. Dit nieuwsartikel is bijna een jaar oud en is gebaseerd op incidenten in (ook) het (verdere) verleden. Niet is gebleken dat eiser in dezelfde omstandigheden verblijft.
Ambtshalve toets
10. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 23 mei 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.“Geweldsexplosie in detentiecentrum Rotterdam: zestig vreemdelingen op de vuist na drugscontrole”, 26 mei 2024.